Hoofdstuk 8

7.5K 216 25
                                        

Ik schrik van haar gil en grijp het handvat van mijn stoel die boven mij zit. Met mijn andere hand pak ik mijn gordel stevig vast. Ik voel dat de auto opnieuw heen en weer gaat. Mijn vader geeft een draai aan het stuur.

"Wat gebeurde er?" Breng ik geschrokken uit.

Gelukkig, we hebben geen botsing gehad. In de spiegel vang ik een glimp op van mijn vaders gezicht. Hij ziet er niet bang uit, maar juist heel rustig.

"Stomme rotspookrijders" Mompelt hij. Snel kijk ik achterom of ik de auto nog kan zien. Ik zie een grijze BNW met een kapotte achterruit. Ik steek mijn middelvinger op naar de grijze auto, ook al kan hij dat niet zien. Hij had mij bijna een hartaanval bezorgd. Snel kijk ik naar mijn broertje. Met grote ogen en zijn lippen kapot gebeten staart hij voor zich uit. Ik pak zijn hand en knijp er zachtjes in. "Het is voorbij en het is goed afgelopen." fluister ik zachtjes. Ik kijk naar mijn moeder. Ik zie dat ook zij in shock is. Net zoals mijn broertje staart ze voor zich uit. Ik zie dat haar borstkas heel snel op en neer gaat. We zwijgen verder de hele rit.

Mijn vader zet de auto aan de kant. Na nog een half uur rijden zijn we er toch eindelijk. Ik stap de auto uit en haal diep adem. Mijn broertje blijft nog even in de auto zitten. Ik kijk even rond en bestudeer even waar wij zijn. We zijn aangekomen op een parkeerplaats. Als je een beetje verder kijkt, zie je dat er een enorm groot bos achter ligt. Het is prachtig. Ik besluit terug te lopen naar de auto om mijn rugzak te pakken. Als ik mij omdraai schrik ik. Ik zie op de parkeerplaats een grijze BNW. Mijn hart bonkt in mijn keel. Ik kijk om mij heen of niemand mij ziet, ook al maakt dat niets uit als iemand dat wel doet, en loop om de auto heen. Ik schrik en zie dat de auto inderdaad een kapotte achterruit heeft: Het is de auto van de spookrijder!

Ik ren terug naar onze auto. Ik gris mijn rugzak van de achterbank en zwijg over het feit dat ik de auto heb gezien. Ik gooi de autodeur dicht. Mijn ouders en mijn broertje staan al te wachten bij de ingang van het wandelpad. Mijn vader doet de auto van een afstandje op slot.

Na een tijdje wandelen stoppen we even. Het is behoorlijk warm geworden. Ook is het een zware wandeling, omdat we een beetje in de bergen lopen. Ik ga op een steen zitten en pak een fles water uit mijn tas. Heerlijk. Ik heb niet door dat er een jongen van een jaar of 21 naast mij gaat zitten. Hij is niet zo knap. "Bonjour, tu as envie de sortir?" zegt hij. Ik begrijp er niets van en besluit dat dan ook te zeggen in het Frans. "Je ne comprends pas." ("Ik begrijp het niet.") zeg ik in mijn beste Frans en ik wend mijn hoofd van de jongen af. Hij mompelt wat en loopt weg. Ik pak snel een notitieblaadje en krabbel de zin erop, want ik wil graag weten wat het betekend. "Wat een vreemde snuiter..." Mompel ik en gooi mijn tas op mijn schouder, als ik zie dat mijn broertje het zitten al weer zat is. We vervolgen onze wandeling.

Eindelijk zijn we bij het eindpunt van de wandeling gekomen. Het is een best hoog punt, dus we hebben uitzicht over het hele bos. Voor ons zien we allemaal boomtoppen. Achter ons is de parkeerplaats. Het is hetzelfde punt als waar ik had gestaan voor de wandeling. We hadden blijkbaar precies een rondje gelopen. "YES! We zijn terug!" roept mijn broertje. Zonder dat hij kijkt naar het prachtige uitzicht rent hij naar de auto en staat ongeduldig aan de deur te trekken. Ik moet lachen. Ik loop ook snel terug, aangezien ik het al gezien had. Mijn vader en moeder komen arm in arm aangelopen. Ze zijn het auto incident volgens mij al weer vergeten.

Als ik om mij heen kijk zie ik dat de grijze auto verdwenen is, net zoals die mysterieuze jongen...

De OntmoetingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu