We know your secret

2.1K 88 17
                                    

Neuriënd loop ik door de toch wat stille gangen van Zweinstein. Het is mooi weer, dus iedereen is buiten of aan het eten. De examens zijn achter de rug, ik ben met alles uitmuntend geslaagd, en Sirius en Scheurbek zijn ontsnapt. Wat willen we nog meer?

Rust. Harry, Ron en Hermelien zijn schatten, maar echt rust heb ik nooit met ze. Ik ben bang dat ik ook nooit echt rust zal krijgen, ook gezien mijn achtergrond.

Opeens krijg ik een harde duw in mijn rug, waardoor ik voorover val. Het is dat ik snelle reflexen heb en me nog op kan vangen. Achter me hoor ik gelach. Chagrijnig krabbel ik weer overeind en richt me tot mijn aanvallers. Het zijn drie jongens, uit Zwadderich te zien aan hun kleding, en ze zitten volgens mij in het vijfde jaar. 

Dan herken ik ze. Dit zijn de jongens die ik een paar dagen geleden tegen kwam toen ik op de terugweg was van Zweinstein. Had mijn intuïtie dus toch gelijk, ze zijn niet te vertrouwen. 

'Kijk eens wie we daar hebben' zegt één van de jongens. Hij heeft kort geschoren haar en een grote neus, die me een beetje doet denken aan een havik.

'Dit is dus onze knappe beroemdheid op Zweinstein' grijnst een ander. Deze lijkt ergens een beetje op Harry, met zwart haar en een mager postuur. Zijn haar zit echter strak in model met heel veel gel. De blik op zijn gezicht betekent niet veel goeds als ik het zo zie.

'Waar heb je het over?' zeg ik. Hoezo ben ik een beroemdheid op Zweinstein?

'Lieg niet' sist de derde en laatste jongen. Hij is kleiner en wat dikkig. Zijn lange bruine haren hangen sluik langs zijn gezicht. Hij doet me aan Peter Pippeling denken.

'Laat het' zegt de Harry-Potter-jongen. Ik krijg het idee dat hij het groepje 'leidt', net zoals Draco. De jongen richt zich tot mij en bekijkt me eerst van top tot teen voordat hij begint te praten.
'Heb je het niet gehoord? Heel Zweinstein heeft het over dat 'nieuwe meisje die wel een Glamorgana moet zijn, zo knap is ze'.'

Volgens mij kijk ik de jongens heel verbaasd aan, want ze schieten in de lach. Ik slik even. Ik heb hier een naar gevoel over en mijn hand glijdt iets verder naar mijn toverstok toe.

'Het zit zo-'

'Wie zijn jullie?' kap ik de Harry-Potter-jongen af. Hij is er duidelijk niet blij mee, maar wel verrast.

'Dat hoef je niet te weten' snauwt de dikkige. Oké, als je het niet zelf vertellen wilt, haal ik het wel uit je.

Ik scan de jongens en hun gedachten. De Harry-Potter-jongen heet Jelle. Jelle Cuperus. Ik spreek met mezelf af dat ik hun namen ga onthouden.

De dikke jongen, die lijkt op Peter Pippeling, heet Carel Finselaar. De laatste kale jongen is Frits Gorter. Ik ga aan Hermelien vragen of ze me kan helpen met een research naar hun familiegeschiedenis, hoewel ik al een vermoeden heb.

'Wat moet je van me, Cuperus?' vraag ik achterdochtig. Hij kijkt me even verbaasd aan, maar dan verschijnt er een sluwe grijns op zijn gezicht.

'Het zit zo' zegt hij, en dit keer laat ik hem wel uitspreken. 'Wij weten wie jij echt bent, Verbrugge. Je kunt misschien een groot deel van Zweinstein voor de gek houden, maar dat zal niet bij ons lukken.'

Aan mijn blik is niets veranderd, maar vanbinnen heb ik het tegelijkertijd ijskoud en bloedheet gekregen. Ze zouden het niet kunnen weten, toch?

'Er zijn oude tovenaarsfamilies die wel degelijk weten dat de familielijn van de Mergels nog bestaat. Families die gezworen hebben de Mergels op te sporen. We zullen je identiteit onthullen, Mergel! We zullen je vernietigen!'

Alle drie de jongens kijken me triomfantelijk aan en mijn hersenen draaien overuren. Ik heb meerdere keuzes die ik kan proberen en laat ik met de eerste beginnen.

'Ik- ik weet niet waar jullie het over hebben. Ik ben een dreuzeltelg' protesteer ik.

'Ik had al eerder gezegd dat je niet moest liegen' snauwt Finselaar.

De jongens stappen wat dichter naar me toe en voorzichtig doe ik een stap naar achter. Mijn hand klemt zich om mijn toverstok, die in mijn zak zit.
Door een kille grijns op mijn gezicht te laten vormen, verberg ik mijn angst. Als ze een Mergel willen hebben, kunnen ze er eentje krijgen.

'Goed, ik ben een Mergel. Katelynn Mergel' zeg ik duister. 'Maar wat willen jullie met deze informatie? Niemand zal je geloven, niemand zal je willen geloven. Jullie zijn machteloos en kunnen niks beginnen tegen mij.'

De kale, Gorter, lijkt al wat minder overtuigd, maar bij de andere twee zie ik hun grijns nog verbreden.

'Daar hebben we aan gedacht' zegt Cuperus grijnzend. Hij haalt zijn hand uit zijn zak en laat een klein zwart doosje zien. Een opnameapparaat, bedenk ik me geschrokken. 'Met behulp van je bekentenis zullen we jullie geheim bekent maken!'

En dan hou ik de kilte die altijd in me schuilt niet meer tegen.

De grijns op mijn gezicht verschijnt weer. Ik hou mijn hoofd een klein beetje schuin en kijk Cuperus recht aan.

'Dacht je dat?'

Ik knijp in mijn hand en mijn spieren spannen zich aan. Heel even is het stil, maar dan begint het opnameapparaat te kraken en te roken. Van schrik laat Cuperus het los. In plaats van dat het op de grond valt, blijft het hangen in de lucht.

Ik stoot een korte kille lach uit en laat vervolgens het apparaatje ontploffen. Daarna valt het is stukken uiteen op de koude vloer.

De drie jongens stappen nu, allemaal geschrokken, even achteruit.

'Dat krijg je ervan als je een Mergel in het nauw drijft jongens' zeg ik geamuseerd. 'Dus bij deze zal ik mij met rust laten als ik jullie was. Fijne dag verder, Cuperus, Finselaar en Gorter.'

Ik doe een paar stappen achteruit, om nog even de verbaasde blikken mee te maken. Daarna draai ik me om en loop met grote passen weg, wetende dat ik nog veel last ga hebben van deze drie jongens.

-------
Nog een hoofdstuk :)
Denken jullie dat die jongens een gevaar gaan vormen voor Kate?

Slytherin girlWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu