Hoofdstuk 43

265 16 1
                                    

In de weken – en uiteindelijk maanden – die volgen, eten Bram en Liselotte minstens een keer in de week bij Evert en Fenna. Samen proberen ze Fenna dan te laten lachen, en proberen ze haar ervan te verzekeren dat het allemaal goed is, dat ze de blondine niks kwalijk nemen, en dat ze absoluut niet denken dat er ook maar iets van wat er is gebeurd haar schuld is. Sommige avonden lukt het beter dan andere. Op goede avonden zit het viertal tot laat met elkaar, lachend en verhalen delend. Op slechte avonden zijn er tranen, vooral bij Fenna, maar ook bij de rest. En soms worden slechte avonden goede avonden, omdat ze het met z'n allen delen, en omdat ze samen zijn.

Evert ziet hoe de avonden met Bram en Liselotte goed zijn voor Fenna. Het helpt haar, om af en toe ook van iemand anders dan hem te horen dat ze nergens schuldig aan is. Toch blijft het lastig voor haar om dat te accepteren. Het schuldgevoel belemmert haar herstel behoorlijk. Fysiek niet, dat gaat elke week eigenlijk beter. Ze kan weer zelfstandig lopen, weliswaar met een beetje moeite, maar het gaat weer. Met haar arm gaat het ook iedere week beter, haar kracht en coördinatie zijn bijna weer op het oude niveau. Mentaal is echter een heel ander verhaal. Waar het fysiek in een hele rechte lijn omhoog gaat, gaat het mentaal met pieken en dalen. Sommige dagen gaat het goed, dan heeft ze vertrouwen in zichzelf, dan lijkt het alsof het beter gaat. En dan wordt ze andere dagen weer wakker met het gevoel dat ze de dood van die vrouwen had moeten voorkomen, dat ze iets anders had moeten doen. En Evert ziet wel dat het steeds minder heftig wordt, dat ze langzaam maar zeker aan verwerking toekomt, maar voor Fenna zelf is het een heel ander verhaal. Ze leeft in het moment, dat heeft ze altijd al gedaan, en op het moment dat ze goed gaat, is ze blij, maar op het moment dat het niet goed gaat heeft ze ook echt het gevoel dat ze er nooit gaat komen.

Het is op een zondag, ruim vier maanden nadat Fenna gevonden werd, dat ze voor het eerst een hele middag én avond lang niet aan haar tijd bij hem hoeft te denken. Ze is samen met Evert bij Bram en Liselotte thuis, om Thomas' verjaardag te vieren. Het enthousiasme van Thomas over cadeautjes en taart heeft ook de volwassenen aangestoken. De hele middag hangt er een gezellige, ontspannen sfeer, die 's avonds – met een beetje wijn op – nog een beetje vrolijker wordt. Ook Fenna is aan de wijn, omdat ze sinds kort van al haar medicatie af is. Doordat ze zo lang niet heeft gedronken, is het eerste glas dat ze drinkt al genoeg om haar in een aangeschoten, lacherige bui te brengen.

Laat die avond wrijft Evert zacht over Fenna's arm. "Zullen we naar huis gaan, Fen?" Vraagt hij. Pas als zijn vingers over haar arm gaan – en daarmee over het kleine hobbeltje dat voelbaar is door de ijzeren plaat over haar bot – komt Fenna weer helemaal tot aarde. Heel even betrekt haar gezicht, dan ontspant ze weer. Ze moet van Peter af en toe gewoon even accepteren dat het gebeurd is; dat ze iets vreselijks mee heeft gemaakt maar dat ze nu weer veilig is. Ze glimlacht naar Evert, die niks heeft gedronken omdat hij nog terug naar huis moet rijden, en die er niet helemaal fris meer uitziet. "Moe, lieverd?" Ze glimlacht zwakjes. Hij knikt kort en geeft haar een snelle kus.

Als ze in bed ligt, valt Fenna vrijwel gelijk in slaap, met een heel gelukkig gevoel. Vandaag was goed. Dit soort dagen geven hoop, hoop op een toekomst waarin alles goed kan komen.

Uren later, als Fenna overeind schiet in bed, met een betraand gezicht en een hart dat zo hard bonst dat het uit haar borstkas lijkt te springen, is die hoop ineens ver weg. Nu zit ze weer vast in zo veel paniek en angst. Ze schrikt als er iets naast haar beweegt, maar realiseert zich snel dat het Evert is. Ze stort zich in zijn armen, en snikt tegen zijn schouder aan. Ze hoeft niet te praten, ze hoeft het niet uit te leggen. Hij is bekend met haar nachtmerries, en ze heeft hem het hele verhaal al verteld. Hij weet waarom ze zo overstuur is, nu hoeft hij haar alleen maar vast te houden. Al heel snel kalmeert ze enigszins. Ze weet na al die maanden hoe ze zichzelf moet vertellen dat het alleen een nachtmerrie was, dat ze veilig is, bij Evert. Maar het verdriet wordt er niet minder om. Ze houdt zich nog een tijdje stevig aan Evert vast. "Ik geloof het niet," fluistert ze, "het komt écht niet goed..." Langzaam schudt ze haar hoofd. Evert wrijft zacht over haar rug. "Jawel, liefje," vertelt hij haar, "pieken en dalen... Maar het wordt beter... Het is nu al beter dan vier maanden geleden. Je komt er wel, dat weet ik zeker."

Een Nieuw BeginWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu