Ignited into flames

1K 65 9
                                    


De nacht kon zo mooi zijn

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.

De nacht kon zo mooi zijn. Duister, verleidelijk, stil... Het deed me denken aan zijn ogen, die gevuld waren met schaduwen. Een wervelende chaos, zowel gevaarlijk als schitterend tegelijkertijd. Met zijn verborgen sterren, fonkelend achter de duisternis. Weggestopt, onderdrukt, onzichtbaar voor de rest van de wereld. Als een waardevolle schat die hij geheim wilde houden, misschien wel zijn grootste wapen.

En waar ik ooit een bijna naïeve liefde had gevoeld, was er nu vooral veel woede en haat wanneer ik in die betoverende ogen keek. Emoties die ik niet wilde voelen, die ik het liefst wilde onderdrukken, maar die er wel waren en niet genegeerd konden worden. Maar waar ik eerder de hoop verloren was, wist ik nu dat die gevoelens er waren om een reden. Ik moest het een plek geven om door te kunnen gaan.

Vanbinnen voelde ik me verwoest, verbrijzeld, alsof ik in duizenden scherven uiteen was gespat. Ik voelde me onherstelbaar gebroken. 'We hebben het gerestaureerd.' Hij sprak tegen me, maar ik luisterde niet, 'het ziet er allemaal precies zo uit zoals het ooit was.' Ik staarde voor me uit, naar het huis dat tot nu toe enkel had bestaan in vage herinneringen en onduidelijke dromen.

Dit was de plek.

Hier, precies waar ik nu stond, waren mijn ouders op brute wijze vermoord. Geëxecuteerd. De steeg waar ik me verstopt had - waar ik had toegekeken - was aan mijn linkerhand. Ik beefde over mijn hele lichaam en toen Rafe me aanraakte en ik achteruitdeinsde, besefte ik pas dat ik huilde. Hete tranen gleden over mijn wangen, lieten een spoor van verdriet achter op mij gezicht.

Ze weg vegen deed ik niet, want waarom zou ik? Waarom zou ik mijn gevoelens nog proberen te verbergen? Alleen Rafe zou ze aanschouwen, en hij mocht zien hoeveel pijn dit me deed, hoeveel verdriet ik had opgesloten in mijn hart.

Langzaam knielde ik neer, legde mijn hand op het koude asfalt. Ik sloot mijn ogen en keerde terug naar die dag. Toen de wereld instortte en brandde onder het vuur dat de demonen hadden herrezen. Dat hij had herrezen. 

Ik kon het gegil weer horen, de suizende zwaarden, het geluid van huizen die afbrokkelden, gekrijs en gehuil, botten die doormidden werden gebroken, vleugels die ruisten in de wind. Zo klonk het einde der tijden. 

Ik zag het gezicht van mijn moeder weer voor me, haar doodsangst, de paniek en bezorgdheid. Ik zag het gezicht van mijn vader, berekenend, zoeken naar een uitweg, met een innerlijke woede en een onbekende strijdlust die in hem leek te ontwaken. Alsof hij op dat moment de oerkrijger in zichzelf ontdekte. En dan was er nog mijn broertje...

Hij was nog zo klein, onbeholpen keek hij om zich heen, straalde nog zo'n puurheid en onbeschrevenheid uit dat het pijn deed. Het was het laatste dat ik me van hem herinnerde, voordat hij voorgoed uit mijn leven gerukt werd door de demonen. 

Ik opende mijn ogen weer en kwam overeind. Ik begroef hier mijn herinneringen, mijn angsten, mijn verleden. Ik begroef mezelf, het meisje dat ik ooit was. Het meisje dat ik nooit meer zou worden, het meisje dat hier had moeten sterven, samen met haar ouders en haar broertje.

'Kan ik je om een gunst vragen?' vroeg ik Rafe met een zekerheid die zowel hem als mijzelf verbaasde. Direct knikte hij, 'ik zal alles voor je doen, wat dan ook. Zeg het en ik laat het gebeuren.' 

Ik keek naar het huis. Mijn huis. 'Steek het in brand, verwoest het, tot er niets meer van over is. Ik wil dat het lijkt alsof er nooit iets heeft gestaan, alsof deze plek, deze straat, nooit heeft bestaan.' Mijn stem trilde niet, ik knipperde niet met mijn ogen, maar keek onverbiddelijk voor me uit.

De woede, de haat, het verdriet en de pijn, zelfs de liefde die ik ooit had gevoeld, liet ik hier achter op deze plek. Vanaf dit moment zou het anders zijn, zou ik anders zijn. Ik zou geen zwakte meer tonen, nooit meer.

Rafe vroeg me niet naar een waarom, vroeg me niet of ik het zeker wist. 'Vernietig deze plek, laat alles afbranden tot as.' Vuur herrees vlak voor mijn ogen, ik ging terug in de tijd.

Het was alsof ik weer dat kleine meisje was, maar nu voelde ik geen angst meer, geen verdriet of wanhoop. Er was niets meer. Hitte golfde over me heen, de wereld stond weer in brand. De poorten van de hel hadden zich weer geopend. Een nieuw gevoel ontwaakte binnenin me, mijn mondhoeken krulden zich op en ik glimlachte.

Vreemd genoeg voelde ik me machtiger dan ooit, onverslaanbaar en sterk. En ik besefte me dat Rafe gelijk had gehad. Toen ik in nood was geweest had ik inderdaad het Kwaad opgezocht, net zoals ik nu ook weer de duisternis met dankbaarheid verwelkomde. Het vulde de leegte die ik zolang gevoeld had, het was alsof een deel van mezelf was teruggekeerd. Een deel dat ik te lang onderdrukt had maar nu eindelijk vrijgelaten werd. 

Ik zou doorgaan, ik zou overleven. En ooit zou ik weer vrij zijn...

'Er is iets dat ik altijd heb willen weten', vroeg ik Rafe vanuit het niets, 'waarom redde je mij? Ik ben gewoon het zoveelste mensenmeisje. Dus waarom redde je mij, wat was de reden?' Ik keek in zijn duistere ogen, maar vond geen antwoorden. 

'Omdat je het waard was, dat ben je nog steeds Amoris, je bent het altijd al waard geweest.' Op dit soort momenten wilde ik...wenste ik dat ik hem weer zo zou kunnen zien zoals toen ik een klein meisje was. Zonder wantrouwen, zonder achterdocht. Zonder woede of haat. 

'Je bent mijn licht in het duister Amoris, mijn maan en sterren in de eindeloze nacht. Je bent mijn hoop, mijn verlossing...' Hij glimlachte, maar het bereikte niet zijn ogen. Daar was een niet te bevatten somberheid te vinden. 'Ik heb je nodig, kan niet zonder je. Je bent mijn laatste redding. En ik weet dat ik alles heb verpest. Jij zag ooit het licht in mij maar bent nu verblind door dezelfde duisternis die ook in mij schuilt. Je ziet nu pas het monster, de duivel die ik werkelijk ben, datgene wat ik altijd ben geweest. Het is alles wat ik heb, wat ik ken, al het andere is een nog onontdekt mysterie voor me. Maar toen ik jou leerde kennen...' 

Hij zuchtte, zocht naar woorden en ging gefrustreerd met zijn hand door zijn haar. 'Geloof me als ik zeg dat ik spijt heb van alle dingen die ik je heb aangedaan. Geloof me alsjeblieft als ik zeg dat het pijn doet wanneer ik je zo zie en besef dat het mijn schuld is.' Kon ik hem maar geloven, was het maar zo simpel.

'Jij bent mijn engel Amoris, en ik heb je gebroken door mijn verwoestende liefde. Mijn liefde voor jou is duister, slecht, gevaarlijk en wellicht zelfs dodelijk. Het is onnatuurlijk en ik ben verslaafd geraakt aan het gevoel dat je me iedere keer weer weet te bezorgen. Maar geloof me alsjeblieft wanneer ik zeg dat ik met hart en ziel van je hou, want dat doe ik Amoris. Het is zo sterk dat het me gek maakt, dat ik de wereld voor je over heb en hem zelfs persoonlijk voor je zou vernietigen wanneer je me daar nou zou vragen. Je bent mijn alles Amoris.' 

Mijn hart sloeg heel even een slag sneller, het vuur dat gedoofd was tot een minuscule vonk, brandde feller en heftiger dan ooit. En heel even, heel even...wilde ik toegeven aan dat gevoel...



When Angels Fall (16+) HERSCHREVENWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu