Hoofdstuk 23

345 19 2
                                    

"Ze weigert nog steeds om me iets te vertellen." Peter haalt een hand door zijn blonde krullen en kijkt Nina en Evert aan. In overleg met Evert hadden Isabel en Nina vanochtend besloten dat er na de intense nachtmerrie van die nacht misschien nog een gesprek met de therapeut plaats zou moeten vinden. Maar dat blijkt nu dus ook geen zin te hebben. Peter zucht. "Praten over hoe dingen waren voor ze werd ontvoerd vindt ze inmiddels prima, maar zodra ik over de ontvoering en wat er in die tijd is gebeurd begin slaat ze dicht." Evert vouwt zijn armen over elkaar. "En nu? Want het kan ook niet langer zo door." Nina knikt instemmend. Peter kijkt het duo voor hem aarzelend aan. "Ik denk dat het misschien beter is om haar even met rust te laten. Steun haar vooral, praat met haar over andere dingen, maar laat de ontvoering even rusten. Het zou kunnen dat ze dan over een paar dagen wel klaar is om te praten." Evert wendt zijn blik tot het plafond. "En in de tussentijd? Nachtmerries, intense angst, daar moeten we toch wat mee?" Het irriteert hem dat de therapeut er zo luchtig over doet. "Er bestaat een kans dat ook die symptomen minder worden als we het onderwerp laten rusten." Vertelt Peter.

Evert besluit een verdere discussie met de therapeut niet aan te gaan. Hij zal gehoorzamen, hij zal niet verder op Fenna's angst ingaan, maar hij is het er niet mee eens. Hij haalt een paar keer diep adem om alle irritatie uit zijn lijf te spoelen, en dan loopt hij Fenna's kamer weer binnen. "Hé lieverd." Hij glimlacht naar haar. Ze ziet er nog steeds heel moe uit, met een wit gezicht en donkere kringen onder haar ogen, maar de paar uur slaap die ze vannacht uiteindelijk nog heeft gehad lijken haar wel een beetje goed gedaan te hebben. Evert gaat op de rand van haar bed zitten, en geeft haar een zachte kus als begroeting. "Ik heb Bram en Lies net gesproken," vertelt hij haar, "ze vroegen of ze vanmiddag even langs kunnen komen, of dat jij dat niet trekt na vannacht. Zeg maar wat je wil." Hij kijkt haar vragend aan. Ze haalt – na even nadenken – haar schouders op. "Kan ik dat vanmiddag besluiten?" Ze is moe, en ze kan nu nog niet bedenken of ze zich vanmiddag goed genoeg voelt. "Tuurlijk." Evert glimlacht geruststellend naar haar. "Wat jij wil, alles is goed." Zegt hij tegen haar.

De rest van de ochtend liggen Evert en Fenna weer samen in het smalle bed. Op een gegeven moment biedt Nina aan om een extra bed de kamer in te rijden, maar het duo vindt het stiekem wel heel fijn, zo dicht tegen elkaar aan. Ze zijn moe, allebei, na de gebroken nacht die ze hebben gehad. Maar slapen willen ze niet. Fenna is nog steeds een beetje angstig voor nachtmerries, Evert wil niet slapen zolang zij wakker is. Hij praat zachtjes tegen haar, hij vertelt haar verhalen over zijn dochters, over stomme acties van Bram, over de relatie van hun collega's, over Liselotte en Thomas, hij praat echt de hele ochtend tegen haar. Af en toe antwoordt ze, of vraagt ze wat, maar ze luistert vooral stil naar hem. Ze ligt met haar hoofd tegen zijn schouder, en geniet van zijn warme lichaam en zachte stem. Het zorgt ervoor dat ze tot rust komt, dat ze zich veilig voelt.

"Evert?" Fenna kijkt met grote bruine ogen naar hem. "Vannacht..." Ze haalt diep adem. "Die nachtmerrie," ze slikt, "ik dacht dat ik weer daar was, bij hem. En hij, hij deed me niks zo lang ik luisterde." Even is ze stil, om moed te verzamelen om verder te vertellen. Evert wrijft met zijn duim over haar arm. De woorden van de therapeut weerklinken in zijn hoofd. "Fen... Je hoeft niet te praten, echt niet." Fluistert hij. Ze schudt haar hoofd. "Ik wil het je vertellen," antwoordt ze, met gebroken stem. "Hij deed me niks als ik gehoorzaamde, maar soms... Hij wilde 's nachts kunnen doorslapen, ik mocht geen geluid maken." Nerveus trekt ze aan een los randje van haar deken. "Als ik dat wel deed werd hij zo boos... Dan-dan kon hij echt..." Ze slikt. "Vannacht... Ik droomde dat ik daar was. Ik dacht het echt. En ik-ik huilde, en ik kon er niks aan doen. Toen... Hij was boos, hij wilde-hij wilde me iets aandoen." Flarden van de droom spoelen door haar hoofd, en ook de angst komt weer terug. "Soms... Soms bleef het bij woede, en schreeuwen en dreigen. Maar soms kon hij echt... Mijn arm," ze gebaart naar het gips, "dat heeft hij gedaan... Omdat hij boos was." Ze begint zacht te snikken, en begraaft haar gezicht in Everts schouder. Hij geeft een zachte kus op haar hoofd. Hij is kwaad, zo ontzettend kwaad dat iemand haar dit aangedaan heeft. Maar nu helpt dat niet. Hij wrijft over haar rug. "Wat dapper dat je dit verteld hebt, liefje," fluistert hij, "en je bent nu veilig, echt. Ik beloof je dat we hem gaan vinden, en gaan laten boeten voor wat hij je heeft aangedaan."

Een Nieuw BeginWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu