"Een spruitenwisser."

105 6 3
                                    

Dinsdag ochtend.

Weer doorweekt loop ik door de schoolgangen. Weer alleen. Lynn had een uur uitval, waardoor we niet samen konden fietsen. Niet dat ik dat heel erg vond. Ik zou niet weten wat ik tegen haar zou moeten zeggen op dit moment. Laten we het erop houden dat het gister niet allemaal heel soepel ging.

Mevrouw Gommers zit al in het lokaal. De deur staat open en al enkele andere klasgenoten zijn binnen. Ik loop door het lokaal heen, naar achteren. Naar de tafels waar ik de vorige les ook zat.

'Je bent er weer.' zeg ik.

"Ja."

Een tijd blijft het stil. Vreemd kijk ik Jace aan.

Als hij verder niks zegt zet ik mijn tas op de tafel naast hem en neem ik plaats op de kruk die onder de tafel geschoven is.

'Waar was je gisteren?' vraag ik nieuwsgierig. Jace blijft voor zich uit staren. "Ik voelde me niet lekker." zegt hij. 'En toen ben je naar huis gegaan zonder een briefje in te leveren of het tegen je vrienden te zeggen?' vraag ik geinig. "Ik ben nieuw. Hoe moest ik weten dat ik een briefje moest inleveren." zegt hij enkel kil. Ik blijf hem aankijken. Ik geloof hem niet.

Ik besluit er verder niet over te praten. Hij lijkt al in een slechte bui te zijn, en het is niet aan mij om die nog meer te verpesten.

'Heb je al iets aan het verslag gedaan?' vraag ik. Jace schud zijn hoofd. "Nee, jij?" Voor het eerst draait hij zich om en kijkt hij me aan. 'Nee, ook niet.' zeg ik. Om eerlijk te zijn had ik er tijd genoeg voor in het weekend, ik werd alleen wat afgeleid door de oude barbiefilms die ik tegen kwam tussen het oude speelgoed. Niet dat ik dat Jace ga vertellen.

"Laten we dan maar beginnen." zegt hij. 'Jep.'

Vooraan in de klas staan allemaal Chromebooks. Ik sta op van mijn kruk en loop ernaartoe om er een te pakken. 'Nummer 22.' zeg ik zacht. Het is mijn autistische hoofd die weer persé mijn verjaardagsnummer moet pakken. Zeg me alsjeblieft dat ik niet de enige ben die dit doet.

Als ik terug ben bij de tafel log ik in op mijn account en maak ik een nieuw document aan. Vervolgens wacht ik op initiatief van Jace, maar daar kan ik nog lang op wachten. Hij staart uit het raam naar buiten en is alles behalve zichzelf vandaag. Ik begin wat aan mezelf te twijfelen. Heb ik misschien iets verkeerd gezegd, of stinkt mijn adem?

'Jace?' vraag ik voorzichtig. "Hmm." zegt hij kort. 'Wat is er aan de hand?' Hij besteed totaal geen aandacht aan mijn vraag en kijkt nog steeds naar buiten. Ik zucht en haal een hand door mijn haar.

Vervolgens loop ik om de tafel heen en ga ik recht in zijn vizier staan. Nu kan hij niet meer om me heen.

'Is er iets?' vraag ik weer.

"Nee." zegt hij star.

Met een strenge, maar ergens ook gekwetste blik kijkt hij me aan. Ik wil met hem praten en hem helpen, maar als hij me niet toelaat heb ik geen andere keuze dan dat maar gewoon te accepteren.

'Kun je dan alsjeblieft normaal doen?' vraag ik voorzichtig. Ik wil niet dat hij hier midden in het lokaal kwaad op me wordt. Jace zucht diep en draait zich om naar de computer. Hij begint wat te typen en kopieert enkele plaatjes van internet.

Ik ga weer naast hem zitten en kijk toe hoe hij de inhoudsopgave ineen zet. Als hij stopt met typen laat hij zijn arm slap naar beneden hangen. Met die beweging raakt hij hort even mijn arm aan, en meteen voel ik weer een rilling door mijn lijf gaan. Mijn lichaam moet daar nu echt mee ophouden.

Nog steeds zo depressief als maar wat kijkt Jace naar de computer. Ik denk dat het moment is aangebroken waar ik mijn geweldige humor erin moet gooien.

'Hey Jace.' begin ik. "Hmm." zeg hij weer kort. 'Waarom lopen er veel dieven naast de snelweg?' met een trotse blik kijk ik Jace aan. Ik zie een flauw grijnsde verschijnen rond zijn mond. "Geen idee." zegt hij uiteindelijk.

'Daar heb je een vluchtstrook.'

Jace rolt met zijn ogen en laat zijn hoofd op tafel vallen. "Wauw, die was slecht." zegt hij grijnzend. Ik hou mijn had wat omhoog. 'Wacht, ik heb er nog een.' zeg ik blij. "Laat horen."

'Het is groen en zit op de voorruit van een auto.' met grote ogen kijk ik Jace aan. Hij begint al te grijnzen. "Een spruitenwisser." zegt hij.

'Nou! Hoe weet je dat!' Ik por hem een keer in zijn zijde en Jace begint alleen maar harder te lachen. "Die is al super oud, en slecht." Hij schud zijn hoofd en lacht hard.

'Oké, nog één!' zeg ik lachend en ik steek een vinger in de lucht. 'Op welke vraag kun je nooit "ja" beantwoorden?' Deze gaat hij toch nooit raden. Jace denkt hard na en leunt met zijn hoofd op zijn hand.

Hij kijkt me diep in mijn ogen aan, en ik voel dat mijn wangen wat gloeien. "Vind je mij lelijk?" zegt hij. Met een smerige grijns kijkt hij me aan en hij haalt zijn wenkbrauwen op. Ik sla een hand tegen mijn hoofd. 'Nee, of..' vrijwel meteen onderbreekt hij me. "Nee? Dus je vind me niet lelijk."

'Dat zei ik niet.'

"Dat zei je wel."

'Nee, ik zei nee als in het is fout.'

"Maar je zei evengoed nee."

Moe kijk ik Jace aan. Gaan we nu echt zo kinderachtig doen?

'Het antwoord was: slaap je?'

"Aahh." Jace doet zijn mond open, maar ondertussen geniet hij nog na van zijn zogenaamde geweldig, leuke grap.

The One Who Loved.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu