Ik keek in de spiegel en zag een lijkbleek gezicht met glinsterende zweetdruppeltjes, bloeddoorlopen ogen met daaronder donkere kringen en lippen die ontdaan waren van alle kleur. Ik zag er uit als een wandelende zombie, zo slecht was ik eraan toe. Met moeite had ik me uit mijn bed weten te hijsen, Amelia was niet op komen dagen vanochtend en ook Nova was nergens te bekennen. Dus strompelde ik nu kreunend van de pijn over de gang, Juliën bood niet aan te helpen en achtervolgde me met een geïrriteerde uitdrukking op zijn gezicht.
Ik moest Rafe spreken, wilde hem confronteren met wat hij me had aangedaan. Dit was allemaal zijn schuld, al deze ellende, de verwoesting van zowat ieders leven op deze wereld, het was allemaal aan hem te danken.
Ik wankelde en probeerde overeind te blijven door de muur vast te grijpen. Langzaam schuifelde ik steeds een stukje verder en wierp boze blikken naar iedereen die ik tegen kwam en me bevreemd aankeek. Toen we weer een andere gang in sloegen, kwamen er een aantal wachters onze kant op rennen. 'Zij moet weg hier!' Eén van hen was menselijk en pakte me bij mijn bovenarm vast, ik zakte zowat in elkaar en hij ving me snel op. 'Wat is er met haar?' vroeg hij aan Juliën, maar hij haalde zijn schouders op en geef geen antwoord. 'Iedereen in deze gang wordt geëvacueerd, er heeft een incident plaatsgevonden in de westelijke vleugel.' In een snelle beweging tilde hij me op en knikte naar zijn collega's, die direct in beweging kwamen en doorgingen met de evacuatie. 'Waar is je kamer?'
Nu leek Juliën plotseling wel behulpzaam te kunnen zijn, 'deze kant op', zei hij terwijl hij de bewaker voorging. 'Wat is er precies gebeurd?' Zijn blik bleef gericht op Juliën, die voor ons liep. Ik vroeg me af wat hij dacht dat er gebeurd was, gezien zijn boze blik... 'Ik ben ziek', wist ik hijgend uit te brengen, blij dat ik niet hoefde te lopen en dat hij me nu tilde. Als ik dat hele stuk zelf terug had moeten gaan, was ik halverwege waarschijnlijk bewusteloos geraakt. 'Als je ziek bent, waarom ben je dan uit bed gegaan?' Hij schonk me een blik die zei: je bent echt niet goed snik. Ik haalde mijn schouders op en hield mijn mond, hij hoefde niet alles te weten. We kwamen bij mijn kamer, waar Nova ongerust bij de deur stond. Ze kwam op ons afrennen toen ze ons zag, 'Cam, wat is er allemaal aan de hand?' Dus dat was de naam van de bewaker. Hij zette me voorzichtig neer, 'een incident in de westelijke vleugel, alles wordt afgesloten en iedereen bereidt zich voor op een aanval.' Een aanval? Om wat voor incident ging dit precies? Ik zag zowel Cam als Nova een wantrouwige blik op Juliën werpen.
'Waarom vallen ze nu aan? En waarom hier?' We hoorden geschreeuw in de verte en het geluid van geweerschoten. Onmiddellijk schoten we de kamer in en gooiden de deur achter ons dicht. Ik liet me vallen op de sofa en keek strak naar de deur, bang dat hij ieder moment ingetrapt kon worden. 'Ik zal de deur bewaken', gromde Juliën en hij glipte de kamer weer uit. 'Die is ook eindelijk weg', zei Cam met een zucht, hij kwam tegenover me zitten en trommelde met zijn vingers op zijn been. 'Ik moet eigenlijk kijken waar de anderen zijn en helpen...' zijn stem stierf weg toen we weer een geweersalvo hoorden. In zijn ogen was angst te zien, wat was er toch aan de hand en wat voor vreselijks viel het kasteel aan? Het was dat de pijn zo overweldigend was dat ik amper iets kon uitbrengen, want anders had ik nu om een verklaring gevraagd. De geluiden kwamen steeds dichterbij en Nova begon zacht te huilen, zij wist wat er aan de hand was, wat ons te wachten stond. Haar van angst vertrokken gezicht vertelde me genoeg over onze situatie. Doodstil zaten we daar, luisterend naar de schoten, het gegrom en geschreeuw dat van de gang kwam.
Nova kroop dichter naar me toe en ik pakte haar hand vast, kneep erin en hoopte haar op die manier te troosten. Dat dit hier gebeurde, was bijna onwerkelijk. Waarom werd er gevochten? Hoorden alle demonen dan niet bij elkaar?
Een griezelige gedachte ging door mijn hoofd, iets dat ik niet wilde toestaan. Want wat als dit geen aanval was georganiseerd door demonen?
Wat als...
Cam haalde twee dolken tevoorschijn en ging vlak bij ons staan, zijn spieren strak gespannen en zijn blik gericht op de deur. 'Als ze binnen komen, wil ik dat jullie jezelf opsluiten in de badkamer. Doe hem niet open, wat jullie ook horen. Hebben jullie dat begrepen?' fluisterde hij zacht maar ernstig. Beide knikten we haastig.
Ik kon Juliën bevelen horen schreeuwen en we veerden allemaal op toen iemand aan de andere kant tegen mijn muur werd gesmeten. 'Ga nu!' siste Cam toen we gerommel aan de deur hoorden. Nova hielp me overeind, sleurde me mee naar de deur van de badkamer. We waren nog niet binnen of de deur van de kamer vloog al open. Drie mannen met geweren in de aanslag kwamen naar binnen, 'op de grond!' schreeuwden ze naar ons. Cam was vastgegrepen en werd de gang op gesleept, hij probeerde zich te verzetten, maar werd knock-out geslagen door zijn belager.
Nu stonden wij oog in oog met de mannen die nog altijd hun geweren op ons gericht hielden.
'Op jullie knieën!' dreigden ze terwijl eentje Nova tegen haar hoofd porde met het uiteinde van zijn geweer. Snel deden we wat ze zeiden, onze handen nog altijd met elkaar verstrengeld. Het ergste was nog wel dat deze mannen menselijk waren en ons met zoveel haat en walging aankeken dat ik ineenkromp onder hun blik. 'Vuile bloedhoeren', de middelste spuugde naar me en gaf me vervolgens een harde trap in mijn maag. Ik wist dat het waarschijnlijk toch geen zin had, maar begon toch naar ze te schreeuwen. 'Wij zijn geen bloedhoeren, we zitten hier verdomme gevangen!' Ze begonnen hard te lachen en ik kreeg nog een trap te verduren. 'Denk je dat wij stom zijn meisje? Als je echt een gevangene was dan werd je niet beschermd door een leger aan bewakers, dan had je niet deze slaapkamer gekregen maar zat je net als de anderen weg te rotten in de kerkers.' Hij rolde met zijn ogen, 'gevangenen...' herhaalde hij vol spot, 'ons maak je dat niet wijs.' De man greep mij bij de arm en een ander trok Nova van de grond, hardhandig werden we meegesleurd de gang op. Ik gilde het uit van de pijn, beet, krabde, probeerde me los te wringen, zonder succes. Uit verschillende kamers kwamen meer soldaten van dit mensenleger en ik zag zelfs een aantal vrouwen met geweren rondlopen. Ze zagen er bijna allemaal hetzelfde uit, smerig, hun gezichten vol zwarte en rode vegen en allemaal hetzelfde teken op hun schouders: een stralende zon. Overal waar ik keek lagen lichamen van wachters, sommigen menselijk, maar er zaten ook demonen tussen. 'Zaag hun vleugels eraf, vermink hun lichamen en onthoofd ze, ze kunnen zo weer opstaan uit de dood!' riep hij zijn mannen toe. 'Je ziet het goed meisje', hij trapte Juliëns lichaam aan de kant, 'ze zijn niet onverslaanbaar en kunnen gewoon sterven.' Hij begon hard te lachen, een geluid dat galmde door de gangen, 'alles en iedereen sterft als je er maar genoeg kogels op afvuurt.' Hij gaf me weer een duw, maar ik bleef staan op de plek waar ik stond, schonk hem een blik vol woede. 'Dat waren mensen!'
Hij haalde zijn schouders op, 'verraders zul je bedoelen, wat al net zo erg is als het mij betreft.' Ik zou willen dat ik iets kon doen, wat dan ook. Maar alles leek hopeloos, bovendien kon ik amper op mijn benen blijven staan. Ik kon slechts toekijken hoe ze de lichamen mee sleepten en op een grote hoop legden, demonen gescheiden van de mensen.
'Amoris!' Nova gilde mijn naam en ik draaide me met een ruk om, ze werd klem gezet tegen de muur door twee grote mannen die gemeen naar haar lachten. De man die mij nog altijd bij mijn arm vast had, keek me met opgetrokken wenkbrauw aan. 'Jij bent dus dat verbannen meisje?' Hij schudde zijn hoofd, deed alsof hij enorm teleurgesteld was. 'Generaal Taylor zal niet blij zijn als hij te horen krijgt dat je bent overgelopen.' Zijn grijns was zo vuil dat ik die het liefst van zijn gezicht wilde krabben. Wie was hij eigenlijk en hoe wist hij wie ik was? 'Ik moet je bekennen meisje, we hadden nooit verwacht dat dit plan zou slagen.' Hij trok me verder mee, weg van Nova die nog altijd mijn naam riep. Wat hij ook zei, er klopte helemaal niets van. Nog altijd kon ik het niet geloven hoe ver ze waren gekomen, hoeveel demonen en mensen ze neer hadden gehaald in zo'n korte tijd. En als er één ding was die me hier heel duidelijk was geworden, dan was dat wel dat alles hier altijd strak geregeld was en dat de bewakers uiterst alert waren. Zoiets had nooit kunnen gebeuren. En toch waren deze mensen nu hier, midden in het kasteel...
'Wie zegt dat je plan geslaagd is?' Hoorde ik een al te bekende stem zeggen. Rafe grinnikte en heel wat anderen lachten met hem mee, als een echo die door het hele kasteel te horen viel. Om mij heen kwamen de doden tot leven, precies waar de soldaat zijn mannen eerder voor gewaarschuwd had. Onmiddellijk werd ik omgedraaid en vastgegrepen, een vlijmscherpe dolk werd tegen mijn keel gezet en ik staarde Rafe met grote ogen aan. Hij zat onder het bloed, net als de demonen die achter hem stonden. Zijn vleugels leken gerafeld en zijn kleren waren doorzeeft met kogels. Toch stond hij daar nog altijd vol trost, met de blik van een onverslaanbare Koning.
Ik hield mijn adem in en durfde me niet te bewegen, 'waag het dichterbij te komen!' dreigde de soldaat terwijl hij de dolk harder tegen mijn keel drukte. Rafe grijnsde en zette een stap naar voren, 'en waarom zou ik dat niet doen dan?'
De man aarzelde, zijn greep verslapte en Rafe greep zijn kans. In een enkele seconde waren de rollen omgekeerd, was ik bevrijd en had hij de man bij zijn keel gegrepen.
Ik bracht mijn hand naar mijn hals en schrok toen ik het bloed voelde dat uit de wond van mijn nek sijpelde. Rafe zag het en zijn ogen verduisterden, 'nog laatste woorden?' De man spartelde tegen en zijn ogen leken bijna uit zijn oogkassen te komen toen Rafe's greep verstrakte. 'Niet? Oké dan.'
'Wacht!' riep ik voordat hij de man zou vermoorden. Mijn lichaam deed overal pijn en ik verstijfde toen er een overweldigende steek door mijn hoofd schoot. Hijgend probeerde ik dichterbij te komen, 'hij kan antwoorden hebben.'
Rafe liet zijn greep wat verslappen en de man knikte snel, 'dat klopt.' Ik griste de dolk van de grond en kwam dichterbij, toen ik recht voor hem stond keek ik hem in de ogen en stak de dolk recht door zijn keel. 'Dat is omdat je me een bloedhoer noemde', siste ik terwijl zijn lichaam schokte en hij bloed begon te gorgelen.
Ik liet hem los en zijn lichaam viel slap neer voor mijn voeten. Ik spuugde op zijn lijk, draaide me om en strompelde de gang uit, wetend dat ik nagekeken werd door iedereen.
JE LEEST
When Angels Fall (16+) HERSCHREVEN
Science FictionHij drukte zijn lichaam tegen het mijne, zette me klem tegen de muur. Zijn handen op mijn heupen, zijn hete adem voelbaar in mijn nek. 'Ik zal me niet kunnen inhouden mijn liefste...' 'Dat wil ik ook niet', kreunde ik toen hij zijn lippen op mijn h...