Ik steek de sleutel van mijn nieuwe huis in het slot. Het is een klein huis met een rode deur. Ik stap naar binnen en ruik de heerlijke geur van vers gezette koffie. Een jonge vrouw staat in de keuken. Ze kijkt op als ze me binnen hoort komen. 'Hallo, jij moet meneer Winter zijn', zegt de vrouw met een vrolijke glimlach. We schudden handen en ze stelt zichzelf voor als Sam Regrette. Ze geeft me een korte rondleiding door het huis. 'Is mejuffrouw Winter niet aanwezig?' vraagt we als we bij de badkamer zijn aangekomen. Mejuffrouw Winter. Casidy. Ik schud mijn hoofd. 'Ze kon, eh, er helaas niet bijzijn vandaag', zeg ik een beetje twijfelend, denkend aan haar levenloze gezicht. De vrouw gaat er niet verder op in en we lopen door naar de slaapkamer. Na de rondleiding drinken we een kopje koffie en praten we wat over koetjes en kalfjes, niks bijzonders. Rond een uur of vier vertrekt de vrouw en zet ik de radio aan. Dat deed ik vroeger ook altijd, de radio aanzetten. Ik hield er niet van als er stilte om me heen hing. Ik herken het liedje en zing mee. 'Non, je ne regrette rien.' Ik pak de koektrommel en pak er een koekje uit. Opeens voelt het weer net als vroeger. Dit zou het leven kunnen zijn dat ik had kunnen lijden. Maar nooit zal het normaal worden.
De volgende dag ga ik terug naar de markt. Het eerste wat me opvalt is dat het kraampje van Jack verdwenen is. 'Julian?' Ik schrik op als ik mijn naam hoor. Mijn echte naam. Ik draai me om en herken de jongen achter me meteen. Het is Tomaat, nou ja, dat was zijn bijnaam altijd. Zijn echte naam is Tomas. 'Sorry, ik denk dat je de verkeerde moet hebben', zeg ik met een flauwe glimlach. Tomas knikt, maar schudt dan zijn hoofd. 'Je lijkt zo op hem. Hij heette Julian, maar hij stierf een paar jaar geleden', zegt Tomas. 'Het spijt me voor je', zeg ik uit beleefdheid. Ik besluit dat ik best vrienden kan hebben nu. Hoe meer mensen er om me heen zijn, hoe minder ik opval. 'Mijn naam is Wolf', zeg ik met een glimlach. Tomas lacht en stelt zichzelf ook voor. Wanneer ik wegloop met Tomas, zie ik mijn moeder in mijn ooghoek staan. Haar ooit blonde haren zijn nu grijs, net als haar ogen. Ze ziet er moe uit. 'Dat was zijn moeder', zegt Tomas opeens achter me. Haar ogen ontmoeten de mijne. Even denk ik dat ze me herkent. Snel draai ik mijn hoofd om. 'Zeg Tomas, ik heb gehoord dat ze hier heerlijke poffertjes verkopen', zeg ik met een grijns. Tomas ogen lichten op. 'Dat klopt! Volg mij maar.' En terwijl Tomas voorop gaat, kijk ik nog één keer naar mijn moeder. En ik zie nog een laatste keer haar nog altijd lieve glimlach.
JE LEEST
Mijn tijd |deel 1|
FantascienzaIedereen weet wanneer hij of zij dood gaat. Het staat op onze arm getatoeëerd, een datum. Waarom is niet duidelijk, maar het helpt ons. We kunnen ons voorbereiden op onze dood en we kunnen afscheid nemen van de mensen van wie we houden. Helaas zou i...