Met een arm om Jace heen geslagen ben ik op weg naar de conciërge. Wankelend en hobbelend probeer ik mijn evenwicht te houden, wat nogal moeilijk is, met slap lichaam die op je leunt.
Jace zoekt steun bij mijn schouder, om zo zichzelf overeind te houden. Ik voel me opeens nog schuldiger dan van te voren. Voorzichtig probeer ik een blik te werpen naar zijn gezicht. Zijn neus lijkt helemaal rood en opgezwollen. Zijn ogen hangen halfdicht en kijken moe voor zich uit. Oh, god. Ik heb deze jongen verminkt.
'Jace, ik voel me echt schuldig.' zeg ik bezorgd. Ik probeer me op de grond voor me te richten, ik kan het me niet veroorloven nu te vallen en deze jongen nog een keer pijn te doen.
"Het gaat best." zegt Jace stoer. Ik schud vastbesloten mijn hoofd.
'Jace, het gaat helemaal niet goed. Moet je jezelf eens zien. Je neus is helemaal dik en rood, je kan je ogen amper open houden en je kan amper lopen.' zeg ik bezorgd.
"Helemaal niet, ik kan prima lopen."
'Als je goed kon lopen, zou je niet half op mij hangen, flapdrol.' Jace glimlacht kort even, wat me alweer wat prettiger laat voelen. Gelukkig dat hij daar nog tot in staat is.
Als we bij de conciërge aankomen, laat ik Jace voorzichtig op een stoel zakken. Pas dan besef ik me ook dat we beide in onze gymkleren door het schoolgebouw lopen. In onze spuuglelijke schoolshirtjes.
Beleefd vraag ik aan de vrouw achter de balie om een coldpact. Ze loopt even weg en komt enkele seconde later terug met een plastic zak, waar blauwe gel in zit. 'Dankje!' ik lach vriendelijk naar haar en draai me dan weer om naar Jace.
Met nog steeds zijn handen voor zijn gezicht zit hij, als je het mij vraagt, hopeloos op de stoel. Ineens is de "stoere en zelfverzekerde" Jace, ingeruild voor een persoon die ook kwetsbaar is.
'Hier.' zacht druk ik de coldpact op Jace zijn neus. Hij trekt zijn gezicht strak en pijnlijk kijkt hij me aan.
'Sorry, maar het moet even. Het moet gekoeld worden, anders wordt het alleen maar erger.' zeg ik meelevend.Ik dip er een paar keer mee, heel voorzichtig. Na een tijdje voel ik ogen op mij branden en ik kom er niet onderuit dan die te ontmoeten. Ik voel mijn hartslag wat versnellen, maar probeer er geen aandacht aan te besteden.
"Je bent echt mooi." zegt Jace ineens. Ik haal het doekje van zijn opgezwollen neus af en kijk hem wat ongemakkelijk aan, zonder idee wat ik hier op moet zeggen. Ik schud wat ongelovig mijn hoofd. 'Dat verbeeld je je alleen maar.'
Ik hoor dat Jace wat grinnikt. "Komt door die opgezwollen neus zeker." grapt hij. Serieus knik ik hem aan en leg ik een hand op zijn schouder. 'Ja, precies. Jij snapt hem.' doe ik mee.
"Is het zo erg?" vraagt Jace bezorgd, maar onserieus.
'Ja, als ik er even zo snel naar kijk...' begin ik. Zacht leg ik een hand op Jace zijn wang en belangstellend kijk ik even naar zijn neus. 'Dat dacht ik al.' zeg ik ernstig. 'Hooguit nog 4 dagen. Misschien zelfs minder.' zeg ik spottend. 'Dit lijkt me dus een goed moment of afscheid te nemen van je geliefden.'
Gespeeld verslagen kijkt hij me aan, maar dat houdt hij niet lang vol. Nog geen 3 seconde later schiet hij namelijk al in de lach. Hij haalt een hand door zijn haar en bijt kort even op zijn lip. Niet dat ik daar op let ofzo.
"Dan wordt je bedankt, Eef." zegt hij gekwetst. Overdreven nep kijkt hij de andere kant op en doet hij alsof hij huilt. "Dit is allemaal jou schuld!" beschuldigt hij.
'Oah!' zeg ik geschrokken. Mijn mond valt open en ik sla mijn armen over elkaar. 'Wie begon er met ballenwerpen op andermans hoofd?'
