Hij had gelijk gekregen, ik werd inderdaad gevonden. Voordat ze bij me waren had ik ze al aan horen komen, de huilende kinderen, de krijsende moeders en grimmige vaders. Er waren gewonden en ouderen, mensen wiens lichamen niet langer intact waren maar die ondanks dat stug door bleven gaan. Want we moesten door, wij allemaal. Er was geen tijd om stil te staan, om achterom te kijken. Het belangrijkste was dat we nog leefden, dat we op dat moment veilig waren. Ze hadden me meegenomen en ik had me aangesloten bij de andere verlorenen.
Niemand vroeg me iets. Ook de kinderen wisselden geen woord met elkaar, ze staarden slechts met grote angstige ogen voor zich uit. Ik had er waarschijnlijk hetzelfde uitgezien, net zo bang en wanhopig. Het was vreemd dat die dag nu alweer meer dan twaalf jaar geleden was.
Dat er zoveel dagen, maanden en jaren verstreken waren sinds het moment dat hij me achterliet in dat bos. 'Hoe ga jij het dit jaar herdenken?' vroeg Cecyla me terwijl ze rustig in de grote pan bleef roeren. Ze keek me niet aan, haar blik bleef gefocust op het eten dat ze opwarmde. Toen de Apocalyps aanbrak ontstond er chaos en paniek. Winkels werden geplunderd, voedsel gestolen. Alles was schaars geworden of koste een godsvermogen. We aten wat er op dat moment beschikbaar was en meestal was dat niet veel.
Het dwong ons zo creatief mogelijk te zijn, wat meestal resulteerde in vreemde soepen, broden en pannenkoeken van ingrediënten die daar niet voor bedoeld waren en vage prutjes. Ik wist niet wat Cecyla nu allemaal in de pan had gegooid, maar het rook naar vreemd kruidig. Ik vroeg me af of het überhaupt eetbaar was. 'Geen idee', mompelde ik. Waarom moest ze daar over beginnen terwijl ze wist dat ik een hekel had aan dat onderwerp? Ze bedoelde het vast goed, daar niet van. Maar liever had ik dat ze het gewoon liet voor wat het was, dat deed ik ook en dat werkte prima. 'Kom anders met ons mee', stelde ze voor.
Als antwoord haalde ik mijn schouders op en ging door met het snijden van bruin geworden wortels en bieten. In het kamp waar we in woonden hadden we allemaal een taak opgedeeld gekregen. Jonge kinderen deden de makkelijkste klusjes en ruimden vooral dingen op of sorteerden spullen. Wie ouder was werd getraind voor het leger, ging de verpleging in of hielp bij de organisatie van het hele gebeuren. Wij vielen in die laatste categorie en deden iedere keer weer iets anders. Vaak maakten we het eten, bouwden we tenten of geïmproviseerde huisjes voor nieuwkomers of gaven berichten door van Generaal Taylor, die toevallig Cecyla's vader was. Ik wist dat ik enorm geluk had dat ze me in hun gezin wilden opnemen, dat ik beschouwd werd als een dochter en zus. Niet veel kinderen konden dat ook zeggen. Dit kamp was één van de weinigen, het was een toevluchtsoord en een veilige haven voor veel mensen. Wat wij hier hadden was iets waar velen enkel van konden dromen. Want wij waren vrij.
'Amoris.' Een jonge soldaat knikte ons beiden toe ter begroeting en richtte zijn aandacht toen weer op mij, 'Generaal Taylor heeft me gestuurd om je te komen halen. Hij wil je spreken.' Ik legde het mes neer en wisselde een blik met Cecyla. Wat kon er zo belangrijk zijn dat hij me nu nodig had?
Snel veegde ik mijn handen af aan het schort dat ik om had en liep achter hem aan de vrachtcontainer uit die dienst deed als keuken. De soldaat liep met ferme passen door het kamp en weigerde antwoord te geven op mijn vragen. Zijn zwijgen maakte me alleen maar zenuwachtiger.
'Waar gaan we naartoe?' We liepen helemaal niet naar het hoofdgebouw, maar naar de rivier.
Het kamp was strategisch gebouwd en zat verborgen in een groot woud dat zich kilometers lang uitstrekte. Dwars door het bos liep een grote rivier waardoor we een onbeperkte voorraad water hadden en zelfs energie konden opwekken.
Maar het allerbelangrijkste was dat we niet zichtbaar waren vanuit de lucht.
Na een tijdje liepen we het kamp uit en volgden het gemarkeerde pad dat naar onze uitkijkpost liep. Vanaf hier kon ik de kleine houten toren al zien, er was meer beweging dan normaal. Toen ik mijn ogen tot spleetjes kneep, zag ik dat een aantal soldaten zich had verzameld en dat anderen op en aan liepen met spullen. 'Wat is er aan de hand?' wilde ik weten, maar weer werd mijn vraag beantwoord met stilte. We kwamen steeds dichterbij en inmiddels werd me duidelijk wat er gaande was. Er was een nieuwe voorraad gebracht, maar dat was niet hetgeen wat me verontruste. Het was wat er in de houten kratten zat. Vol afschuw keek ik toe hoe de soldaten de kratten één voor één openmaakten en de bloederige inhoud op een stapel legden. Ogen vol leegte staarden me aan, monden die verwrongen waren of wagenwijd openstonden. Bijna alsof er elk moment een schreeuw uit zou kunnen komen.
Deze onbekende gezichten zouden me voor eeuwig bijblijven. Dit was één van de vele gruwelen die ze ons aandeden.
'Dit meisje leeft nog!' Hoorde ik plotseling iemand schreeuwen. Direct kwamen er mensen in beweging en stormde er een dokter langs. Ik volgde hem met de soldaat op mijn hielen, Generaal Taylor moest maar even wachten.
Het meisje zat onder het bloed en was lijkbleek, haar ravenzwarte haar klitte samen en stak alle kanten op. Maar het griezeligste was dat ze me recht aankeek met ogen zo duister als de nacht.
Haar mond bewoog en er rolde een fluistering over haar lippen die ik niet kon verstaan.
Steeds luider begon ze te spreken, tot haar gekrijs zelfs tot in het kamp te horen was.
Ze schreeuwde mijn naam, over en over. 'Amoris, Amoris, Amoris, Amoris, Amoris.' Er leek geen einde aan te komen, alsof mijn naam een mantra was dat haar in leven zou houden.
Ze leek wel bezeten.
Twee soldaten probeerden haar in bedwang te houden terwijl ze wild met haar armen maaide en me strak aan bleef kijken. Met haar tong siste ze naar me en haar ogen draaiden rond in hun kassen. Ik deinsde achteruit toen ze zich wist los te rukken en recht op me afvloog, haar tanden ontbloot en haar handen naar me uitgestrekt.
Toen ze nog geen meter van me verwijderd was, hoorde ik een oorverdovende knal, gevolgd door een tweede. Met een klap viel ze op de grond en bleef roerloos voor mijn voeten liggen. Ze had twee kleine gaatjes in haar rug waar nu bloed uit sijpelde. Met grote ogen keek ik naar Generaal Taylor die nog altijd met opgeheven pistool tegenover me stond.
JE LEEST
When Angels Fall (16+) HERSCHREVEN
Science FictionHij drukte zijn lichaam tegen het mijne, zette me klem tegen de muur. Zijn handen op mijn heupen, zijn hete adem voelbaar in mijn nek. 'Ik zal me niet kunnen inhouden mijn liefste...' 'Dat wil ik ook niet', kreunde ik toen hij zijn lippen op mijn h...