"Als we hier toch zijn, kunnen we net zo goed wat aan het verslag doen." Jace propt zijn boterham in zijn mond. Ik grinnik. Het is een paar uur later, en ik voel me alweer een stuk beter. Behalve de hoofdpijn dan, maar daar heb ik al mee leren leven.
Er valt even een stilte. "Als.. als je je daar goed genoeg voor voelt." onzeker kijkt Jace me aan. Hij heeft me de afgelopen uren overspoelt met zijn zenuwachtige en bezorgde gedrag, ik wordt er zowat gek van, want ik heb al zeker 20 keer gezegd dat ik me al weer beter voel.
'Ja, flapdrol. Het gaat prima! Pak jij de computer?' ik wijs naar een kast in de woonkamer. Zelf zet ik snel de bordjes in de vaatwasser en daarna loop ik achter Jace aan, de woonkamer in.
"Weet je, ik schrok echt toen je ineens flauwviel. Ik maakte me zorgen." met een heftige blik kijk ik snel naar Jace.
'Je bent mijn vriendje niet, weet je nog!' ik trek wat rare blikken naar hem. Jace kijkt me onfatsoenlijk aan, en ineens verschijnt er weer zo'n flauwe grijns.
"Nog niet." zegt hij. Hij tuit zijn lippen en gooit me een kus toe. Dan knipoogt hij ook nog een keer, voordat hij de computer opstart.
'Bah, Jace!' roep ik walgend. 'Doe eens normaal.'
"Ja, kijk. Dat is nou juist het hele probleem." zegt hij. "Als ik bij jou ben, voel ik me anders. Dan ben ik niet mezelf." Met een dramatisch en extreem nep loopje komt hij naar me toe en houdt hij ineens mijn hand vast. "We zijn voorbestemd voor elkaar!" zegt hij met zijn toneelspelende stem.
'Pffff! Stop!'
Meteen kap ik hem af. 'Als we voorbestemd zouden zijn, zou je juist jezelf kunnen zijn bij mij. Dan zou je je niet anders moeten voelen of voor moeten doen, dat is geen liefde. Liefde is iets waar je voor kan leven, voor kan blijven. Iets waar je zelf 100% achter moet staan. Anders werkt het niet.'
Doordringend kijkt Jace me aan, met een blik waar je bang van wordt. Hij gaat naast me staan, leunend tegen de tafel.
Ineens voel ik me een stuk minder zelfverzekerd. Jace is veel groter als mij, en als hij hier zo naast me staat valt zijn schaduw letterlijk over mijn hele lichaam. Hij zet zijn hand op de rand van de tafel, naast de mijne. Ik voel dat zijn warme huid de mijne aanraakt en mijn hartslag versnelt wat.
"Je weet er wel veel van." Jace knikt onder de indruk zijn hoofd. Eerst denk ik dat hij me weer voor de gek zit te houden, maar als ik hem aankijk zie ik weer die andere blik.
Die blik die hij krijgt als hij serieus is. Als hij echt ergens over wil praten en geen grapjes meer maakt. Die blik die mij verteld dat ik niet bang voor hem hoef te zijn. Die blik die verraadt dat hij ook een zacht kant heeft. Dat hij ook maar een mens is.
Gek eigelijk.
Hoe een blik mensen zo kan veranderen.
Het ene moment kan iemand boos zijn, en je pijn willen doen, terwijl ze het moment erna hartstikke gebroken zijn, en je juist nodig hebben om hun moed in te spreken.
'Vind je?' voorzichtig kijk ik Jace aan, met een kleine grijns rond mijn mond. Mijn ogen haken zich in die van Jace. Weer verdrink ik zo wat in de oceaankleurige iris, ik kan het niet helpen.
"Ik vraag me af..." Jace fluister. Vanuit mijn ooghoek zie ik zijn hand omhoog gaan, naar mijn gezicht. Zijn hoofd komt dichter bij het mijne, en ik weet al wat er gaat gebeuren.
Zo snel als ik kan draai ik mijn hoofd om en loop ik naar de andere kant van de kamer. Achter me hoor ik Jace zacht zuchten, maar net hard genoeg voor mij om het te horen. Ik zie dat hij teleurgesteld zijn hand weer laat zakken en dan naar de grond kijkt.
JE LEEST
The One Who Loved.
Teen Fiction"Dus.. Evy." zegt Jace. Ik zucht diep. Jammer. Hij is er nog. "Dus, Jace." zeg ik hard en bot. "Jep, mooie naam he!" zegt hij. "Net zoals die van jou, Eef." Meteen stop ik met lopen en draai ik me naar hem om. 'Ten eerste, je naam is poeplelijk, e...