Hoofdstuk 47

253 18 3
                                    

"Bram, Evert," de mannen zijn net weer aan het werk – een halfuur nadat Evert het lab verliet, en tien minuten nadat Bram zijn voorbeeld volgde – als Van Zijverden uit zijn kantoor komt. "Overval met mogelijke gijzelingssituatie bij de juwelier." Deelt hij zijn rechercheurs mee. "Gaan jullie erheen?" Bram springt overeind, en Evert heeft zijn jas al in zijn hand. "Welke juwelier?" Vraagt hij, terwijl hij een pen van zijn bureau grist om het adres op te schrijven. "Die in het centrum... Ambachtsweg 38. Succes." Van Zijverden draait zich om en loopt terug naar zijn kantoor. Bram rent richting de uitgang, en dan weer terug naar de kantoortuin als hij merkt dat Evert hem niet volgt. "Hé, kom op! We moeten gaan!" Evert kijkt met grote blauwe ogen naar Bram. "Fenna... Fenna ging naar de juwelier... Dat armbandje." Hij komt nauwelijks uit zijn woorden. Bram snapt waarom Evert zo schrikt van de melding, maar er is nu geen tijd voor persoonlijke gevoelens. "Kom. Ik rij, dan kan jij in de auto Fenna bellen, kijken of ze oké is." Hij trekt aan Everts arm en uiteindelijk volgt de blonde rechercheur hem.

"Godverdomme," vloekt Evert een paar minuten later, "ze neemt niet op." Hij zucht, en belt opnieuw. Als hij even later voor de zesde keer Fenna's voicemail krijgt, laat hij zijn telefoon zakken. "Ze is daar, Bram," jammert hij, "ze is bij die juwelier... Wie weet wat er nu met haar gebeurt? Wat dit met haar gaan doen. Godver." Hij kijkt naar Bram. "Harder rijden." Beveelt hij. De jonge rechercheur gehoorzaamt zonder iets te zeggen. Ook hij voelt de spanning, en als Fenna inderdaad bij de juwelier binnen is, dan wil hij haar zo snel mogelijk naar buiten krijgen. Nog geen tien minuten later stopt Bram de auto, half op de stoep, half nog midden op de straat. Hij en Evert springen uit de auto, en proberen dan zo snel mogelijk de situatie te beoordelen, kijkend door de grote glazen voorruit van de juwelier.

Fenna hoort de sirene, maar ze weet niet of ze opgelucht of bang moet zijn. Met een beetje geluk is dit snel voorbij, maar als deze twee mannen in paniek raken zou het nog wel eens heel erg verkeerd af kunnen lopen. "Wat doen we?" De stem van de man achter haar – de man die een wapen tegen haar hoofd houdt – klinkt paniekerig. "We houden ze vast, dan kunnen die idioten toch niks doen." Reageert de tweede man, die de winkelier onder schot houdt. Fenna's ogen schieten door de winkel, en blijven hangen op het gezicht van de tweede man. "Jullie komen hier niet uit hè? Dat weet je?" Vraagt ze hem. Hij fronst. "Bek dicht, had ik gezegd toch?" Fenna aarzelt even. "Als jullie je nu overgeven dan valt het nog mee..." Ze voelt dat de loop van het pistool harder tegen haar hoofd gedrukt wordt. Het is genoeg om ervoor te zorgen dat ze haar mond houdt.

"Fuck," Bram vloekt als hij de blonde vrouw in de winkel ziet. Evert heeft zijn gezicht in zijn handen begraven. Fenna is daar binnen, met een pistool tegen haar hoofd. "Hoe gaat we dit doen? Hoe gaan we haar hieruit krijgen?" Vraagt hij aan Bram. De jonge rechercheur haalt gefrustreerd zijn schouders op. Voor ze verder kunnen overleggen gebeurt er veel in de winkel. Fenna deelt een harde elleboogstoot uit aan de man die achter haar staat, waardoor hij voorover klapt en zijn wapen laat vallen. Meteen richt de tweede man zijn wapen op haar. Zodra Evert de beweging in de winkel ziet, schiet hij naar voren. Van dit moment kan hij gebruikmaken. Hij sprint de winkel in en richt zijn wapen op de tweede man. "Laat dat wapen langzaam zakken." Beveelt hij. Even werpt hij een blik op Fenna, die strak naar het wapen dat op haar gericht is kijkt. Zodra dat wapen zakt, pakt ze het andere wapen van de grond en richt ze het op de eerste man. "Blijven liggen." Commandeert ze.

Een paar minuten later zijn de twee mannen geboeid en afgevoerd. Bram vangt de winkelier op, die behoorlijk in shock is, en Evert ontfermt zich over Fenna. Ze heeft nog steeds het wapen in haar hand, die inmiddels trilt. "Lieverd," Evert kijkt naar haar, "geeft dat maar aan mij." Hij strekt zijn hand uit en wacht tot Fenna het wapen aan hem geeft. Hij ontgrendelt het, legt het weg, en slaat dan zijn armen om Fenna heen. "Oh liefje... Ben je oké?" Vraagt hij zacht. Ze klemt zich aan hem vast, haar ademhaling gejaagd, en ineens trilt ze ook van top tot teen. Er stromen tranen over haar wangen, en ze begraaft haar gezicht in Everts schouder. Evert gaat langzaam met zijn hand door haar haren en drukt een kus op haar hoofd.   "Ik ben oké," fluistert ze uiteindelijk, "het is oké, ik ben oké."

Een Nieuw BeginWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu