Mijn vader en moeder kijken me beide vreemd aan. "Kennen jullie elkaar?" vraagt Timo verward. Met zijn vinger wijst hij heen en weer maar mij en Jace.
'Ja, hij zit in mijn klas.' zeg ik. Nog steeds verward kijk ik Jace aan. Ik zie wat pretlichtjes in zijn ogen branden en een kleine glimlach siert zijn man.
"We doen het scheikunde verslag samen." zegt Jace nu.
"Aah." zegt mijn vader. Hij bekijkt Jace eens goed. "Zijn jullie al hard bezig?" vraagt hij. Waarschuwend kijk ik Jace aan. Als hij nu gaat zeggen dat we er maar even aan hebben gewerkt, komt dat niet echt overeen met wat ik mijn vader nog geen 5 minuten geleden heb verteld. Waarom vraagt hij überhaupt twee keer dezelfde vraag?
"Ja, best wel." liegt Jace. Kort geef ik hem een gemaakt glimlachje.
"Ik kan jullie er wel mee helpen. Ik zit zelf in die scheikundige factor, zie je." zegt mijn vader wat opschepperig.
'Nee, pap. Dat hoeft niet.' streng kijk ik hem aan. Waarom moet mijn familie altijd zo overdreven vriendelijk zijn? Jace en Timo grinniken beide om mijn reactie. Snel gooi ik een boze blik naar Jace.
Ik prop zowat mijn eten in mij mond. Mijn frustratie moet er gewoon uit. Ik begrijp niet hoe Timo en Jace elkaar kennen, dat kan toch gewoon geen toeval zijn?
"Dus, Jace." begint mijn moeder. "Je bent nieuw hier toch?"
Jace knikt. "Ja, klopt. Sinds een paar weken ben ik hier." zegt hij met een kleine glimlach. Ik moet er bijna van overgeven en wacht maar even met nog een hap eten nemen.
"Leuk!" zegt mijn moeder. Ondertussen kijkt ze mij een keer aan en haalt ze haar wenkbrauwen op. Kwaad kijk ik terug, en onopvallend steek ik mijn middelvinger naar haar op.
"En hoe oud ben je nu?" vraagt mijn vader. Ik rol met mijn ogen. Aan de richting van deze vragen voor bedoelt zijn, lijkt het meer alsof Jace hier voor mij is in plaats van Timo. Ik kijk Timo een keer aan, maar hij blijkt het niet erg te vinden. Heel relaxt eet hij een hap van zijn eten terwijl hij geïnteresseerd luistert naar Jace.
"16." zegt Jace. Mijn moeder en vader knikken beide goedkeurend hun hoofd. Ik vind Jace met de seconde vervelender worden en kan me niet meer inhouden.
'Hoe kennen jullie elkaar eigelijk?' vraag ik met een pissige klank in mijn stem. Ik vraag het heel gericht aan mijn broer, maar Jace is degene die antwoord.
"Van het skatepark." zegt hij. Raar kijk ik hem aan. "Ja." zegt Timo, ter bevestiging, omdat ik Jace zo nut aankijk.
'Hoe lang al?' blijf ik doorvragen. Streng en met dichtgeknepen ogen kijk ik Jace aan.
"Een paar dagen ofzo."
Hij heeft zijn zin net uitgesproken als ik alweer begin te praten. 'Ik wist niet dat je deed skaten.' zeg ik kil tegen Jace.
"Ach, Eef!" onderbreekt mijn moeder me. "Laat die jongen nou eens met rust, je overvalt hem met al die vragen." Ik laat me achterover tegen mijn stoel zakken en sla mijn armen over elkaar. Ik? Ik overval hem? Zij beginnen toch met al die vragen, dan wil ik ook meedoen.
Ik wacht nerveus af tot iedereen zijn eten op heeft. Natuurlijk moet Mila weer treuzelen, waardoor we zo'n 10 minuten langer aan de eettafel zitten. Soms kijk ik Jace verward aan, maar als hij zijn ogen mijn richting op draait kijk ik snel weg.
"Gaan jullie maar weer naar boven." zegt mijn moeder lief. "Ik was wel alleen af." ze geeft me kort een knipoog. Als laatst sta ik op van de tafel. Ik hef Mila uit haar kinderstoeltje en zet haar zacht op de grond. "Dankje, Eef." zegt ze zacht en ze duwt een kusje op mijn wang.
Dan loop ik achter Timo en Jace aan de keuken uit. "Ik ga even naar de wc." zegt Jace. 'Ja, ik ook.' zeg ik zacht tegen mezelf. Hij heeft niet door dat ik achter hem sta. Timo loop verder de trap op en Jace draait de andere kamer in, richting de wc. Meteen loop ik achter hem aan. Deze kans laat ik me niet voorbij schieten.
'What the hell, Jace?' zacht, maar kwaad fluister ik, terwijl ik tegen zijn arm duw. Jace draait zich vrijwel meteen om.
"Ach, hey Eef." zegt hij met een flauwe grijns. Hij gaat recht voor me staan en kijkt me diep in mijn ogen aan. Even vergeet ik wat ik wou zeggen.
'Hoe ken je Timo?' vraag ik. Vermoeid kijkt Jace me aan terwijl hij zucht.
"Dat heb ik toch al gezegd. We kwamen elkaar tegen tijdens het skaten."
'Ja, en toen?'
Enigszins wat sprakeloos kijkt hij me aan. Jace haalt zijn schouders op. "Toen raakten we aan de praat." zegt hij. Ik knik.
'Natuurlijk, pure toeval.' Ongelovig kijk ik naar Jace z'n blauwe ogen.
"Ja, gewoon wel." zegt hij. "Niet alles draait om jou, Eef." Mijn mond valt open.
'Dat heb ik ook nooit gezegd.' sneer ik.
"Maar dat bedoelde je wel." weer grijnst Jace gemeen naar me.
'Helemaal niet.'
"Helemaal wel."
'Niet.'
"Wel."
'Oke, stop.' ik steek mijn handen voor me uit en sluit mijn ogen. 'Je wist dat dit mijn huis was, toen hij je het adres verteld heeft of doorgestuurd heeft. Je wist dat Timo mijn broer is. Waarom ben je dan evengoed gekomen?' vraag ik. Zelfverzekerd kijk ik hem aan. Hier kan hij niet met een of andere smoes onderuit komen.
"Zoals ik al zei,-" zucht Jace. "Niet alles draait om jou." hij kijkt me aan en legt kort even een hand op mijn schouder, om begrip te tonen ofzo. Dan draait hij zich weer om om door te lopen naar de wc.
'Rotjoch!' zeg ik nu wat harder dan de rest van het gesprek.
Jace draait zich kort nog even om. Met een lieve, vervelende grijns kijkt hij me aan, waar ik op dit moment niet zo goed tegen kan. "Ik hou ook van jou, Eef." zegt hij spottend.
JE LEEST
The One Who Loved.
Jugendliteratur"Dus.. Evy." zegt Jace. Ik zucht diep. Jammer. Hij is er nog. "Dus, Jace." zeg ik hard en bot. "Jep, mooie naam he!" zegt hij. "Net zoals die van jou, Eef." Meteen stop ik met lopen en draai ik me naar hem om. 'Ten eerste, je naam is poeplelijk, e...