Almost nobody

2.7K 113 4
                                    

Met de mantel van Harry om me heen geslagen loop ik door de gangen van het kasteel. Het is nu iets van elf uur 's avonds en als ik betrapt wordt heb ik een klein probleempje. In mijn zakken zitten allemaal verkleinde dingen, zoals kleding, eten en wat behoeftes. 

Zonder iemand te zijn tegen gekomen, ben ik bij de zijdeur aangekomen. Zachtjes duw ik de deur open, wat met gekraak gepaard gaat. Een koele windvlaag begroet me en de maan schijnt helder aan de hemel. Voorzichtig loop ik naar buiten en sluit de deur achter me. 
Naast de deur staat twee grote plantenbakken, met kleine boompjes erin. Ik kniel neer bij één van de pakken en begin een klein patroon te tekenen op de pot. Er zijn weinig mensen die dit weten en ik heb het gehoord van Fred en George. Een geheim luik opent zich in de plantenbak. 

Ik had verwacht dat de plantenbak leeg zou zijn, maar nee. Er liggen spullen in. Deze spullen zijn niet van Fred en George, aangezien zij altijd de rechter plantenbak nemen en ik nu bij de linker zit. 

In de bak ligt een brief. Hij is al wat ouder aan het gele perkament en het deels verrotte touw te zien waarmee hij tot een rolletje is verbonden. Ernaast licht een losgescheurde bladzijde van iets, waarschijnlijk een boek. Op de bladzijde is iets te zien dat op een stamboom lijkt. Helemaal achterin de bak ligt ook nog een kettinkje. Het is een gouden kettinkje en er zit een klein bedeltje aan. Ik kan niet goed zien wat het bedeltje laat zien, maar het is een rondje met iets erin. 
Ik besluit de spullen straks pas van dichtbij te bekijken en gooi nu eerst de mantel erbij. Met hetzelfde patroon laat ik het luik weer verdwijnen. 

Ik zoek een beschutte plek op en kijk schichtig om me heen. Als ik gezien wordt door mensen, verraad ik mezelf meteen. En dan kan ik nooit meer stiekem wegsluipen. Ik sluit mijn ogen en de duisternis begroet me. Met een klein zuchtje begin ik me te concentreren. Langzaam zet de verandering zich op gang en niet veel later is er alleen nog maar een wolf te zien. 

Rustig zet ik mijn tocht voort richting de beukwilg op de top van de heuvel. Hij merkt me gelukkig als dier niet op en ik trippel richting het gat bij de stam van de boom. De weg naar het krijsende krot. 
Zachtjes loop ik door de gangen van het verlaten landhuis. Het is er stoffig en ik ben nog geen twee stappen binnen als ik moet niezen. Lekker begin. Voorzichtig duw ik een deur open en op mijn hoede loop ik de gang in, naar de trap. Vanuit de slaapkamer klinkt wat gerommel. Sirius. 

De deur van de slaapkamer zelf staat gelukkig al open en op mijn hoede doe ik een paar stappen de kamer in. 
Daar zit hij. De allereerste gevangene die ontsnapt is uit Azkaban ooit. Ik ga op de grond zitten en bekijk hem eens goed. De gestreepte kleren hangen losjes om hem heen en zijn veel te groot. Zijn haar is vettig, zijn kleren vies. Het kenmerkt hem meteen. Hij zit op het bed en heeft iets in zijn handen dat op een stuk brood lijkt. Voor zover je het brood kan noemen. 

Opeens draait hij zijn hoofd mijn kant op en ziet me zitten. Geschrokken verstijft hij. Het gebeurt natuurlijk niet elke dag dat er een wolf voor je neus staat. Als hij merkt dat ik hem niet aanval, zucht hij opgelucht.
'Je liet me schrikken wolfje' Zijn stem is schor, maar vriendelijk. Nieuwsgierig loop ik wat dichterbij. 'Wat heb jij toch een makkelijk leven' mompelt hij. Pardon? Ik een makkelijk leven? Verontwaardigd blaf ik kort. Hij kijkt me even verbaasd aan maar grinnikt dan. 

'Oke, oke, dan niet. Maar kijk mij nou eens. Onschuldig opgesloten in Azkaban, ontsnapt en nu voor iedereen op de vlucht.'
Hij heeft wel gelijk. Mijn staart zwiept rustig heen en weer en ga naast het bed zitten.
'Weet je hoe fijn het is om in je faunatenvorm vrij rond te kunnen lopen' mompelt hij, meer tegen zichzelf dan tegen mij. 

Ja dat weet ik. Ik ben er namelijk eentje. Sirius zucht even.
'Ik begin echt gek te worden. Ik praat zelfs tegen een wolf. Nog even en ik begin te denken dat je me kan verstaan.' Weer blaf ik. Ja, ik kan je ook verstaan. 

Hij loopt naar het raam toe, waar in de verte de contouren van Zweinstein te zien zijn. 'Die goede oude tijd. Ik weet het nog goed. Ik zou er alles voorover hebben om Harry even te zien en die Peter te vermoorden. Maar niemand gelooft in mijn onschuld, dus het is onmogelijk. 
Op dat moment verander ik terug naar mijn normale menselijke vorm. 

'Bijna niemand Sirius' 

Slytherin girlWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu