"Het lijkt me dus wel verstandig dat de mensen die nog niet op de helft zijn, ook thuis aan het werk gaan." Met een streng gezicht en opgetrokken wenkbrauwen kijkt mevrouw Gommers de klas rond. De meeste leerlingen lijken er niet op te reageren, waarschijnlijk omdat ze al bijna klaar zijn met het hele verslag. Jammer voor mij, moeten we er nog veel aan doen.
Met een veel betekende blik kijkt Jace me aan. Ik rol een keer met mijn ogen en wuif het weg. Snel richt ik mijn focus weer op de leraar. Ze geeft verschillende instructies en tips die het makkelijker zullen maken om een goed verslag te schrijven. En aangezien ik dit samen moet doen met Jace, lijkt het me wel verstandig om op te letten.
Haastige aantekening kras ik in mijn schrift. Vanuit mijn ooghoek zie ik dat Jace voor zich uit zit te staren, en geen aandacht besteedt aan mevrouw Gommer. Wat een poepgat echt waar.
Na heel wat aantekeningen later gaat de bel. Boeken worden snel in de tas geduwd en verschillende papierpropjes worden in de prullenbak gemikt. Jace was dus niet de enige die niet aan het opletten was.
Ik schuif voorzichtig mijn kruk onder de tafel en loop dan zo snel mogelijk het lokaal uit. Om eerlijk te zijn probeer ik Jace gewoon te ontlopen. Ik heb geen zin in zijn gezeur dat we moeten afspreken om dit af te krijgen. Dat weet ik zelf ook wel, ik wil hem alleen geen gelijk geven.
Daarnaast heb ik ook niet zo veel zin om een jongen mee maar huis te nemen. De kans dat er dan meteen oordelen worden getrokken over het feit dat ik een vriendje heb, is nogal groot. Al helemaal omdat Jace al eens bij ons thuis is geweest. "Als ze meerdere keren komen is het een blijvertje!" ik hoor het mijn vader al zeggen. In mezelf schud ik mijn hoofd.
Als ik aankom bij mijn kluisje trek ik mijn jas eruit. Dit was het laatste uur, en ik ben nu uit, godzijdank. Met een harde knal gooi ik mijn kluisje dicht, in de veronderstelling dat ik alleen in de lockerruimte ben.
'Alle bananen nog aan toe!' ik schrik me zowat een ongeluk en val met een harde klap, achterover op de grond. Op de koude, vieze grond. Ouwhch.
'Verdorie, moet dat nou?' schreeuw ik boos. Ik wrijf met twee handen voorzichtig over mijn achterhoofd. Het lijkt wel helemaal te gloeien en brand van de pijn. Zacht wrijf ik mijn haren wat aan de kant.
"Shit. Gaat het?" meteen knielt hij naast me neer en legt hij een hand onder mijn nek als ondersteuning.
Ik zucht diep. 'Wat denk je zelf? Ik kan toch niet ruiken dat jij daar ineens staat.' kort knijp ik even mijn ogen dicht om me te vermannen. Mijn achterhoofd gloeit van de pijn, maar ik kan hier slecht als een kleine baby gaan janken. Dat zou totaal niet cool zijn.
"Kom hier." Jace pakt mijn hand vast en trekt me wat omhoog, zodat ik op de grond zit. Heel voorzichig wrijft hij over de plaats waar het pijn doet. Ik voel dat Jace wat haar aan de kant duwt, waardoor zijn warme vingers mijn huis raken. "Het is wat gezwollen." zegt hij. Nog steeds wrijft hij zacht over mijn hoofd, wat me een geruststellend gevoel geeft. Ik voel mijn hartslag dan ook meteen weer rustig worden.
"Wil je dat ik een coldpack ga halen?" hij gaat op zijn knieën zitten. Snel schud ik mijn hoofd.
'Nee, het gaat alweer.' zeg ik. Ik heb geen zin om hier nog een hele middag op school te moeten blijven hangen, alleen door een kleine hersenschudding.
Jace knikt stellig zijn hoofd. "Jawel. Ik ga er een halen." zegt hij. Hij gaat rechtop staan en wilt al weglopen.
'Nee, laat maar!' zeg ik hard. Onmiddellijk draait hij zich weer naar me om.
"Evy, het ziet er echt niet goed uit." zegt hij.
Ik ben wat verward, omdat hij me Evy noemt. Ook wat vreemd kijk ik hem aan, waar alleen maar een bezorgde blik op terug reageert. Het moet onderhand wel heel ernstig zijn, hij noemt me normaal nooit bij mijn oorspronkelijke naam. Toch blijf ik koppig.
'Nee. Ik wil gewoon naar huis.' zeg ik. Ik wurm me een weg op mijn knieën, nog steeds met een hand op kijk achterhoofd. Jace komt naar me toegelopen en helpt me overeind. Zijn sterke arm kan zowat mijn totale lichaamsgewicht dragen, wat me verrast, maar tegelijkertijd ook niet.
'Verdorie, Jace. Waarom ga je daar ook weer staan?' vraag ik hard.
"Weet ik veel, ik wist niet dat je er van zou schrikken." Ik schud mijn hoofd en diep zucht ik. Met mijn andere hand wrijf ik ook wat over mijn voorhoofd. Het doet zeer, en mijn beeld is wat draaierig.
Ik heb de laatste paar jaar heel veel last van migraine. Meestal op momenten dat er veel stres is of als er te veel prikkels zijn. Ik wordt er dan ook wat duizelig van. Mijn moeder heeft het ook, dus waarschijnlijk heeft ze het aan mij door gegeven.
"Eef, je ziet er echt niet goed uit." zegt Jace ineens heel serieus. Zo serieus heb ik hem nog nooit gezien, dus ik schrik er wat van. "Eef?" zegt hij nog een keer.
'Is het zo erg? Ik dacht een dag zonder mascara gaat wel, maar morgen toch maar weer wel doen dan.' grap ik wat.
"Eef, je weet goed dat ik dat niet bedoel." verontschuldigt hij.
"Eef, ik meen het." herhaalt Jace. "Je ziet eruit alsof je elk moment kan flauwvallen."
Ik schud mijn hoofd. 'Je overdrijft.' zeg ik.
Ik probeer naar de deur te lopen, al voel ik me nog steeds wat duizelig. Ik richt mijn aandacht op mijn voeten en probeer in een rechte lijn te lopen. Al snel wordt duidelijk dat dat niet gaat lukken. Ik verlies mijn evenwicht. Snel grijp ik naar Jace zijn arm. Mijn hoofd bonkt tegen zijn borstkast aan, waardoor het nog meer zeer doet.
"Eef?" hoor ik hem vragen.
Ik voel dat Jace zijn armen om mij heen slaat, zodat ik niet val. Door zijn sterken spieren wordt ik overeind gehouden. Langzamer hand lijkt mijn beeld steeds waziger te worden. Jace zijn gezicht wordt steeds onduidelijker en lijkt van me weg te vliegen. Na een tijd zie ik zelfs alleen nog maar zijn ogen, neus en mond, maar alle gezichtslijnen zijn verdwenen.
Hij vraagt iets aan me, maar ik kan het niet verstaan. Hulpeloos kijk ik hem aan, hopend dat hij me helpt. Ik voel mijn bewustzijn langzaam verder wegzakken, en het enige wat ik kan doen is Jace steviger vasthouden...
JE LEEST
The One Who Loved.
Novela Juvenil"Dus.. Evy." zegt Jace. Ik zucht diep. Jammer. Hij is er nog. "Dus, Jace." zeg ik hard en bot. "Jep, mooie naam he!" zegt hij. "Net zoals die van jou, Eef." Meteen stop ik met lopen en draai ik me naar hem om. 'Ten eerste, je naam is poeplelijk, e...