Hoofdstuk 29

17 3 0
                                    

Als de film is afgelopen, wrijf ik onder mijn bril door, in mijn ogen. Max gaat rechtzitten en kijkt naar de klok. Daarna komt hij boven me hangen. Zijn warme, chocoladebruine ogen priemen in de mijne en hij glimlacht.
'Gaan we slapen? Het was een vermoeiende dag,' zegt hij en ik knik. Max gaat me voor naar boven nadat hij de tv heeft uitgezet. Hij haalt een matras onder zijn bed vandaan en gooit er een kussen op. Hij knipt zijn nachtlampje langs zijn bed aan en doet het grote licht uit.
'Één of twee dekens?' vraagt Max.
'Twee,' zeg ik en Max gooit een dikke en een fleece deken op mijn bed. Dan maakt hij het op.
'Dat hoeft niet hoor,' zeg ik en Max stopt.
'Oké,' zegt hij en hij gaat op zijn bed zitten. Ik ga op dat van mij liggen en kijk schuin naar boven, naar Max. Hij glimlacht naar me en gaat dan liggen.
'Ik hoop dat je goed slaapt,' zegt Max en hij knipt het nachtlampje uit.
'Ik hoop het voor jou ook,' zeg ik.
'Mhm,' zegt Max en hij wiebelt wat in zijn bed zodat hij net over de rand naar mij kan kijken. Mijn ogen zijn al een beetje gewend aan het donker, vandaar dat ik het zie.
'Slaapwel,' zegt hij en hij gaat van me weg liggen. Ik zet mijn bril af en zet die langs de matras.
'Tot morgen,' zeg ik zacht en ik sluit mijn ogen.

Ik word wakker van zacht gesnik. Ik heb geen idee hoe laat het is en het duurt ook even voordat ik weer weet waar ik ben. Maar zodra ik dat weet, vraag ik me af wie er weent. Max?
Ik heb geen idee waarom ik dat raar vind. Hij heeft zijn moeder een paar maanden geleden verloren dus waarom zou hij dan niet mogen huilen?
'Maxiem?' klinkt mijn stem schor. Ik hoor wat gevloek en dan draait Max zich naar me toe.
'Rosalien? H-heb ik je wakker gemaakt? Shit,' zegt hij en ik ga rechtzitten. Mijn ogen vinden in het donker de zijne. Dat kan ik voelen, daar heb ik geen bril voor nodig.
'Gaat het?' vraag ik. Domme vraag.
'Ga maar terug slapen,' zegt hij en er komt een snik achteraan.
'Nee,' zeg ik. 'Ik, euhm, huil je om je moeder?' vraag ik. Max knikt, wat ik vaag kan zien.
'Ja,' fluistert hij gebroken. Ik ga rechtstaan en voel dat dat te snel was. Als de zwarte vlekjes weg zijn, ga ik langs Max zitten. Hij maakt plaats voor me.
'Het is oké,' zeg ik en ik zoek zijn hand.
'N-nee, ik heb dit iedere nacht, Rosalien. Het is al vier maanden geleden, maar ik ben nog steeds een wrak,' zegt hij en ik heb hem nog nooit zo kwetsbaar gezien. Meestal lacht hij.
Ik denk terug aan de vorige keer. Toen was hij ook kwetsbaar, 's nachts. Hij kwam naar mijn kamer, de logeerkamer.
'Iedereen gaat anders met verdriet om,' zeg ik en ik vind eindelijk zijn hand.
'L-luister ga slapen. I-ik red m-me wel,' zegt hij en hij rukt zijn hand los.
'Maxiem, ik ... Weet je waarom ik altijd spijbelde toen mijn moeder net overleden was?' vraag ik dan. De aanpak dat het allemaal oké is, werkt duidelijk niet bij hem, dus probeer ik het op een andere manier.
'N-nee,' snift hij en ik merk dat hij zijn tranen probeert te stoppen.
'Omdat ik moest nadenken en op school ging dat niet,' zeg ik.
'Hoezo niet? Je kon toch hulp vragen?'
'Mijn moeder bracht me vroeger altijd naar school. Dus zat ik tijdens de middag op de parkeerplaats en ging daarna te voet naar het ziekenhuis of naar huis hoe we naar daar reden,' zeg ik.
'Waarom ging je geen hulp vragen bij het verwerken?' vraagt hij.
'Doe jij dat?' vraag ik en als ik merk dat dat bot klonk zucht ik. 'Sorry, zíj had net rondgebazuind dat ik een albino ben en mijn haar verfde. Ik kon naar niemand.'
'Was dat dan zo erg?'
'Ze had er bij verzonnen dat mijn moeder zelfmoord heeft gepleegd omdat ik een albino ben. Dat is de echte rede dat ik de vriendschap gebroken heb. Ik wou niet bevriend zijn met iemand die roddelde,' zeg ik.
'Ik snap het,' zegt Max en hij pakt mijn hand terug vast. Hij is een beetje nat, maar dat maakt niet uit. De warmte zorgt ervoor dat ik daar niet aan denk.
'Door die roddel is ze populair geworden omdat ze zogezegd bedrogen was door haar beste vriendin en iedereen medelijden met haar kreeg,' zeg ik.
'Mis je haar soms?' vraagt hij.
'Soms,' zeg ik. 'Vooral de tijden van vroeger, toen ik nog bruine haren had en niet mezelf was.'
'Ben je dat dan nu?'
'Ja,' zeg ik en het is waar. 'Jij?'
'Enkel bij jou,' zegt hij. Dat doet me aan iets denken.
'Meende je wat je zei, woensdag?' vraag ik.
'Ik vertel geen leugens,' zegt hij en hij komt iets dichterbij.
'Mag ik het licht aandoen?' vraag ik na een korte stilte waarin enkel Max' wegstervende snikken te horen zijn.
'Nee, ik wil niet dat je me zo ziet,' zegt hij.
'Je zei net dat je jezelf voelt,' zeg ik.
'Voelen is iets anders dan zien,' zegt hij.
Het is weer even stil.
'Wil je me helpen met verwerken?' vraagt Max zacht.
'Als het licht aan mag,' zeg ik. Het nachtlampje wordt aangeknipt en ik zie Max' gezicht scherper dan zijn bed.
'Je hebt je bril niet op,' merkt hij op.
'Hij ligt daar,' zeg ik en ik maak een vaag handgebaar naar mijn bril.
'Ga je me nu helpen?'
'Daar ben ik al mee bezig. Al sinds ik je ken,' zeg ik en ik veeg een traan die net uit zijn ooghoek komt, weg. Max glimlacht.
'Het spijt me dat je me zo moet zien. Het was niet de bedoeling om je wakker te maken,' zegt hij.
'Maakt niet uit,' zeg ik en ik ga langs hem liggen. Hij kijkt op me neer, maar gaat dan terug liggen.
'Heb je er iets tegen als ik hier blijf liggen?' vraag ik en ik nestel me onder de dekens.
'Nee,' zegt Max en we draaien ons op onze zij. Ik glimlach zwak naar Max.
'Slaapwel, Maxiem,' zeg ik.
'Droom zacht,' fluistert hij en mijn ogen vallen opnieuw dicht, maar deze keer wordt ik pas wakker als het ochtend is.

Misschien niet zo andersWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu