6. Een ongemakkelijke ontmoeting

1.8K 57 6
                                    


De tranen stromen over mijn wangen. Het is ook zo erg! Het is zo erg dat ik nauwelijks kan beseffen dat het zo erg is. Door de waas van tranen zie ik niks meer. Ik heb geluk dat het zo rustig is in de trein, de dichtstbijzijnde mensen zitten op minstens vijf meter afstand. Anders zou ik vast en zeker vragen hebben gekregen, of medelijdende blikken. Nee, daar heb ik nu absoluut geen behoefte aan!

De diagnose: leukemie. Niks leukemie. Stommemie! Als ik door de tijd zou kunnen reizen, was ik nu waarschijnlijk naar het jaar gereisd waarin de idioten leefden die de naam van die rotziekte hebben bedacht. Dan had ik ze wel even op andere gedachten gebracht. Ik probeer stil te huilen, maar het lukt niet. Ik maak van die stomme hikgeluiden die ik altijd maak als ik moet huilen. Als het hikken te erg wordt, trek ik mijn benen op en verstop mijn hoofd tussen mijn knieën. Het moet er nogal vreemd uitzien, maar het boeit me niks. Hélemaal niks. Op dit moment boeit niks me meer wat. Behalve dat mijn zusje beter wordt.

Als de trein aankomt op het station, lijkt het wel alsof ik een uur heb moeten reizen, terwijl ik hooguit acht minuten in de trein heb gezeten. Gelukkig ben ik ook geen conducteur tegen gekomen. Ik heb geen zakdoekjes bij me en veeg mijn neus daarom maar af aan mijn sjaal. Wat boeit het. Die gaat toch ooit wel weer in de was. De deuren gaan open en ik baan me, zonder op de andere mensen te letten, een weg door de mensenmassa voor de deur om als eerste naar buiten te springen. Helaas voor mij staan de mensen die de trein in willen nogal dicht op de deuren en als ik met volle vaart naar buiten wil lopen, gaat het mis.

Ik struikel over het trapje en val recht in de armen van een jongen tegenover me. Tuurlijk! Dit kon er ook nog wel even bij. Me nog eens XXXXXL vernederen tegenover een mensenmassa en een onbekende jongen. Waarom ook niet? Door een vluchtige blik op de jongen te werpen, merk ik dat hij nogal veel moeite heeft gedaan om niet op te vallen, want hij heeft een zonnebril, pet en een wijde trui met een capuchon op. En hij heeft een nep snor opgeplakt, maar ik kan me niet voorstellen dat hij dat heeft gedaan om niet op te vallen. Het zorgt er juist voor dat hij extra opvalt. Hij helpt me overeind en mijn hoofd wordt knalrood van schaamte. Wat ben ik ook een idioot. 'Sorry,' mompel ik. Ik kan zijn ogen niet zien, maar ik voel dat hij me vanachter zijn zonnebril aanstaart. Ik vraag me even af waarom – zo interessant ben ik toch niet? – als ik me besef dat mijn ogen dik en opgezwollen zijn en mijn gezicht knalrood van het huilen én van de schaamte. Als ik zonet dacht dat ik me niet erger kon vernederen, dan had ik het mis. Dit is wel echt hét toppunt van vernedering; eerst de hele trein bij elkaar janken, je vervolgens niks aantrekken van de andere mensen, over het trapje struikelen, recht in de armen van een of andere vage jongen met een zonnebril vallen, ook nog eens recht voor de neus van een hele menigte, en dan een gezicht hebben wat rood en opgezwollen is... 'No, Í'm so sorry,' zegt de jongen. Blijkbaar is hij Engels. Nu heeft hij ook gelijk een goede indruk van Nederlanders, denk ik bij mezelf. Nederlanders zijn mensen die zich huilend in je armen storten, of eigenlijk over een trapje struikelen. Ik kan mezelf wel voor mijn kop slaan. Ik sla mijn armen om mezelf heen, als om mijn lijf te beschermen tegen alle minachtende opmerkingen, en loop dan weg met alle waardigheid die ik nog heb, oftewel niks. Ondertussen probeer ik het gegrinnik van de menigte te negeren. Wat een kutdag.

'Hey, please wait!' De Engelse jongen loopt me achterna. Hij pakt mijn arm vast. Ik voel een korte tinteling door mijn huid gaan voordat ik mijn arm geïrriteerd losruk. 'Hey,' zegt hij. Ik kan nog steeds zijn ogen niet zien – watik aardig vervelend begin te vinden – maar ik heb het idee dat hij me medelijdend aankijkt. Wat heeft hij een bijzondere stem, schiet het raar genoeg door me heen. Zijn stem is laag en een beetje aan de schorre kant.. Ik heb geen idee waarom ik dit opeens denk, maar het toont maar weer eens aan hoe raar mijn gedachtegang soms is. Ik verneder mezelf tegenover een onbekende buitenlandse jongen die me achterna loopt, en vervolgens ga ik zitten nadenken over hoe mooi zijn stem klinkt. Aha... Logisch natuurlijk.

Ik blijf staan en kijk hem boos aan. Hij schrikt niet van mijn blik maar glimlacht. Iets aan die jongen komt me vaag, maar dan ook héél vaag, bekend voor, hoewel ik zeker weet dat ik hem nog nooit ontmoet heb. Ik vraag me af waar hij me bekend van voorkomt, maar dan haal ik mijn schouders op. Het maakt ook niet uit. 'Wat?' vraag ik onvriendelijk, maar wel in het Engels. 'Gaat het? Is er iets mis?' vraagt hij. Het klinkt bijna bezorgd. Maar nee, die jongen kent mij niet eens, dus waarom zou hij bezorgd zijn? Het blijft even stil. De tranen beginnen alweer over mijn wangen te lopen. Dat kon er ook wel weer bij. Heeft hij me gezien nadat ik gehuild heb, ben ik nu voor zijn neus aan het huilen. Ik doe mijn mond open, en weer dicht, maar er komt niks over mijn lippen. Uiteindelijk komt er een geluid uit mijn mond: 'Laat me met rust.' En dan draai ik me om en ren ik weg.

Na twee minuten ben ik bij het ziekenhuis. Ik ben helemaal buiten adem van het hollen. Voor de balie staat een korte rij en ik zucht vermoeid. Nee hè... Ik sluit me aan bij de rij en ik zie wat mensen geschrokken of medelijdend naar mijn gezicht kijken. Ik kijk woedend terug en algauw kijkt iedereen weer naar de grond. Als ik aan de beurt ben is het enige wat ik kan uitbrengen: 'Laura Weelder, waar?' De baliemevrouw kijkt me afkeurend aan, maar ik ben niet in de stemming me te verontschuldigen. 'Kamer 404,' antwoordt ze. 'Vierde verdieping. Er is nu bezoekuur, je hebt geluk.' Blijkbaar heeft ze besloten net zo kortaangebonden als ik te doen. Ik haal mijn schouders op. 'Nogal overbodig, dat een na laatste. En dat laatste wist ik want anders was ik niet gekomen,' zeg ik. Niet eens waar, maar dat weet zij toch niet. Ik was sowieso wel gekomen, bezoekuur of niet, ik ga naar Laura! En met een laatste gepijnigde blik op haar stomme hoofd sprint ik naar de lift. 

Hope ft. Shawn MendesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu