Hoofdstuk 25

27 2 0
                                    

Een week lang zie ik Max enkel van een afstandje. Die woensdag ben ik ziek naar huis gegaan. Mijn vader is me komen halen en daarna ben ik niet gaan helpen. Achteraf zei mijn vader dat Max was langs geweest en hij heeft mijn vader even geholpen. Daarna is hij naar huis gegaan.
Donderdag en vrijdag heb ik hem ontweken en genegeerd tijdens de lessen.
Zaterdag is hij nog even langsgeweest, maar ik heb hem enkel zien wegwandelen nadat mijn vader had gezegd dat ik met griep in bed lag. Hij wenste me beterschap.
Ik heb er lang over nagedacht en het was eigenlijk een te grote chaos om hem nog onder ogen te kunnen komen. De Ijsprinses heeft waarschijnlijk al al mijn leugens aan hem verteld en nu wil hij me niet meer zien.
Ja, ik mis hem. Misschien zelfs heel erg.
Ja, het doet pijn, om met die stomme ruzie van elkaar weg te lopen.
En ja, ik moet hem ooit onder ogen komen want zelfs mijn vader denkt dat ik in een dipje zit.
Maar niet alles is zo simpel.
Er is veel gebeurt in die drie jaren dat mijn moeder is overleden.
'Gaat het?' vraagt mijn vader als ik zondagavond op mijn kamer zit en al aan het tweede boek bezig ben in deze vier dagen.
'Niks aan de hand,' zeg ik.
'Rosalien,' zegt mijn vader en hij komt op mijn bed zitten, achter me. Ik sla de pagina om en even denk ik terug aan toen Max van de grafsteen gevallen was. Dat is al twee weken geleden.
'Waarom spreek je niet meer met Max af?' vraagt hij.
'Ik sprak niet met hem af,' zeg ik.
'Weet je, toen je moeder en ik elkaar leerden kennen, mocht ik haar eerst ook niet. Maar toen kwam ik haar tegen in een disco en, oké, ik was aangeschoten, maar anders had ik haar nooit aangesproken. We hebben gepraat en uiteindelijk zijn we verliefd geworden. Natuurlijk ging dat ook niet vlekkeloos, maar ...'
'Pap, we zijn niet verliefd,' zeg ik. Ik heb dit verhaal al vaker gehoord. Over hoe ze samen dansten en toen mijn vader mijn moeder trakteerde. Ze had het uit beleefdheid opgedronken, terwijl ze het drankje eigenlijk niet luste.
'Misschien ben jij dat wel,' zegt mijn vader en ik rol met mijn ogen.
'Pap,' zeg ik.
'Of misschien is hij dat. Ik bedoel, hij doet zo veel moeite. Je had zijn ogen moeten zien, zaterdag. Ik wou bijna tegen je komen zeggen dat je niet zo moest doen en gewoon mee gaan naar dat feest. Misschien is hij met iemand anders gegaan,' zegt hij en er bekruipt een gevoel wat ik niet zo vaak heb.
Jaloezie.
Wat als hij met de Ijsprinses is gegaan?
Ik weet dat hij dat waarschijnlijk niet heeft gedaan, maar toch ...
'Wat is er?' vraagt mijn vader dan.
'Niks, hoezo?' vraag ik.
'Je keek anders dan anders,' zegt hij.
Zou ik toch verliefd op hem zijn?
Snel wuif ik die gedachte weg in mijn hoofd. Dat kan niet. Ik ben niet verliefd op hem.
Waarom mis je hem anders zo?
Stop!
Geef het toe!
Stop!
Ik leg mijn hoofd in mijn handen.
'Rosalien?' zegt mijn vader en ik kijk hem aan.
'Ja?' vraag ik.
'Ben je nu in de war? Het is oké als je verliefd op hem bent. Als ik een meisje was, zou ik dat misschien ook zijn,' zegt mijn vader en ik moet even lachen omdat ik me voorstel hoe hij een meisje zou zijn.
'Ja?' vraag ik.
Je hebt het net toegegeven!
Nee, ik moet erover nadenken.
'Ja,' zegt mijn vader gerustellend en hij legt zijn hand op mijn been.
'Wat moet ik nu doen?' vraag ik.
'Heb je zijn nummer?' Ik knik.
'Stuur hem een bericht dat je overmorgen wilt afspreken na de zangles. Dan wandel je naar zijn thuis of naar een koffiehuisje en dan ga je naar huis. Je hebt woensdag toch geen school,' zegt hij en ik knik.
'Sinds wanneer geef je zoveel advies?' vraag ik.
'Dat is mijn nieuwe hobby,' zegt hij met een knipoog.

Nadat mijn vader uit mijn kamer is weggegaan, loop ik naar de badkamer en kijk in de wasmand. De trui die ik aanhad toen ik het papiertje in de zak had gestoken, moet ik vinden. Ik zoek alle zakken door, zelfs de broekzakken waar ik nooit iets insteek.
Niks, niks, niks.
Dan ga ik naar de wasmand met de propere was en spit alles grondig door. En in de onderste trui vind ik een gerafeld papiertje.
Shit.
Ik doe het open en zie een paar cijfertjes staan. Het duurt even voordat ik ze kan ontcijferen en intyp op mijn gsm. Dan denk ik na over het berichtje.
Uiteindelijk stuur ik:
Kan je morgen naar de muziekschool komen? Rond acht uur? R.

Niet veel later krijg ik een bericht terug:
Welk adres? Nog steeds nieuw. M.

Ik stuur het adres en zeg dat hij buiten moet wachten voor het geval hij me hoort zingen.
Zie je daar. M.

Misschien niet zo andersWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu