Hij duwt de laatste pluk graan aan de kant, zodat de doorgang breder is. Er verschijnt een hele horizon voor ons en ik weet niet waar ik eerst moet kijken.
'Whoaa.' zeg ik onder de indruk. We bevinden ons op de rand van een klif, die uitkijkt over het hele landschap waar ik al jaren woon. Ik kijk mijn ogen uit. In het gat van het ravijn waar we op uit kijken ligt ons dorp. Als een 6 jarige kleuter begin ik spontaan te zoeken naar mijn huis.
Vanuit dit punt kun je letterlijk alles zien, van mijn eigen huis tot mijn school, wat een heel end verderop ligt.
Ik wist altijd al ons dorp zich tussen twee grote bergen bevond, maar ik had niet verwacht dat het zo veel dieper dan de rest van de omgeving lag. Nog nooit is er ook maar een gedachte bij me opgekomen om de berg op te gaan. Ik begrijp nu ook beter, waarom het altijd zo donker lijkt op straat en waarom de zon zich nooit laat zien. Hij laat zich wel zien, maar kan simpelweg gewoon niet bij ons.
"Wat vind je ervan?" Jace sleurt me weer terug naar de werkelijkheid en staart me gepassioneerd aan. Wat onhandig en lomp gooi ik mijn handen in de lucht, omdat ik geen idee heb wat ik moet zeggen. Jace grinnikt een keer en het valt me op dat hij me blijft aankijken. Ik word er wat verlegen van.
'Het is echt mooi.' zeg ik uiteindelijk maar. Ik lach ook even naar Jace en voor een klein momentje blijven we zo staan.
Jace verbreekt het oogcontact door opeens een plotselinge beweging te maken. Hij loopt dichter naar de rand van de klif en bukt zich daar.
'Jace, doe even normaal!' roep ik hard van de schrik. Hij hoeft maar één foute beweging te maken en hij dendert zo zonder pardon naar beneden.
"Ik pas echt wel op hoor." reageert hij er kalm op en zonder naar mij te luisteren gaat hij toch op de rand van de klif zitten, met zijn benen bengelend over de rand.
Vervolgens draait hij zich om naar mij en maakt hij een kom-hier sein, met zij handen. Meteen schud ik mijn hoofd. 'Echt niet!' zeg ik fel. Ik heb geen hoogtevrees en ben ook niet zo'n bangerik, maar het hoogteverschil van waar ik nu ben en waar ik straks lig als ik naar onder val, is me toch net wat te hoog.
"Kom gewoon!" zegt Jace bijna enthousiast.
'Nee.' zeg ik nog eens stellig.
"Er gebeurt je echt niets." stribbelt hij tegen.
'Hoe moet jij dat nu weten? Ik ben nogal lomp weetje? Stel je voor dat ik,-
"Ik laat je niets gebeuren."
Ik voel mijn hartslag versnellen en geef de schuld maar aan het feit dat ik me op een abnormale hoogte bevind. Ik zucht een keer en kijk at zenuwachtig om me heen. Kan ik ergens heen vluchten zonder dichter naar de rand te hoeven lopen? Het antwoord is nee. Ik weet de weg hierboven niet eens, dus Jace is mijn enige optie.
"Evy?" vraagt Jace een keer.
Ik kijk hem aan en heb meteen spijt dat ik mee ben gegaan. Shit. Ik kom hier niet weg voordat ik op die rand heb gezeten.
Dus loop ik langzaam en voorzichtig naar Jace toe. Natuurlijk verschijnt er een grote grijns op zijn gezicht, want hij wist al dat hij zijn zin toch wel zou krijgen.
Als ik bijna naast hem sta laat ik me heel voorzichtig zakken. Als ik bijna met mijn billen op de rotserige ondergrond zit pakt Jace mijn arm vast, voor he geval dat ik uitglij. Ik ga rustig naast hem zitten en laat mijn benen, net zoals die van Jace, in de afgrond zakken. Als ik eenmaal zit, kalmeer ik en voel ik mijn hartslag weer normaal worden.
En daar zitten we dan, op het uiteinde van een diep ravijn. Met z'n tweeën. Ik merk op dat moment pas dat ik vlak naast hem zit, mijn been raakt de zijne aan. Ik aarzel even, aar zodra hij er geen commentaar op levert laat ik het zoals het is, want vreemd genoeg voelt het vertrouwt.
Een hele tijd blijft het stil en staren we beide over het prachtige landschap heen.
"Heb je je al eens afgevraagd waar je thuis hoort?" vraagt hij.
Ik draai mijn gezicht naar Jace en kijk hem aan. Jace blijft voor zich uit staren, en zoekt geen oogcontact.
'Natuurlijk.' antwoord ik na een poosje.
"Waar?" vraagt hij. Nog steeds kijkt hij niet naar me, toch kan ik aan de toon van zijn vraag horen dat hij er serieus over wilt praten.
'Hier, in dit dorp.' zeg ik zeker.
Ik hoor Jace zacht wat grinniken. "Ik dacht dat je het klimaat hier haatte." zegt hij niet begrijpend.
'Klopt.' lach ik mee.
Pas op dit moment draait hij zich naar mij. Hij kijkt me belangstellend aan en vraagt "Waarom hoor je hier dan thuis?"
Ik kijk kort even naar het dorp dat voor me te zien is. Naar mijn huis, mijn school, de speeltuitjes waar ik vroeger zo veel plezier beleefd heb. Dan kijk ik weer terug naar Jace.
'Ik denk dat het niet uit maakt waar je thuis hoort.' zeg ik. 'In dit dorp ben ik opgegroeid, maar daar gaat het niet om. Hier heb ik vriendinnen waar ik van hou, familie waar ik trots op ben, en natuurlijk ook minder leuke dingen meegemaakt. Waar het uiteindelijk om draait is met wie je bent, niet waar. Het gaat niet om waar je thuis hoort, maar waar je je thuis voelt.'
Begrijpend kijkt hij naar me.
'En het antwoord is altijd precies hier.' zeg ik. Ik pak Jace zijn hand vast en leg die op zijn borstkas, recht op de plek waar zijn hart zit. Zijn hand houd ik even vast. Jace kijkt naar zijn borstkas alsof hij zich voor de eerste keer realiseert hij werkelijk een hart heeft. Ik heb er vaak mijn twijfels bij gehad, maar het is waar. Jace heeft een hart. Hij moet het alleen zelf zien.
"Dankje." zegt Jace uit het niets. Ik begrijp niet goed waar ik een bedankje voor verdient heb, het enige wat ik heb gedaan is mijn mening gegeven. Ik knik enkel alleen maar.
Als ik weer voor me uit kijk, valt het me op dat de zon langzaam onder gaat. Het klinkt misschien suf, maar de enige keren dat ik een zonsondergang heb gezien was op vakantie in Frankrijk.
Jace merkt het ook op en kijkt er net zo tevreden naar als ik doe. Ik glimlach een keer naar hem, ook al kijkt hij niet naar me. Misschien heb ik te snel geoordeeld. Misschien verdient hij een kans. Als ik naar hem kijk krijg ik het gevoel dat hij meer verdient dan wat hem gegeven wordt. Hij ziet niet wie zijn echte zelf is.
Ik zucht een keer, geïrriteerd omdat ik niet alles in mijn handen heb.
Voorzichtig laat ik me meer naar de zijkant vallen, tot ik uiteindelijk met mijn hoofd op Jace zijn schouder lig. Verrast kijkt hij naar me, en ik zweer je dat ik een kleine glimlach zag. Hij schuift nog wat dichter naar me toe en slaat zijn arm om me heen. Een beter gevoel had hij me op dit moment niet kunnen geven.
JE LEEST
The One Who Loved.
Teen Fiction"Dus.. Evy." zegt Jace. Ik zucht diep. Jammer. Hij is er nog. "Dus, Jace." zeg ik hard en bot. "Jep, mooie naam he!" zegt hij. "Net zoals die van jou, Eef." Meteen stop ik met lopen en draai ik me naar hem om. 'Ten eerste, je naam is poeplelijk, e...