Katana
Ze verdween in de duisternis alsof het niets was. Alsof de bijtende, onnatuurlijke duisternis niet door haar huid sneed. Alsof ze ervoor gekozen had om haar laatste beetje rationeel verstand voor de zoveelste keer te vergooien. Dat klonk in ieder geval als Feline.
Ik had nog nooit duisternis gevoeld zoals ik dat zonet had gedaan. Het was onaards geweest. De magie die de hele grot had laten trillen was niet te manipuleren geweest. Ik voelde heel veel kracht, en tegelijkertijd voelde ik ook helemaal niets. Misschien was dat ook wel te verwachten met de kracht van Roan. Nee, van Eero.
'Katana, we moeten gaan,' schreeuwde Ashlynn, die samen met mij als laatste was achtergebleven.
Ik scheurde mijn blik los van de muur van duisternis waarin Feline slechts luttele seconden geleden in verdwenen was om op te kijken naar de blondine. Achter haar stond de rest van ons gezelschap, die naderende demonische wezens weerden. Het was alsof Roan, nee Eero, ze op afstand had gehouden toen we afdaalden naar de kern van de berg. Misschien had hij het gedaan om tijd te winnen, om zo snel mogelijk naar beneden te geraken. Waarom hij het ook had gedaan, hij deed het nu niet meer.
Toen een nieuwe krachtgolf tegen de wanden van de grot sloeg en ik om mij heen kiezels op de grond hoorde vallen, knikte ik. Ashlynn knikte ook en om haar handen verscheen licht. Ze zou niet gaan missen. Ze kon niet missen, niet met haar haviksoog.
Ik schoot met haar mee de gang in. We moesten deze berg uit zien te komen. Het was een kwestie van tijd voordat het drietal in de grot de allesbeslissende klap zou gaan uitdelen. Wanneer dat gebeurde, was het reëel dat de hele berg in zou storten.
Ashlynn gebruikte haar lichtmagie om een wezens wat ons vanuit de grot naderde te weren en toen ze haar pols soepel draaide om haar magie te richten op een tweede wezen wat op ons afsloop, zag ik de ring om haar vinger. Het was dezelfde als die ik aangeboden had gekregen, maar had geweigerd omdat ik geen waarde hechtte aan dergelijke prullen. Dat ze onderdeel waren van Eero's plan had ik niet aan zien komen. En ik denk dat de rest, die wel allemaal zo'n ring hadden gekregen en nu ook droegen, dat ook niet aan hadden zien komen.
Ik greep haar hand. 'Waarom heb je die nog om?'
Ze keek grimmig. 'Omdat ik hem niet af krijg.' Ze blies een pluk haar uit haar gezicht. 'Dat is een zorg voor later. Kom op.'
Feline's pijnkreet sneed door merg en been, maar ik wist dat het tijd was om te gaan. Ze konden zich redden. Ze zouden zich redden. Ik kende Jurian nu lang genoeg om te weten dat hij iedere centimeter die hem gegeven werd zou benutten. Hij zou tot het uiterste gaan en daarmee aan iedereen bewijzen die ooit aan hem getwijfeld had, dat hij echt een prins van de eerste dimensie was. Hij zou ons redden en verdiende het ook om gered te worden.
Declan en Edeline bewezen ook weer eens uit welk hout ze gesneden waren. Hoewel ik altijd mijn bedenken had gehad, vooral met betrekking tot de prinses van de eerste dimensie, kostte het de twee vrijwel geen moeite om de gang te ontdoen van de monster. Ze wisselden een korte glimlach met elkaar en opeens vroeg ik me af of zij misschien ook een band deelden. Geen wederhelftband, maar misschien een andere band die uniek was omdat ze hier geboren waren en daarmee ook echt familie waren.
De gangen waren smal en de monster waren genadeloos. Terwijl Declan, Elin, Calum en Edeline ervoor zorgden dat het pad naar de uitgang vrij was, zorgden Ashlynn en ik voor rugdekking. Mijn duisternis had niet heel veel effect op de woeste wezens, maar het zwiepte ze wel even van hun voeten totdat Ashlynn de genadeklap kon uitdelen. En als ze het waagden om dichtbij genoeg te komen, wist ik ze lang genoeg te manipuleren om hun nek te kunnen breken.
De berg trilden in zijn voegen toen een nieuwe krachtgolf door het massieve steen trok. Ondanks dat we al een flink eind verwijderd waren van de grot, zag ik nog steeds hoe de gang waar we uit waren gekomen kort in een fel licht baadde. Het licht zette het smalle kruispunt waarop we ons nu bevonden ook in het lichterlaaie en verschroeide de wezens die op ons inliepen zonder genade.
Ik floot zachtjes door mijn tanden en mijn blik vond die van Calum. Zijn ogen fonkelden in het licht wat door de gang ebde. Hij wenkte met zijn hoofd naar de gang achter zich en ik knikte. De weg was vrij voor ons. Als we langer zouden wachten, zouden we onszelf in onze vingers snijden.
Er werden geen woorden gesproken terwijl we door de gangen naar boven klommen. We kwamen geen schaduwwezens meer tegen toen we steeds hoger klommen, zoekend naar het daglicht. En hoewel ik er zeker van was dat het niet lang meer kon duren totdat we het licht zouden moeten vinden, bleven we ons in de duisternis voortbewegen. Het enige licht kwam van Edeline en Ashlynn die de gangen verlichtten met hun lichtmagie.
Ik liet Ashlynn met Elin achter in de achterhoede en kwam naast Calum te lopen. Het kostte mij niet veel moeite om over de wederhelftband te reiken en een impressie te krijgen van zijn gestructureerde gedachten. Ik voelde meteen zijn twijfels, welke amper naar de achtergrond gedwongen werden door de adrenaline van de strijd. Hij bewoog zich voort op pure wilskracht, want hij was uitgeput van de felle strijd die in de berg gewoed had.
'Er klopt iets niet,' zei Calum zachtjes.
Ik tuurde naar de duisternis die voor ons lag. 'Ik voel het ook.'
Mijn schaduwen kropen langs de muren van de gang en reageerden op de onnatuurlijke duisternis die zich in de nisjes van de grotten en gangen genesteld had. De magie van Eero was nog steeds tastbaar. Ondanks dat zijn schaduwwezens niet meer achter ons aan zaten, voelde het alsof de duisternis diens adem inhield, klaar voor de volgende, misschien wel fatale, klap.
Opeens hoorde ik Declan vloeken en Edeline haalde scherp adem. We stapten van de ene soort duisternis in de andere. Maar de nieuwe duisternis bracht ons ook frisse lucht en een snijdende wind. We waren buiten, maar niets duidde erop dat we in de eerste dimensie waren. Boven ons strekte een eeuwige duisternis zich uit. Het kon nog geen nacht zijn, dat was uitgesloten. De zwarte duisternis, die al het licht om ons heen leek op te slokken, was als een onaantastbare dreiging. Eentje die ik niet goed kon aanvoelen, waar mijn schaduwen voor terugdeinsden.
'Nou, dit gaat gezellig worden,' mompelde ik.
Het was alsof mijn woorden iets in werking zette. Alsof de manier waarop de stilte doorboord werd, de reden was dat Calum naast mij verstijfde. En niet alleen Calum. Iedereen verstijfde. Verbijsterd keek ik toe terwijl ik probeerde te plaatsen wat er gebeurde.
'Nocte uincit,' zei Calum zachtjes, bijna onhoorbaar.
'Wat?' beet ik hem toe.
Toen ik zijn blik ving, vloekte ik. Zijn blauwe ogen trokken zwart weg en hij verplaatste zijn blik naar de lucht. Ik zette een stap achteruit en keek naar de anderen, die allemaal dezelfde woorden herhaalden en hun blik naar de lucht afwendden.
'Oh, dit is een hele slechte grap,' siste ik toen ik nog een stap naar achteren zette en mijn schaduwen opriep. Ik zette me schrap voor een aanval waarvan ik niet wist waar die vandaan moest komen.
Het eerste wat ik hoorde, waren kleine steentjes die trilden. Daarna leek het alsof de hemel brak door de meest gewelddadige donderklap die ik ooit had gehoord. Maar de donder kwam niet uit de lucht. Het kabaal kwam vanuit de berg die onder ons in zijn voegen trilden.
Ik wist niet hoeveel ik al gevloekt had in deze korte tijdsspanne, maar ik deed het nog eens. En vervolgens nog eens, toen ik mij realiseerde dat de berg waar we op stonden nog wel eens kon gaan instorten. En na nog één keer de mensen om mij heen geobserveerd te hebben, realiseerde ik mij heel goed wat er zou gebeuren als de berg zou instorten.
Als de berg ging, ging iedereen mee.
JE LEEST
The Chosen Ones [NL]
Fantasy---Deel 3 van TFO serie, het lezen van de vorige twee delen wordt ten zeerste aangeraden!--- Zes maanden geleden strandde Feline in de 666ste dimensie. In deze dimensie heerst Aides, de koning des doods, met een ijzeren vuist. Engelen zijn niet welk...