Hoofdstuk 17

26 5 0
                                    

Als Max terug komt, zit ik met mijn hoofd in mijn handen en mijn benen onder me opgetrokken.
'Wist je dat ik bang ben voor kleine ruimtes,' zegt Max dan en ik voel de zetel langs me inzakken. 'En ik ben bang voor de dood. En je had het goed ingeschat dat ik bang ben voor ziekenhuizen,' voegt hij eraan toe.
'Had je dat gehoord?' vraag ik. Ik kan alleen nog herinneren dat ik dat tegen mijn vader zei.
'Je muren zijn niet bepaald dik,' zegt hij. Dan voel ik een hand op mijn arm en kijk ik op. Max glimlacht lief naar me.
'Die angsten zijn nog steeds anders dan die van mij,' zeg ik.
'Daar heb je gelijk in, maar het zijn allemaal angsten die door gebeurtenissen zijn ontwikkeld,' zegt hij.
'Hoe heb je dan claustrofobie gekregen?' vraag ik. De andere twee komt door zijn moeder, dat weet ik zeker.
'Dat komt doordat ik vast zat in het lift. Het licht was ook uitgevallen en ik had het al niet op het donker. We zullen het er op houden dat ik niet echt mannelijk over kwam,' zegt Max.
'Heb je geweend?' vraag ik.
'Onderandere,' zegt hij en hij lacht een beetje beschaamd.
'Mag ik vragen hoe lang geleden je moeder is overleden?' vraag ik.
'Alleen als ik dat ook aan jou mag vragen?' zegt Max. Ik knik. 'Acht maanden geleden,'
'Twee jaar,' zeg ik.
'Mis je haar nog?' vraagt Max.
'Ja, maar de pijn wordt wel minder,' zeg ik. Max knikt. Heel even lijkt het alsof hij wilt wenen. Alsof hij zich bij iedereen groot moet houden, maar het niet altijd kan.
'Wil je eens een anaktode over jouw moeder vertellen?' vraag ik.
'Wat?' vraagt hij.
'Maakt niet uit,' zeg ik en ik leg mijn hoofd op zijn schouder. Ik heb geen idee waarom, maar het voelt wel leuk. Mijn hoofd voelde al eventjes zwaar aan.
'Oké, wel, vroeger, voordat ik een model werd, woonde mijn moeder en ik bij mijn opa. Hij maakte altijd warm eten 's middags, in plaats van 's avonds. Mijn moeder vond dat in het begin vreemd en dus ging ze iedere avond warm eten halen. Mijn opa vertelde altijd dat mijn moeder de koppigste thuis was.
Mijn moeder had na een tijd wel geaccepteerd dat we 's middags warm aten, maar ze bleef het één keer per week doen,' zegt Max.
'Ben jij ook zo koppig?' vraag ik.
'Soms, maar ik heb mijn nieuwsgierigheid meer van haar,' zegt Max.
'Dat heb ik al gemerkt,' zeg ik en ik glimlach en haal mijn hoofd van zijn schouder af. 'Je moeder leek me heel lief. Ik weet zeker dat ze het ook goed met de mijne zou vinden.'
'Bedoel je, omdat wij ook goed met elkaar overweg kunnen?' vraagt Max met een glimlach. Ik duw hem speels tegen zijn schouder.
Ik kan het niet ontkennen want, door al die kleine ruzietjes door, kan ik goed met Max opschieten. Misschien zelfs iets té goed. Maar wat maakt het uit?
'Ik heb toch gelijk?' vraagt hij en hij pakt mijn hand vast.
'Tuurlijk,' zeg ik half sarcastisch, half gemeend. Hij glimlacht naar me.
'Ik heb altijd gelijk, Rosalien,' zegt hij.
'Laat het niet te veel naar je hoofd stijgen , Maxiem,' zeg ik.
'Gaan we even wandelen?' vraagt Max. Snel drink ik mijn chocomelk op en Max doet hetzelfde.
'Wil je niet met je nieuwe vangst gaan?' vraag ik als onze serveerster weer eens langskomt lopen. Ze glimlacht even naar Max en loopt snel door.
'Nee, ik ga veel liever met iemand die ik vertrouw wandelen dan een mooie serveerster,' zegt Max.
'Zeg je nu dat ik lelijk ben?' vraag ik als ik mijn hoody aantrek voor vertrek. Max doet zijn jas aan.
'Nee, ik zeg dat ik je vertrouw,' zegt Max en hij lacht. Verder zegt hij er niks over terwijl hij het koffiehuisje uitloopt. Ik volg hem en wijs ons de weg naar een rustig straatje, want het is rond twee uur best wel druk hier.
'Wat is je favoriete kleur?' vraagt Max als we een straatje inlopen naar het dichtstbijzijnde park.
'Zwart,' zeg ik. 'Is dat niet duidelijk?'
Max bekijkt me even waardoor ik me een beetje ongemakkelijk voel.
'Ja,' zegt Max. 'Liggen hier winkeltjes?'
'Ja, ik denk een stuk of tien een paar straten verder, vanaf het park,' zeg ik.
'Gaan we daar naar toe?' vraagt hij en hij haalt een muts uit zijn zak. Er gaat een rilling door hem heen door de wind als hij zijn muts opzet. Het staat hem wel.
'Als je dat wil,' zeg ik. 'Waarom?'
'Omdat je een jas nodig hebt. En wat kleur,' voegt hij eraan toe.
'Dan gaan we gewoon naar het park,' zeg ik en ik versnel mijn pas.
'En als we voor een trui gaan kijken? Voor mij?' vraagt Max.
'Dan gaan we wel,' zeg ik, wel nog op mijn hoede. Ik weet dat we ook wel voor mij gaan kijken, maar dan negeer ik dat wel gewoon.
'Oké,' zegt hij en we wandelen naar de winkeltjes verderop.
'Waarom wil je geen jas?' vraagt Max.
'Waarom vraag jij daar steeds naar?'
'Waarom ben jij zo koppig?'
Ik zucht.
'Mijn vader heeft het al moeilijk. Waarom hem dan nog de oren van het hoofd zeuren als ik mijn jas alleen maar in de winter draag,' zeg ik.
'Heb je andere jaren geen jas gehad?' vraagt Max.
'Jawel, maar pas vorig jaar is mijn jas verloren gegaan. Zo erg kan het niet zijn,' zeg ik en ik laat mijn mauwen over mijn handen vallen.
'Toch vind ik dat je een jas moet hebben,' zegt Max.
'Wie is hier nu koppig?' mompel ik.
'Daar zal ik niet op antwoorden,' mompelt Max terug. Ik draai met mijn ogen, maar glimlach toch

Misschien niet zo andersWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu