Hoofdstuk 34

276 20 1
                                    

Fenna zit in haar rolstoel en laat zich door Evert het ziekenhuis inrijden. Vandaag heeft ze een controleafspraak, met Nina. Als het goed is mogen ook de zware gipsverbanden om haar arm en been er af. Ze vindt het niet fijn om in het ziekenhuis te zijn, ze vindt het nou eenmaal een nare plek, maar ze is minder zenuwachtig dan drie dagen geleden, toen ze een afspraak had met Peter. Toen stond ze bij binnenkomst zo strak van de spanning dat er het eerste kwartier van de afspraak geen woord had kunnen zeggen. Daarna was ze wel iets tot rust gekomen, en had ze in elk geval – met horten en stoten – kunnen vertellen waarom ze nu wel wilde komen en wilde praten. Peter had uiteindelijk voorgesteld dat ze elke week een uurtje langs zou komen, en dat lijkt haar ook wel goed.

"Nou, Fenna," een halfuurtje na binnenkomst heeft Nina de controle afgerond. De breuken in Fenna's arm en been waren goed geheeld, en het gips is verwijderd. Ze schudt Nina's uitgestoken hand, met haar eigen rechterhand. Het gaat een beetje moeilijk en onwennig, maar ze kan haar rechterarm weer vrij bewegen en daar is ze allang blij mee. "Is de rolstoel echt nodig?" Vraagt ze – voor de derde keer – smekend. Nina glimlacht zwakjes. "Ja," antwoordt ze resoluut, "je mag je been absoluut niet te veel belasten op dit moment. De breuk is goed geheeld, maar te veel druk is nog niet goed voor het bot. Daarnaast heb je ook nog die gerepareerde kniebanden, weet je nog? Ook daar moet je nog voorzichtig mee doen. Vanmiddag heb je een afspraak bij de fysiotherapeut, hij zal met je kijken hoe het nu verder zal gaan." Legt ze uit. Fenna knikt – met tegenzin.

Na het bezoek aan de fysiotherapeut is Fenna alleen maar minder enthousiast. De man – Olivier van Zwarthoven heet hij – had haar verteld wat ze wel mocht en kon doen, en het kwam er vooral op neer dat ze vooral veel niét mocht doen. Voor haar arm valt het wel mee, ze mag – op geleide van de pijn – vrij bewegen, en eigenlijk alleen dingen tillen mag niet. Voor haar been is het een ander verhaal. Ze mag nog niet lopen – wat betekent dat ze nog even vastzit aan de rolstoel – omdat haar kniebanden nog heel fragiel zijn. Het betekent dat ze nog langer stil moet zitten en nog langer niks mag doen. Ze vindt het vreselijk, ze had gehoopt dat ze – nu ze eindelijk van het gips verlost is – wat meer zou mogen en kunnen, maar blijkbaar is dat nog te veel gevraagd.

In de auto staart Fenna zwijgend voor zich uit. Evert legt zijn hand op haar knie. "Lieverd... Ik weet dat dit niet is wat je wilde... Maar het komt goed hè? Het gaat nog even duren maar hij zei dat de kans groot is dat je volledig gaat herstellen." Fenna knikt kort. "Ik ben er gewoon zo klaar mee," mompelt ze, "ik kan níks, Evert. Ik kan alleen maar op de bank zitten... Ik wil-ik wil... Naar buiten, weet ik veel." Ze zucht diep. Ze weet niet wat ze wil, maar het gaat om het principe. Het gaat erom dat ze niks kan. Evert wrijft zacht over haar been. "Nog een beetje geduld, liefje." Fenna laat haar schouders – die ze aangespannen had – zakken en buigt haar hoofd. "Prima." Mompelt ze geïrriteerd. Hij snapt het niet, hij snapt háár niet. En daar is ze boos om, terwijl ze hem tegelijkertijd niks kwaad kan nemen, want ze snapt zichzelf ook niet.

"Hé, Fen," als Evert de straat in rijdt bedenkt hij zich iets, "zullen we Bram en Lies uitnodigen om te komen eten vanavond?" Hij hoopt dat het gezelschap haar goed zal doen. Het is een manier om haar even uit haar eigen hoofd te krijgen, en hij vermoedt dat dat is wat ze nodig heeft. "Nee," is haar korte antwoord, "geen zin in." Evert bijt op zijn lip. "Zeker, lieverd?" Vraagt hij voorzichtig. Fenna knikt kort. Ze heeft geen zin in mensen. Ze heeft nergens zin in. Ze wil alleen maar dat ze terug zou kunnen naar dat ene moment, ruim anderhalf jaar geleden. Dat ene moment waarop ze besloot om in het busje te stappen, om haarzelf te ruilen tegen Thomas. Als ze de keuze nog een keer zou krijgen weet ze niet of ze weer in zou stappen. Niet nu ze weet wat er allemaal is gebeurd, wat ze allemaal heeft moeten verduren. Ze haat zichzelf voor de gedachte; ze zou een peuter opofferen om zelf veilig te blijven. En niet zomaar een peuter; de zoon van haar beste vriendin. Maar wat ze heeft meegemaakt... Ze schudt haar hoofd om de gedachte weg te krijgen. Ze schiet er niks mee op, ze moet het loslaten. Het is gebeurd, ze moet nu maar leren leven met de gevolgen.

Een Nieuw BeginWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu