Een koele en zachte hand raakte me kort aan en schudde me wakker uit mijn chaotische dromen. Ik gluurde tussen mijn wimpers door en werd begroet door chocoladekleurige ogen. Een jonge vrouw zat op de rand van mijn bed en schonk me een klein glimlachje. Langzaam kwam ik overeind, mijn hoofd bonzend en zwaar. Ik kreunde en wreef over mijn slapen. 'Dit zal je helpen tegen de hoofdpijn.' Ze pakte het glas water van mijn nachtkastje en bood me twee pilletjes aan. 'Wat zijn dat?' vroeg ik achterdochtig. 'En wie ben jij eigenlijk?' Ik had bewondering voor de manier hoe ze haar gezicht in de plooi hield, zelfs na mijn botte toon.
'Ik ben je verpleegster en mijn naam is Amelia, ik ben gestuurd om je gezondheid in de gaten te houden en ervoor te zorgen dat je zo snel mogelijk herstelt.' Ze kuchte en keek eventjes ongemakkelijk, 'zowel fysiek als mentaal.'
Ze pakte mijn hand en legde daar de pilletjes in, 'ze werken pijnstillend.' Bemoedigend knikte ze me toe toen ik ze in mijn mond stopte en wegspoelde met het water. Het voelde als een eeuwigheid geleden dat ik medicijnen had gekregen, de laatste keer was toen ik koorts had als klein meisje. Medicijnen waren luxegoederen die ongeveer onmogelijk te verkrijgen waren, de zusters van de Gemeenschap hadden een schaarse voorraad gehad en gebruikte ze alleen als het echt nodig was. Dat ik deze pilletjes kreeg voor slechts wat hoofdpijn was dus opmerkelijk.
Ik zuchtte toen het bonzen in mijn hoofd al wat minder werd en leunde achterover in mijn kussens, eindelijk kon ik me wat ontspannen.
'Ik zet dit hier neer zodat je er meer kunt nemen wanneer de hoofdpijn weer erger wordt.' Ze zette een klein potje op mijn nachtkastje, 'als er iets is kun je gerust om me vragen, zowel dag als nacht.'
Ze schreef een aantal dingen op haar klembord dat ze blijkbaar bij haar had en schonk me toen weer zo'n zuinig glimlachje. 'Dan laat ik je nu alleen. Nova – je dienstmeisje – zal zo wel komen om je klaar te maken voor het ontbijt. Probeer goed te eten en te drinken en neem alle rust die je nodig hebt.' Zachtjes verliet ze de kamer, mij achterlatend met honderden vragen. Ik had nu een verpleegster en dienstmeisje? Wat was dit? Ik had geen hulp nodig en hoefde al helemaal niet behandeld te worden alsof ik een breekbare prinses was. Een ongemakkelijk gevoel bekroop me terwijl ik me afvroeg wat Rafe allemaal in zijn hoofd haalde. Deed hij dit omdat hij iets van me wilde? Ik wist niet wat ik moest doen. Er moest een manier zijn om te ontsnappen aan al deze gekte, aan dit kasteel, aan hem. En hoewel hij me nog niets ergs had aangedaan, betekende het nog niet dat dat ook zo zou blijven. Hij liet slechts één kant zien, terwijl ik wist dat zijn andere kant mensen afslachtte alsof het niets was. Hij had me gered en daar was ik dankbaar voor, maar ik mocht niet vergeten wat voor monsterlijk wezen hij in werkelijkheid was. De lijken, de gezichten...dat zou ik nooit meer uit mijn gedachten kunnen bannen. En ik wist dat het lang niet alles was, er was zoveel meer vreselijks daarbuiten. Hier in deze gouden kooi kon hij me een perfect sprookje voorschotelen. Maar ik mocht er niet aan toegeven, mocht niet geloven in zijn leugens. Ik moest volhouden, moest sterk blijven. Voor mijn familie, voor wat er nog over was van de mensheid. Er zou een moment komen waarop ik zou ontsnappen. Wat er ook voor nodig was, wat ik ook zou moeten doen. Want ooit zou ik weer vrij zijn en ik zou een manier vinden om anderen ook te bevrijden. De Gemeenschap had een manier gevonden om te gedijen in deze verwoeste wereld. Wat zij konden dat kon ik ook, ik zou een manier vinden. Maar tot die tijd – tot ik een plan had – moest ik dit gestoorde spel meespelen. Ik had een grote vergissing gemaakt en daar zou ik nu de prijs voor moeten betalen. Dit was de werkelijke straf voor mijn verraad, voor het vertrouwen van de meest afgrijselijke demon die deze wereld bewandelde. Ik trapte er niet in, niet meer. Ik zou de waarheid achterhalen, de ware reden waarom hij me hier hield en zou er vervolgens mijn voordeel mee doen. Want hoewel de gedachte alleen al me angst aanjoeg, wist ik één ding heel zeker...
