hoofdstuk 5

555 24 9
                                        

Koen herinnert zich niet dat hij de kamer verliet nadat het team van medici haastig binnenkwam, maar hij bevindt zichzelf in een van de familiewachtkamers met de deur gesloten, zijn borst snoert zich samen door een gebrek aan zuurstof.

"Ik kan mijn benen niet voelen."

Zijn kind kan zijn benen niet voelen. Hij is gevallen, blijkbaar van een hoogte, en nu kan hij zijn benen niet voelen, en Koen raakt te in paniek om bij hem in de kamer te zijn of hem te helpen kalmeren.

Zijn borst snoert zich verder samen.

Hij mag dan niet veel kennis hebben als het op geneeskunde aankomt, maar hij weet genoeg om zich ervan bewust te zijn dat het niet kunnen voelen van je benen na een val betekent dat er iets mis is met de wervelkolom, en dat er een kans is dat dit permanent zou kunnen zijn, dat Matthy nooit meer zou kunnen lopen of rennen of iets van de dingen zou kunnen doen die hij dagelijks doet, en hij raakt in paniek, hij weet dat, maar hij kan niet stoppen en hij kan niet ademen.

Verdomme, hij kan niet ademen.

Hij zit op de rand van een van de ongemakkelijke stoelen, één hand grijpt de armleuning en de andere klemt zich vast aan zijn shirt, vingertoppen diep in zijn borstkas graven eronder.

Matthyas kan zijn benen niet voelen.

Hij herinnert zich plotseling de dag dat ze de tweeling mee naar huis hadden genomen uit het ziekenhuis nadat hun biologische moeder hen had overgedragen. Ze waren toen klein. Ze zijn nog steeds klein, maar toen ... ze waren zo verdomd klein, zo delicaat en fragiel dat Koen bang was om ze in het begin vast te houden. Hij herinnert zich dat Matthyas als eerste van hem en Milo begon te lopen.

Negen maanden oud, stap voor stap, benen wiebelig en onstabiel. Een stap vooruit en dan nog een, iedereen in de kamer hield zijn adem in. De vierjarige Raoul grijnzend. Matthy was in Koen's armen gevallen met een vrolijke giechel terwijl ze allemaal uitbarstten in gejuich, beide baby's klappend zonder besef.

Zijn eerste stappen waren minder dan dertien jaar geleden, en nu heeft hij misschien zijn laatste gezet, en Koen weet dat hij negatief is, dat het misschien niet permanent is of veroorzaakt wordt door iets anders dan een rugletsel, maar verdomme, hij kan niet stoppen met panikeren en hij kan nog steeds niet ademen.

Hij haalt een oppervlakkige mondvol zuurstof binnen, slikt het door en pauzeert, hopend dat het zich zal verspreiden en zijn longen zal vullen voordat hij het weer loslaat. Hij moet teruggaan, de gang door en naar IC kamer twaalf, hij moet bij zijn kind zijn, zijn dertienjarige kind die waarschijnlijk doodsbang is op dit moment, maar hij kan niet.

Adem.

Nog een oppervlakkige inademing, dit keer een langere uitademing.

Hij leegt zijn hoofd van alles. Niets bestaat, vertelt hij zichzelf. Gewoon ademen.

Het wordt een beetje makkelijker; zijn hand ontwart zichzelf van de voorkant van zijn shirt, laat kreukels achter waar hij niet om geeft, wrijft ritmisch met zijn vingertoppen over zijn borstbeen bij elke ademhaling.

In.

En uit.

Met Matthyas komt het wel goed. Het komt altijd wel goed.

Behalve dat hij zijn benen niet kan voelen en Koen weet wat dat betekent en het is niet goed, niets is goed nu.

Hij sluit zijn ogen voor een moment, blokkeert de levendige kleuren die op de muren zijn geschilderd en de teddyberen en kinderspeelgoed die opgestapeld liggen in de hoek, want niets van dat alles helpt, het herinnert hem er alleen maar aan hoe jong hun jongens nog steeds zijn. Hoe kon hij dat vergeten? Het bed leek te groot voor Matthyas. Maar eigenlijk is hij gewoon klein. De tweeling is klein en zeker, Raoul kan mager en lang zijn, maar ook hij is nog zo jong. Hoe kon dat ergens langs hem heen zijn gegaan?

op eigen benenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu