hoofdstuk 7

355 20 0
                                    

Koen weet niet welk comfort hij op dat moment kan bieden, dus blijft hij stil en telt hij de seconden tussen zijn eigen ademhalingen, ervoor zorgend dat ze zo gelijkmatig mogelijk blijven.

Uiteindelijk gaat Rob rechtop zitten, zijn ogen weer vochtig maar met een poging tot een wiebelige glimlach. "Ik ga beter kijken of de jongens beneden oké zijn. Ze zijn al een tijdje weg," fluistert hij, terwijl hij probeert een dappere blik te behouden terwijl hij opstaat.

Koen strekt zijn hand uit om de zijne te vangen voordat hij weggaat zonder dat hij het echt wil. Rob draait zich naar hem toe met een uitdrukking die lijkt op verdriet, en Koen wenst dat hij al dat verdriet van de man van wie hij houdt kon wegnemen. Hij slikt en knijpt zachtjes in zijn hand.

"Ik hou van je," herinnert hij hem eraan, omdat het gewoon voelt als het juiste om te zeggen op een moment dat er geen juiste ding is omdat alles fout, fout, fout is.

Rob knijpt terug. "Ik hou ook van jou," fluistert hij als antwoord, zacht maar betekenisvol, voordat zijn hand wegglijdt en Koen alleen achterblijft.

De kamer is stil. Een luide soort stilte, waar de lucht bijna lijkt te zoemen, een geleiachtige massa die hem omringt, druk op zijn schouders en nek, in zijn oren en rond zijn hoofd.

Hij begrijpt de uitdrukking op het gezicht van zijn man. Het verdriet. Want Matthy leeft en hij is opgelucht, meer dan opgelucht, er is geen woord om te beschrijven hoe hij zich voelt. Maar er is ook verdriet, want zelfs als hij leeft en ademt, is zijn leven zoals ze het allemaal kennen voorbij.

Terwijl hij het verdriet van Robbie begrijpt, begrijpt hij ook de woede die hij moet hebben gevoeld op het moment dat Koen uit de kamer was gevlucht toen Matthyas het hun voor het eerst had verteld.

'Hij voelde zijn benen niet.'

Hij probeert het geheugen weg te duwen, maar het is vers en pijnlijk als een nieuwe blauwe plek, en het is alles wat zijn gedachten vullen. Hij is boos op zichzelf. Hij had moeten blijven. Had er moeten zijn.

Op die gedachte gaat de deur een kier open en verwacht Koen om op te kijken en zijn man en kinderen te zien. In plaats daarvan is het een verpleegster, zacht en klein, de zwarte krullen van haar haar vergrijzend aan de voorkant. Ze glimlacht naar hem, haar ogen vriendelijk.

"De man van Rob?" vraagt ze zachtjes, en hij gaat rechtop in de stoel zitten, knikkend. "Ik ben Lisa, Robbie en ik werken af en toe samen. Matthy is net uit de operatiekamer als je klaar bent om bij hem te komen zitten. De dokter adviseert wel twee personen tegelijk, willen hem niet te druk maken," zegt ze.

Hij knikt opnieuw, zijn hart bonst terwijl hij opstaat, zijn broekzakken aftastend alsof hij controleert of er iets ontbreekt, alsof een of ander deel van zijn geest probeert te aarzelen omdat hij bang is om zijn eigen kind weer in pijn te zien. Maar hij weigert hem dit keer in de steek te laten, dus draait hij zich gewoon terug naar de verpleegster en biedt haar een zwakke glimlach die zij beantwoordt, terwijl ze de deur voor hem openhoudt.

Hij mompelt zijn dank en volgt de vrouw terwijl ze door de stille gang van de ICU lopen, naar de kamer waar hij eerder was gevlucht.

Ze stopt net buiten de deur, draait zich naar hem toe, donkere ogen die zijn gezicht onderzoeken. "Kijk niet zo bezorgd. Hij is nog steeds dezelfde jongen waarvan ik zeker weet dat je van hem houdt, dit verandert dat niet. Zorg er gewoon voor dat hij het weet," zegt ze, terwijl ze zijn arm aanraakt en de deur zachtjes openduwt zodat hij naar binnen kan stappen.

Hij klampt zich vast aan de woorden als een reddingsboei, haalt diep adem en stapt langs Lisa naar binnen, de witgekalkte kamer in. Dezelfde piepende machines als eerder klinken nu luider, op de een of andere manier, en het infuus aan zijn rechterhand heeft meer zakken eraan hangen. Zijn bed is lichtjes gekanteld, zodat Matthy meteen zichtbaar is voor Koen.

op eigen benenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu