Het was niet ver meer naar de kapel, nog maar een paar honderd meter en ik was er. Tranen stroomden vrijuit over mijn wangen en zweetdruppeltjes glansden op mijn voorhoofd.
Ik verbeet de pijn, probeerde het kloppen van mijn enkel te negeren en verder te strompelen.
Ondertussen vervloekte ik de hele wereld in stilte.
Verachtig kwam in de buurt van wat ik nu voelde, ik walgde van wat de Apocalyps met de mensheid gedaan had. Het was dat een onzichtbare kracht me liet doorgaan, anders was ik waarschijnlijk blijven liggen en gestorven in het gras.
Opgegeten, aan stukken gescheurd, vermoord door de wezens die ik haatte en verafschuwde.
Toch was er dat kleine stemmetje dat me toefluisterde dat ik hem nooit zou kunnen haten.
Hoe graag ik het ook anders zag, dat was de onverbiddelijke waarheid. En ondertussen ook precies de reden dat ik verbannen ging worden.
Deze terechtstelling zou mijn dood betekenen.
Daar buiten – in de wildernis – zou ik het niet overleven, nog geen dag. Geen bescherming, geen voedsel of dak boven mijn hoofd.
Ze konden me net zo goed ter dood veroordelen.
Nog maar een paar meter, nog even...
Ik kon de oude kapel bijna aanraken.
En toen was er die pijn, nog honderdmiljoen keer erger dan de pijn van mijn enkel. Drie schoten, snel achter elkaar. In mijn been, schouder en een schampschot langs mijn wang.
Waarom?Was wat er door me heen ging. Waarom had hij geschoten, wat had ik misdaan? Ik had me aan de regels gehouden, dat niet gegild of geschreeuwd, was niet teruggerend. Dus waaraan verdiende ik dit? Ik was neergevallen in het gras en staarde naar de strakblauwe hemel.
Vlekken dansten voor mijn gezichtsveld, ik zou het bewustzijn verliezen en nooit meer ontwaken.
Dat was mijn lot, deze dood in deze heuvels.
Ik zou dat meisje worden die het bijna gehaald had. Er zouden vast een aantal mensen zijn die om me zouden treuren, Generaal Taylor, Cecyla, maar wie nog meer? Vrienden had ik niet en mijn familie was dood, vermoord door die vreselijke wezens. Zou ik begraven of verbrand worden?
Ik geloofde het eerlijk gezegd niet, waarschijnlijk lieten ze mijn lijk hier gewoon liggen en werd ik alsnog aan flarden gereten door de demonen.
'Amoris!' Ik hoorde Generaal Taylors stem, hij bleef mijn naam maar roepen. Ik hoorde het al niet meer, mijn gedachten dwaalden af naar de duisternis die me met de seconde verder leek op te slokken. Tot er enkel nog die leegte was en ik niets meer voelde.' Vertel me waar je bent Amoris...' fluisterde hij in mijn oor. Ik keek hem aan, keek in die duistere ogen van hem. 'Bij de kapel', antwoordde ik alsof het helemaal niet vreemd was dat ik hem hier zag en hij me dat vroeg. Zijn ogen werden duister,'waarom ben je daar?' Ik moest nadenken, mijn hoofd bonsde zo hevig dat alle herinneringen ver naar de achtergrond waren verdwenen, 'er was een bezeten meisje...' Ik ademde scherp in toen alles weer naar boven kwam. Met een klap kwam het besef binnen, ik probeerde rustig te blijven maar paniek had de overhand genomen. Hij greep me ruw vast, zijn ogen boorden zich in de mijne. 'Je moet me vertellen waar het is.' Hij bracht zijn hand naar mijn gezicht – alsof hij mijn wang wilde strelen – maar twijfelde en liet hem weer zakken. 'Ik wil niet dat je iets overkomt.' Ik smolt onder zijn tedere en liefdevolle blik. Mijn benen werden slap, ik hield hem stevig vast om niet om te vallen. Hij glimlachte, zijn ogen werden donkerder, het was een diepe duisternis waar ik met liefde in zou verdrinken. 'Amoris...' Hij zei mijn naam zo zacht dat ik het nog net kon verstaan. Zijn handen gleden over mijn rug, naar mijn middel. Hij trok me dicht tegen zich aan, de lust in zijn ogen duidelijk zichtbaar. 'Je bent me dierbaarder dan je denkt...als er ook maar iets met je gebeurt...' Woede en haat flitste in zijn ogen. Ik legde mijn hand tegen zijn wang, hij sloot zijn ogen en zuchtte. 'Ik wil bij je zijn', het was er al uit voordat ik doorhad wat ik gezegd had. Zijn ogen vlogen open, hij schudde zijn hoofd. 'Nee, dat kan niet. Het is te gevaarlijk.' Waarom? Wat maakte dat gevaarlijker dan het leven dat ik nu leidde? Op dit moment stierf ik waarschijnlijk in de heuvels...
'Ze gaan me verbannen Rafe', ik durfde hem niet aan te kijken, 'ik zal het nooit overleven.'
Met zijn vinger drukte hij mijn kin wat omhoog waardoor ik hem recht aan moest kijken. Zijn blik was hard als staal. 'Vertel me waarom, de echte reden!'
'Ik-ik...' Maar ik kwam niet uit mijn woorden. Ik kon de waarheid niet vertellen. 'Vertel het me!' gromde hij op een lage en gevaarlijke toon.
'Ze verdenken me van verraad, ze denken dat ik samenzweer met de demonen. Ze weten het.'
Ik trilde, tranen stonden in mijn ogen. Zijn blik verzachtte en hij sloeg zijn armen om me heen, 'wat weten ze Amoris?' fluisterde hij.
Zijn handen streelden kalmerend over mijn rug, ik aarzelde. Kon ik eerlijk zijn?
'Ze weten dat ik je niet haat en dat ik dat nooit zal kunnen. Dat ik dingen voor je voel die volgens hun niet "natuurlijk" zijn.' Het was eruit.
Ik had het gezegd. Hij zei eerst niets, staarde me aan met een sombere blik. 'Dat is iets gevaarlijks om te zeggen Amoris. Ik ben een demon. Ik ben slecht, slecht voor jou.' Ik schudde mijn hoofd, dat kon ik niet geloven. 'Zelfs nu je er niet bent, help je me, probeer je me te beschermen.' Hoe kon hij niet inzien dat hij goed was?
'Ik heb hem nog steeds, weet je', mompelde hij plotseling. 'Wat heb je nog steeds?'
'Meneer Konijn, ik heb hem op een speciale plek bewaard.' Mijn hartslag versnelde, 'meneer Konijn...' piepte ik. In een flits zag ik het knuffel konijn voor me, hoe ik het hem had overhandigd als vijfjarig meisje. 'Dit is voor jou...Zodat je me niet vergeet, zodat je niet vergeet dat je eigenlijk wel een beetje goed bent.' Dat was wat ik tegen hem gezegd had. Ik kon het me herinneren als de dag van gisteren. Ik haalde de gouden veer onder mijn shirt vandaan. Rafe raakte hem voorzichtig aan. 'Ik wist dat je hem nog had Amoris...' zei hij, 'omdat het een deel van mezelf is, kan ik het voelen. Daardoor kan ik je vinden als ik bij je in de buurt ben.' Hij keek me doordringend aan, 'anderen zullen voelen dat je van mij bent.' Hij liet de veer los, 'alleen van mij...' Langzaam begon hij te verdwijnen, ik hoorde alleen zijn stem nog.'Voor altijd Amoris...'
JE LEEST
When Angels Fall (16+) HERSCHREVEN
Ciencia FicciónHij drukte zijn lichaam tegen het mijne, zette me klem tegen de muur. Zijn handen op mijn heupen, zijn hete adem voelbaar in mijn nek. 'Ik zal me niet kunnen inhouden mijn liefste...' 'Dat wil ik ook niet', kreunde ik toen hij zijn lippen op mijn h...