"Ik ben zelf een stomme trut."

77 6 2
                                    

"Ik ga maar weer eens." Jace is al opgestaan van zijn stoel en heeft zijn computer al afgesloten. Een pluk van zijn haar hangt voor zijn gezicht, maar hij besteed er verder geen aandacht aan.

Jace en ik hebben geen woord meer uitgewisseld, na het de-volgende-keer-spreken-we-af-bij-jou-huis gesprek. We hebben de hele middag alleen maar naar ons eigen computerscherm zitten staren. Als ik eerlijk moet zijn zit het me niet helemaal lekker. Ik had gehoopt dat Jace ergens wel weer een flauwe opmerking zou hebben gemaakt. Dat hij had gezegd dat mij haar eruit zag als een drol, of dat ik meer aandacht moet gaan besteden aan de planten aan de andere kant van de kamer, omdat ze doodgaan van de dorst.

Maar dat deed hij niet.

De middag verliep nog langzamer dan mijn lessen economie, wat me nogal op mijn zenuwen werkt.

Ik mag Jace niet, maar wil hem ook niet kwetsen. Ik heb misschien wat onhandige dingen gezegd en kan best begrijpen waarom hij me liever niet meer aankijkt. Ik neem de schuld van deze ongemakkelijkheid dan ook geheel op mezelf.

'Jace,-' probeer ik mezelf wat uit de put te helpen. Jace propt geconcentreerd zijn laptop in zijn computertas en kijkt me niet aan. 'Het spijt me van wat ik net zei.' Ik frunnik wat aan mijn armbandje en zucht een keer.

Jace duwt de pluk haar nu naar achteren en wrijft een keer vermoeid door zijn ogen heen. Daarna laat hij zijn armen op de tafel zakken en zucht hij een keer. "Het is prima, het maakt niet uit." zegt hij kort. Pas na dat gezegd te hebben kijkt hij me aan.

Ik voel me wat onzeker, aangezien ik me normaal niet snel in een situatie bevind waar ik mijn excuses aan moet bieden. Echt goed ben ik er ook niet in, maar ik vind het al heel wat van mezelf dat ik de woorden uit mijn mond heb kunne krijgen.

'Weet je wat, jawel. Het maakt wel uit.
Ik had het echt niet moeten zeggen, dat was stom.' zeg ik dapper. Ik weet zelf niet eens waar die woorden vanaf kwamen. Voordat ik het wist waren ze mijn mond al uit.

Jace zegt niets, waardoor ik me nog schuldiger voel. Met elke adem die ik uitblaas krijg ik meer spijt van wat ik heb gezegd. Voor mij waren het misschien maar wat stomme woorden, die samen in een zin passten, maar ik zie aan de blik die op Jace's gezicht staat, dat het voor hem meer betekende.

'Ik,-' ik pak uit het niets Jace zijn hand vast en ik ben niet de enige die schrikt van de onverwachtse actie. Mijn huid raakt de zijne aan. Ik verwacht eigelijk meteen al dat Jace zijn hand zou terug trekken, maar tot mijn verbazing laat hij me toe.

'Ik ben zelf een stomme trut, weet je. Ik heb zelf niet eens veel vrienden, ben de laatste tijd mijn hele schoolcijfers aan het verkloten en moet hier thuis altijd alles delen met Timo.' zeg ik opsommend.

Jace begint te grinniken en schud niet geloven zijn hoofd.

'Nee, echt. Ik meen het. Laatst, kwamen we aan op een verjaardag en merkte iemand op dat we dezelfde parfum ophadden. Hoe ongemakkelijk is dat?'

Jace lacht.

"Kan ik je iets laten zien?" Jace laat zijn stem weer horen. Hij kijkt me wat zenuwachtig aan en wacht op mijn antwoord.

'Ja!..ja.. euhhh, natuurlijk!' zeg ineens opgewekt. Ik vind zijn plotselinge vraag wat vreemd, maar wil zijn enthousiasme niet meteen afkraken.

Er verschijnt vrijwel meteen een glimlach op zijn gezicht. Zijn perfecte, rechten tanden worden blootgesteld aan het licht. Ik weet niet waarom, maar zodra ik zijn gezichtsuitdrukking zie, lijkt mijn zorg ineens in stof op te gaan. Van het ene op het andere moment veranderd mijn hele mood. Het lijkt wel alsof Jace mijn emoties in zijn handen heeft, en maar aan een bepaald touwtje hoeft te trekken om me een mental-breakdown of juist geluksuitbarsting te geven.

Als ik mijn ogen ook maar een paar keer heb geknipperd staat Jace al in de gang, met zijn jas aan. Ik begin te lachen en steek mijn handen in de lucht.

'Gozer, waar ga je heen? Je wou me toch wat laten zien?' begrijp ik niet.

Jace kijkt me aan alsof ik een of andere achterlijke dwaas ben en schud geïrriteerd zijn hoofd. "Trek je jas nu maar aan. We gaan ergens heen." zegt hij er snel overheen.

Ik knik mijn hoofd een keer. Voor een moment twijfel ik, of ik wel met hem mee moet gaan. Paranoïde gedachtes springen bij me op, kan ik hem wel vertrouwen? Wat als hij me nu aan een of andere maffia club gaat overhandigen voor geld, zodat hij een nieuwe playstation kan kopen om samen met zijn vrienden Fifa op te spelen?

Niet lang daarna besef ik me al dat de kans op zo'n gebeurtenis 0,01% is, dus trek ik, zoals gezegd, mijn jas aan en ga ik naast Jace staan in de gang.

"Je kan me vertrouwen hoor. Ik laat je echt niets overkomen." zegt Jace terwijl hij me doordringend aankijkt.

Ik voel blosjes opdringen in mijn wangen en zie in de weerspiegeling van het raampje van de voordeur dan ook dat mijn wangen rood kleuren. Ik lach enkel naar hem.

Jace draait zich al om en opent de deur. Het geluid van de harde wind, dringt het huis binnen en meteen voel ik de kou van buiten op mijn huid.

'Ik vertrouw je ook.' zeg ik zacht. Zo zacht dat Jace het niet zou kunnen horen. Toch hoop ik ergens dat hij het hoorde.

The One Who Loved.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu