Het maakt het niet makkelijker om terug de kamer in te lopen en Matthyas' lege uitdrukking weer te zien terwijl hij staart naar de twee levenloze vormen onder de deken. Hij knippert niet eens als de deur openklikt, maar wanneer hij en Rob binnenkomen, draait hij zijn hoofd om naar de tegenoverliggende muur, zijn blik rustend op het kleine raam met gele gordijnen die opengetrokken zijn om het te omlijsten.
Koen haalt adem, wisselt een blik uit met Robbie, en stapt om het bed heen zodat hij een betere blik kan werpen op het bleke gezicht van hun zoon; zijn ogen zijn nog steeds vermoeid, zijn hoofd lethargisch achterover leunend op de witte kussens. "Hoe voel je je?" Vraagt hij zachtjes, hopend op een antwoord, een verbaal antwoord van de jongen.
Matthyas knippert langzaam, laat dan een lange adem los. Het duurt even, maar zijn ogen dwalen langzaam af om zijn papa te ontmoeten, zich vestigend op de ruimte net onder zijn ogen in plaats van hem fatsoenlijk aan te kijken. "Je hoeft niet te doen alsof," fluistert hij, zijn stem schor van disuse, woorden zo uitgeput dat Koen wil huilen.
Elke opluchting die hij dacht te voelen bij het horen van die stem voor het eerst sinds het hele gedoe begon (en was dat echt pas gisteren?) wordt verworpen, vervangen door een zwaarte die hij niet lijkt te kunnen afschudden bij het gebrek aan emotie in de woorden.
Rob lijkt klaar om te huilen aan de andere kant van het bed, trekt zijn onderlip naar binnen en zegt niets. Koen slikt en kijkt naar beneden naar de jongen in het bed, legt een zachte hand op de top van Matthy zijn slappe vingers op de matras.
"Niemand doet alsof, schat," begint hij, maar Matthyas zucht en schudt zijn hoofd, trekt zijn hand onder de man vandaan en vouwt hem over zijn borst zodat zijn armen gekruist zijn.
Hij klemt zijn kaken op elkaar en kijkt weer naar beneden, sluit zijn ogen.
"Ik wil alleen zijn," mompelt hij, zo stil dat het Koen een moment kost om de woorden te registreren.
Zijn maag draait ongemakkelijk en hij schudt zijn hoofd. "Matthy-"
"Alsjeblieft, papa," onderbreekt de jongen hem, zijn stem rauw maar toch op de een of andere manier nog steeds zo leeg, zo hol.
Hij opent zijn mond om weer te argumenteren, de gedachte om de jongen alleen te laten op een moment als dit maakt alles in hem schreeuwen om ertegenin te gaan. Maar dan spreekt Rob eindelijk, knikkend.
"Oké, schat. We geven je wat tijd, oké? We zullen niet ver weg gaan," belooft hij, en Matt geeft de woorden geen enkele erkenning, behalve een klein knikje door zijn schouders iets laten zakken. Koen kijkt met een frons naar boven naar zijn man, maar de man is al aan het weglopen, naar de deur toe, en op de een of andere manier vindt Koen zichzelf volgen totdat ze allebei terug zijn in die gang, de deur achter hen sluitend, hen afscheidend van hun jongen.
"Rob—" begint hij, en Robbie draait zich om om hem met betraande ogen aan te kijken, beide handen over zijn gezicht wrijvend en een adem uitlatend, uitdrukking vermoeid maar uitdagend.
"Ik weet het. Oké? Ik wil hem ook niet alleen laten, maar op dit moment is dat wat hij vraagt en ik ga dat niet disrespecteren," zegt hij, en Koen begrijpt het ook al wil hij dat niet.
Het is het eerste wat de jongen tegen hen heeft gezegd in bijna vierentwintig uur en het zou oneerlijk zijn om het te negeren. Dus knikt hij.
"Oké. Je hebt gelijk," mompelt hij, een lange adem loslatend, biddend dat de tijd terug kon gaan naar toen alles normaal was. Maar normaal voelt al veel te lang geleden.
"Ik zal Rutger bellen, even kijken hoe het met de jongens gaat," zegt hij, al bewegend van de man af, verder de stille, felgekleurde gangen in, op zoek naar een soort afleiding terwijl Matthyas alleen en bang en gekwetst is.

JE LEEST
op eigen benen
FanfictionHet leven neemt soms een andere wending. Eentje die je niet verwacht. En soms gooit het leven je in een richting die je zelfs in je stoutste dromen niet voor werkelijkheid kon nemen. Of in je ergste nachtmerries Een doodnormale dag slaat ineens om i...