"Aahh, ik zie het al." zegt Jace. Een flauwe grijns siert zijn mondhoeken. "Je bent gewoon jaloers dat je zelf niet op dat plan bent gekomen. Dat is het." begrijpend schud hij zijn hoofd. Niet hard, want aan zijn blik zie ik dat hij nog steeds pijn heeft.
'Nee, nee, nee. Nee, die eer heb ik niet nodig, in tegenstelling tot jou.' lach ik.
'Kijk, als je jezelf wil bewijzen of iets dergelijks, dat is echt niet nodig. Ik weet namelijk toch al dat je een enorme sukkel bent, snap je.' uitdagend kijk ik hem aan, wachtend op een reactie.Met een "dit-pik-ik-niet" gezicht kijkt hij me aan terwijl hij zijn hoofd een beetje schuin houdt. Weer komt een een kleine grijns rond zijn mond, en ik weet al wat er gaat gebeuren. Natuurlijk probeer ik nog snel weg te rennen, maar jammergenoeg ben ik nooit goed geweest in sprinten.
Vingers prikken een voor een in mijn zij, en ik hou het niet meer uit. Mijn lichaam trekt spastische bewegingen terwijl mijn mond openhangt van het lachen. Dan valt het me ineens op dat mijn lach echt extreem vreemd klinkt. Echt extreem.
'Nee! Laat.. me los!' probeer ik fatsoenlijk uit mijn mond te duwen. De woorden struikelen over mijn tong. Door al het gegiechel heen probeer ik ook nog eens adem te halen, wat allemaal niet heel goed werkt tegelijkertijd.
"Waarom zou ik dat doen?" Jace geniet er intens van. Aan zijn blik te zien denkt hij er geen seconde over na om mij los te laten.
'Jaa-ace!' roep ik nog eens.
"Eee-ef" zegt hij flauw terug.
'Ik stomp je dalijk tegen je neus!' bedreig ik hem. Ineens verslapt zijn grip en voel ik geen geprik meer in zijn zijde. Net op het moment dat ik denk dat het op is gehouden, wordt ik naar Jace toe getrokken. Met een plof val ik op zijn schoot, tot onze gezichten nog geen 3 centimeters van elkaar verwijderd zijn.
Met een nerveuze blik kijk ik hem aan, geen idee wat hij van plan is. Weer versnelt mijn ademhaling. Ik zie dat Jace zijn tanden op elkaar bijt waardoor zijn kaken nog zichtbaarder worden. Zijn neus is dan wel rood en dik, maar alsnog is zijn hoofd gewoon perfect.
Zijn ogen haken zich voor de zoveelste keer in de mijne, en hoe erg ik ook weg wil kijken, het lukt me niet. Het is alsof er een onzichtbaar touwtje tussen ons zit gespannen, waardoor we naar elkaar moeten blijven kijken.
Ik realiseer me niks van wat er om ons heen gebeurt. Waarschijnlijk is de conciërge vrouw nu aandachtig en walgend tegelijkertijd, naar ons aan het staren, hopend dat we laatstejaars zijn en hier snel genoeg weg zijn.
Dan ineens voel ik dat Jace mijn hand vastpakt. Wat verrast kijk ik er snel naar, voordat ik hem vragend aankijk. Hij wil zijn mond openen, maar word onderbroken.
"Evy?" een stem galmt door de grote ruimte heen. "De.. euhh.." het stopt even. Dan pas verbreek ik het oogcontact en draai ik mijn hoofd om, om de persoon aan te kijken.
Meteen valt mijn mond open en stap ik weg van Jace, die me verward aankijkt. Ik wrijf nonchalant een paar keer over mijn benen, geen idee waarom.
"De.. de volgende les begint zo." Lynn kijkt me gekwetst aan, ook al probeert ze dat te verbergen. Ongemakkelijk duwt ze snel een pluk van haar lange, zwarte haren achter haar oor. Mijn ogen vermijd ze, net zoals die van Jace. Ze staart wat onzeker naar de grond voor zich.
'Oh.. oké.' zeg ik. Ook ik sta er wat onbeholpen bij. Lynn knikt nog een keer, niet wetende wat ze moet doen, fan draait ze zich om en loopt ze snel de gang uit.
JE LEEST
The One Who Loved.
Teen Fiction"Dus.. Evy." zegt Jace. Ik zucht diep. Jammer. Hij is er nog. "Dus, Jace." zeg ik hard en bot. "Jep, mooie naam he!" zegt hij. "Net zoals die van jou, Eef." Meteen stop ik met lopen en draai ik me naar hem om. 'Ten eerste, je naam is poeplelijk, e...