Ghost bond me vast aan een gigantische "zendmast" – wat dat ook mocht zijn – en bleef op een duivelse manier naar me kijken terwijl ze het deed. Als ik iets meer lef had gehad, zou ik tegen haar gezegd hebben dat ze een uitstekende demon zou zijn. Waarschijnlijk zou dat een dolk in mijn hart opleveren, dus hield ik me maar gedeisd. Ik bleef Zero aankijken, hopend dat er een moment zou komen waarop hij zou beseffen dat dit verkeerd was. Maar hij zei niets en keek me al helemaal niet aan. Slim, want anders zou hij zich misschien bedenken uit schuldgevoel, of gewoon omdat de menselijkheid in hem schreeuwde dat dit fout was. Ondanks zijn ontwijkende gedrag, bleef ik me daaraan vasthouden. Ze vernietigden samen het laatste beetje vertrouwen dat ik had, dat licht in me dat ergens net zo passievol mee wilde vechten om onze vrijheid. Ik zou mijn leven ervoor op willen geven, maar dit toonde aan dat zoiets nooit zou gebeuren. Want mijn eigen mensen zouden me altijd blijven zien zoals Ghost en Zero me nu ook zagen. Moordenaar, verrader, bloedhoer...
De woorden bleven zich in mijn hoofd herhalen, een eindeloos mantra, een aankondiging van mijn dood. Dat was dus hoe ik zou sterven. Na een tijdje kon Zero het niet meer verdragen en mompelde hij iets onverstaanbaars, het kwam erop neer dat hij ging jagen en de omgeving zou verkennen. Hij liet me gewoon achter, wat haar zo te zien een binnenpretje bezorgde. Ze bedacht vast hoe ze me in de tussentijd geestelijk en lichamelijk kon martelen. Toen hij verdwenen was, haalde ze een verzameling dolken en messen tevoorschijn uit haar tas. Eén voor één legde ze ze naast elkaar neer, tot ze in een rijtje voor haar lagen. Ze pakte de kleinste en liet die achteloos in haar hand ronddraaien. 'Toen ik nog studeerde – voor de Apocalyps – was ik enorm goed in een kroegenspel genaamd "darten". Later bleek dat ik hetzelfde kon met messen en dolken, grappig hoe zulke kleine en onnozele dingen dan plotseling zo belangrijk kunnen worden.' Ze smeet het mes op me af, dat vlak langs mijn gezicht voorbij vloog en een piepkleine snee in mijn wang maakte. Trillend van angst keek ik toe hoe ze een dolk oppakte en weer klaar ging staan. Ik trok aan de touwen om mijn polsen, schudde wild heen en weer in een poging los te komen. Hoe harder ik trok, hoe meer pijn mijn polsen gingen doen van het ruwe touw dat over mijn huid schuurde. Maar wat kon ik anders? Ik kon me niet zomaar gaan overgeven terwijl ze messen en dolken op me afvuurde, dat was gestoord! 'Ik weet wat je nu denkt.' Ze lachte op zo'n griezelige manier die paste bij mensen die eigenlijk opgesloten hoorden te worden. 'Je veracht me omdat ik dit doe.' Ze haalde haar schouders op en strompelde op me af, 'en misschien heb je gelijk, ben ik een verachtelijk mens. Geen haar beter dan die monsters die je zo aanbidt.' Met de punt van haar dolk prikte ze in mijn wang en ze drukte net hard genoeg zodat er een druppel bloed op kwam. Ik gaf geen kik. 'Hoe voelt dat?' Ze liet het koele metaal langs mijn nek glijden, over mijn hals, naar mijn borsten. 'Om seks te hebben met de vijand? Om verslaafd te raken aan hun bloed...' Haar ogen vonden de mijne, 'je dacht toch niet dat je dat kon verbergen?' Een zweetdruppeltje gleed van haar voorhoofd langs de zijkant van haar gezicht. Ik keek ernaar en trok mijn wenkbrauw op, ze leek bijna zenuwachtig. Alsof dit onderwerp haar nerveus maakte, maar waarom? 'Heb je hem je bloed geschonken?' Ze wilde het te graag weten, klonk net iets te wanhopig. Dus klemde ik mijn kaken stijf op elkaar en bleef zwijgen, dat was het enige wapen dat ik tegen haar had: mijn stilte. En ik wist nu al dat het haar zou frustreren, dat het haar bloed zou laten koken tot ze gek werd. Maar nu spoorde ze ook al niet, dus hoeveel erger kon het worden? Ik zou haar dan tenminste niet datgene hebben gegeven dat ze graag wilde horen. Dan kon ik in het hiernamaals tevreden zijn omdat ik me in ieder geval verzet had. Ze grauwde van ergernis en stampte bij me vandaan, liep terug naar het rijtje dolken. 'Je gaat het me nog wel vertellen!' snauwde ze me toe terwijl ze weer een mes mijn richting op smeet. Ik kon mijn hoofd nog net de andere kant op bewegen, anders had ze mijn oog doorboord. 'Je bent gestoord!'gilde ik naar haar, waarop ze giechelde als een verliefde puber. 'En die "gestoordheid" heeft ervoor gezorgd dat ik hier nu sta, dat er een heel verzet is dat vecht voor onze vrijheid.' Ze hielden een staarwedstrijd die ik niet wilde verliezen, alsof dat ging om leven of dood. 'Waar jij je leventje probeert veilig te stellen door te liggen rollebollen met monsters, strijd ik voor ons allemaal. Wat heb je daarop te zeggen, bloedhoer!'
Het was vreselijk, omdat ik zelfs in deze situatie geen echte haat voor haar kon voelen. Want ergens had ze gelijk. Ze had gestreden voor de mens, was zelfs bijna doodgegaan in een poging een middel te vinden om de dood te omzeilen. En dat was haar allemaal gelukt, ze had een elixer gecreëerd, mensen bevrijd en de eerste stappen gezet om het verzet in beweging te krijgen. En daarvoor kon ik niets anders dan bewondering voelen. Maar wat ze nu deed ging te ver en zou nooit opwegen tegen al die goede daden die ze had verricht. Deze zonde zou haar te gronde richten, net als de diepgewortelde haat die ze meedroeg in haar hart.
Want haat zou er niet voor zorgen dat er vrede kwam of dat deze oorlog teneinde zou komen. Met haat loste je niets op. Vuur bestreed je met vuur. Dus als er politiek was, dan moest je die aanvechten met politiek, met discussies en debatten. Ik begreep niets van het bestuur dat regeerde over de wereld, over de invloedrijke families of de edelen. Maar ik wist wel dat daar onze kans lag. Want het was nou eenmaal een feit dat wij nooit sterk genoeg zouden zijn, de demonen het superieure ras in dit gevecht. Krachtig, onsterfelijk en simpelweg onverslaanbaar. Ghost vergat wie ze in handen had. Ik was niet zomaar een bloedhoer.
Ik was verdomme het lievelingetje van de Koning. En hij zou er alles voor over hebben mij terug te krijgen.
JE LEEST
When Angels Fall (16+) HERSCHREVEN
Science FictionHij drukte zijn lichaam tegen het mijne, zette me klem tegen de muur. Zijn handen op mijn heupen, zijn hete adem voelbaar in mijn nek. 'Ik zal me niet kunnen inhouden mijn liefste...' 'Dat wil ik ook niet', kreunde ik toen hij zijn lippen op mijn h...