Puzzel 13

721 50 14
                                    

Aangezien het de hele week mooi weer was liepen ze elke dag een rondje naar de Maas. Elke dag konden ze een stukje langer, aangezien Eva steeds een beetje meer energie kreeg. 'Wat is mijn lievelingskleur?' zoals altijd had ze honderd vragen klaar.
'Weet ik niet,' grinnikte Floris. 'Ik weet niet of je die hebt.'
'Wat voor werk doe ik?' hij had gehoopt dat die vraag nog langer op zich zou laten wachten, maar helaas.
'Politiewerk.'
'Echt waar? Wat cool.' Vond ze.
'Heb je trek in een ijsje?' ze liepen de stad in, op weg naar een terrasje. Eva knikte.
'Zit ik echt bij de politie?' hij knikte. 'Wil je me eens meenemen daarnaartoe?'
'Ik weet niet of dat al zo'n goed idee is Eef.'
'Hm.' Ze was het er duidelijk niet mee eens, maar ze liet het maar. Ze had de ijskaart al in haar handen voordat ze op de stoel zat.
'Weet je al wat je wilt?'
'Choco ijs met choco saus.' Glimlachte ze en ze gaf de kaart aan hem. Floris glimlachte, hij wist dat dat het ijsje was dat ze altijd nam.

'Waarom wil je me niet meenemen?' ze waren net terug in haar huis. In de keuken was het heerlijk koel, een verademing na de warmte van buiten.
'Waarheen?' Floris wist zo snel niet wat ze bedoelde.
'Naar mijn werk. Ik wil het graag zien.'
'Je moet niet zo hard van stapel lopen Eef. Het komt vanzelf wel.' beloofde hij.
'Waarom nou. Het gaat toch goed Floris.' Ze was het er gewoon niet mee eens. Hij wist dat hij dit niet zou winnen, dus besloot hij haar gedeeltelijk haar zin te geven.
'Misschien is het goed om eens opnieuw kennis te maken met een paar goede collega's.' besloot hij, ze knikte bedenkelijk. 'Ik wil niet dat je een terugval krijgt omdat we te snel gaan.' legde hij uit.
'Oké. Dat snap ik wel, denk ik.' Knikte ze. Ze gaapte. 'Welke collega's?'
'Het is goed voor vandaag Eva,' knipoogde hij. Ze zuchtte maar ging akkoord. Hij had gelijk. Ze was doodop.
'Maar morgen wil ik het gelijk weten.' Moest hij haar beloven.
'Ik had ook niet anders verwacht.' Lachte hij naar haar. Ze bleef nog even zitten voordat ze naar boven ging. Ze vond het fijn om naar hem te kijken. Ze vond het fijn om zijn stem te horen en zijn lach te zien. Ze werd er rustig van, het voelde vertrouwd. Het voelde alsof ze hem al heel lang en heel goed kende, maar aan de andere kant was hij nog steeds nieuw en onbekend. Ze wist niet goed, wat ze allemaal precies vond. Ze kon het niet plaatsen.

PuzzelstukjesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu