'Hallo.' langzaam loop ik naar mijn vertrouwde broer en de onbekende jongen toe. Inmiddels staan ze aan de zijkant van de weg, een druk gesprek aan het voeren.
Verbaasd kijkt Timo op. "Wacht maar in de auto op me." zegt hij kort.
Vreemd kijk ik hem aan. Waarom moeten jongens, meisjes altijd behandelen alsof ze baby's zijn? Ik ben oud en wijs genoeg om voor mezelf te beslissen en dus maak ik de keuze om zijn bevelen niet te volgen.
'Nee, ik sta hier prima.' zeg ik enkel. Timo kijkt me wat argwanend aan, maar ik doe alsof ik het niet zie. Als hij dat merkt rolt hij een keer met zijn ogen en gaat hij verder met het gesprek waar hij het zojuist met de jongen over had.
"Heb je verder nog hulp nodig?" vraagt Timo heel beleefd. Hij haalt zijn schouders een keer op en verteld de jongen dat we hem wel naar huis willen brengen. Daaruit merk ik dat Timo blijkbaar dezelfde gedachte heeft als mij. Deze jongen ziet er nogal verdwaald uit.
Heftig schud de jongen zijn hoofd, al valt dat niet heel duidelijk te zien. Hij draagt een donkerblauwe hoodie en heeft zijn capuchon op. Op die manier is zijn gezicht niet zichtbaar. Ik zie alleen zijn mond en een stukje van zijn neus en vraag me af waarom hij zo geheimzinnig doet over zijn uiterlijk.
Uit het stuk gezicht dat ik wel kan zien, is me wel duidelijk dat ik deze persoon absoluut niet ken. Hij moet vast ergens anders vandaan komen en misschien hier gestrand zijn. Die gedachte geeft me wat rillingen, door mijn hele lichaam.
"Oké.. euhh." zegt Timo.
"Sorry van jullie auto." zegt de jongen plots. Hij wijst naar onze auto die hulpeloos en scheef naast de weg staat. De voorlamp is wat beschadigd en los. Verder zijn er wat kleine krasjes op de zien, maar de helft daar van, was al eerder aanwezig.
'Oh.. dat geeft niets, hoor. We regelen dat z..' probeer ik nu. De jongen onderbreekt me.
"Ik ga maar weer eens." zegt hij. Hij wijst naar de weg en loopt vervolgens zonder pardon weg. Mijn mond valt open. Ten eerste vind ik het onbeschoft dat hij gewoon door me heen praatte. Het geeft me altijd het gevoel alsof ik niet belangrijk genoeg ben om naar te luisteren, alsof mensen verwachten dat wat ik ga zeggen nutteloos is. Het voelt heel machteloos.
Ten tweede vind ik het een tikkeltje vreemd dat de jongen hier helemaal alleen loopt. Het regent ten slotte ook nog eens.
Enkele meters loopt hij nu van ons vandaan. Net zoals ik kijkt Timo hem ook verbaasd na. Ineens draait de jongen zich kort even om. Hij kijkt recht onze richting op. Snel kijk ik ergens anders naar, net zoals Timo.
Zo'n enkele seconde later, als ik denk dat de jongen zich weer heeft omgedraaid, kijk ik weer naar het uiteinde van de weg. Het begint als maar harder te regenen, dus knijp ik mijn ogen tot spleetjes. Zo goed mogelijk probeer ik me te focussen op de plaats waar hij nog geen 10 seconde geleden liep, maar hij is er niet meer. Hij is weg.
'W..waar is hij nu?' vraag ik wat bang. Timo kijkt stomverbaasd naar de weg. Hij houdt nog een hand boven zijn ogen, om de regen voor zijn gezicht te remmen, om een beter zicht te creëren. Hij antwoord eerst niet op mijn vraag, en blijft in de verte zoeken, naar iets wat er niet meer is.
'Timo!' zeg ik nog een keer. Ik duw hem zacht tegen zijn arm, zodat hij wakker schud. Niet begrijpend en bezorgd tegelijkertijd, kijkt hij naar mij en dan naar de auto.
"Hij.. nee, dat kan niet.." stamelt hij. Hij schud zijn hoofd een keer, om weer helder te kunnen denken. Vervolgens wijst hij snel naar de auto.
"Kom, we gaan. Ik vertrouw dit niet." zegt hij star. Hij legt een hand op mijn rug en duwt me zachtjes in de richting van de auto, als teken dat ik mee moet gaan. Natuurlijk, doe ik wat mijn grote broer me vraagt.
Ik stap ,doorweekt van het regenwater, de auto weer in. Naast me hoor ik dat Timo de autodeur open doet. Hee voorzichtig pakt hij de ,slapende Mila, van de rijdersstoel af, om haar achterin weer op haar stoeltje te zetten. Dan neemt hij zelf plaats achter het stuur. Voordat hij de motor aanzet hoor ik hem een keer zuchten.
Waarschijnlijk is hij net zo in de war als ik. Om heel eerlijk te zijn is zoiets aparts me nog nooit overkomen, er gebeurt hier in dit kleine dorpje nooit echt wat bijzonders.
Timo rijdt langzaam de spiegelende weg weer op, en richt al zijn focus op het rijden. Ik pak de zak friet weer op mijn schoot, die inmiddels helemaal is afgekoeld. Het voordeel is dat we thuis een magnetron hebben, bedenk ik al.
Na nog een paar minuten rijden komen we naast het straatbordje van onze straat. Het vreemde, onveilige gevoel van de halve aanrijding, wordt langzaam ingeruild voor een vertrouwd en fijn gevoel. We zijn bijna thuis.
Zorgvuldig parkeert Timo de auto achteruit op onze oprit, die wat aan de smalle kant is.
'Doe gewoon vooruit!' waarschuw ik hem. Nijdig schud Timo zijn hoofd. "Nee, ik kan dit. Ik heb het al vaker gedaan hoor." zegt hij eigenwijs. Ik zucht een keer diep. Wat zal het ook uitmaken, deze auto heeft inmiddels toch al een plekje gereserveerd bij het vuilnisveld.
Als hij de motor uitzet, is het ineens extreem stil in de ruimte. Ik kom in een soort trans, wanneer ik me te lui voel om nog te bewegen. Een poosje blijf ik dus gewoon zitten en voor mw uit staren, wat me nu even rust geeft. Timo volgt mijn voorbeeld en doet hetzelfde. Blijkbaar heeft hij ook even een momentje stilte nodig, wat ik dan ook totaal begrijp.
Die goeie jongen heeft net een paar maanden zijn rijbewijs en heeft nu al bijna iemand aangereden. Al was het niet zijn schuld, ik begrijp het wel.
"Eef?" vraagt hij zacht.
Ik draai mijn hoofd voor een kwart, zodat ik hem aan kan kijken.
'Ja?'
Timo draait zijn hoofd nu ook naar mij, en aan zijn blik zie ik dat het hem even niet zo lekker zit.
"Wil je dit.. kunnen we dit voor onszelf houden?" vraagt hij voorzichtig.
'Tuurlijk!' zeg ik. Ik lach een keer naar hem en pak zijn hand kort even vast. Vervolgens maak ik mijn gordel los en stap ik de auto uit.
"Héé!" zegt mijn moeder vrolijk, als we weer binnen komen. Ze klapt blij een keer in haar handen en doet een kort vreugdedansje. "Hmmm.. lekker, frietjes!" zegt ze enthousiast als ze haar handen in elkaar wrijft. Ik grinnik een keer, en mijn stemming slaat gelukkig meteen over naar een wat positievere.
Timo loopt met Mila aan zijn hand te keuken binnen. Mila lijkt alweer helemaal vergeten te zijn dat we net zowat van de weg zijn gereden en dat ze moe is, want ze springt door de keuken heen en roept mijn ouders blij gedag, die beide moeten lachen.
"Waarom duurde het zolang?" vraagt mijn moeder dan plots. Ik zie dat Timo niet goed weet wat hij moet zeggen, dus besluit ik snel een goed excuus te bedenken.
'Ja, het was druk op de weg. Volgensmij stak er ergens een ree over, want de hele Granenweg stond in file.' zeg ik suf.
"Ja." zegt Timo bevestigend. Nog steeds kijkt hij wat schuldig en onbeholpen naar zijn bord.
"Waarom zijn de frietjes helemaal koud, dan?" vraagt mijn moeder door.
'Mam!' zeg ik beschuldigend. Verbaasd kijkt ze me aan. 'We hadden de frietjes al gehaald en toen pas stonden we vast op de weg.' leg ik haar stapje voor stapje uit.
"Oohh." knikt ze dom.
Timo en mijn vader grinniken beide even. Snel knipoog ik even naar Timo. Gelukkig slaat ook snel zijn mood om, en wordt het toch nog een gezellige avond.
JE LEEST
The One Who Loved.
Teen Fiction"Dus.. Evy." zegt Jace. Ik zucht diep. Jammer. Hij is er nog. "Dus, Jace." zeg ik hard en bot. "Jep, mooie naam he!" zegt hij. "Net zoals die van jou, Eef." Meteen stop ik met lopen en draai ik me naar hem om. 'Ten eerste, je naam is poeplelijk, e...