Er was iets tussen ons.
Ik verafschuwde het, walgde ervan, maar het ontkennen kon ik niet. Het was er echt, ik voelde dat en hij ook. En dat zou mijn wapen worden.
De deur ging weer open en een meisje kwam mijn kamer binnen. 'Goedemorgen', bracht ze zenuwachtig uit. Ze moest iets jonger zijn dan ik, ik schatte een jaar of zestien. Ze had prachtige rode krullen en een lieflijk gezicht, ik glimlachte naar haar en ze knipperde verlegen met haar dikke wimpers. 'Jij moet Nova zijn', zei ik vriendelijk. Ik zwaaide mijn benen over de rand van het bed en stond op, 'ik vind het enorm lief dat je hier bent om me te helpen. Maar ik heb echt geen hulp nodig hoor.' Dat kwam blijkbaar niet goed aan want er verschenen tranen in haar ogen. 'M-maar...' stotterde ze half snikkend, 'ik wil graag helpen.' Wat moest ik nu? Er lag paniek en angst in haar ogen en ik vroeg me direct af of ze gestraft zou worden als ik haar hulp niet accepteerde. Onmiddellijk voelde ik me schuldig. Ik vroeg me af hoe haar leven er hier uitzag. Misschien was dit wel mijn kans om informatie te verkrijgen en erachter te komen hoe de dingen in elkaar zaten. We zouden elkaar kunnen helpen. 'Goed, help me dan maar!' zei ik zo opgewekt mogelijk. Ze veegde snel een traan weg die over haar wang gleed en ging me voor naar de badkamer. Snel draaide ze de kraan open, voegde verschillende oliën toe aan het water en strooide er wat geurende bloembaadjes in.
'Geef je kleren maar aan mij, dan zal ik ervoor zorgen dat ze gewassen worden.' Sinds ik hier was had ik nog geen andere kleding aangetrokken en vol schaamte besefte ik me dat ik waarschijnlijk enorm erg stonk. Ik had nooit veel kleren gehad, niemand wisselde vaak van outfit in de Gemeenschap. Daar was dat de normaalste zaak van de wereld, de lichaamsgeuren rook je al niet meer als je er zolang leefde. Nu was alles anders en moest ik wennen aan de nieuwe gang van zaken, wat kon en wat niet. Ik ontdeed me van de smerige vodden en gaf ze aan haar, glimlachend verliet ze de badkamer en zei dat ik maar moest roepen als ik klaar was. Ik liet me langzaam in het hete bad gleden en sloot mijn ogen, genietend van de warmte en de heerlijke aroma's van de oliën. Hier kon ik wel aan wennen...Nova had me een simpel wit jurkje aangetrokken en borstelde nu mijn lange haar, 'ik zal er echt een stuk van moeten afknippen, de punten zijn dood en gespleten. Zelfs verzorgende olie zal nu niet meer helpen.' Ze sloeg een grote handdoek om mijn schouders en pakte de schaar, 'je vindt het toch niet erg hè?' Ik schudde mijn hoofd, ze had gelijk. Het was echt nodig...
Dus begon ze rustig te knippen terwijl ze ondertussen een liedje neuriede dat ik niet kende.
'Hoe ben je hier eigenlijk terecht gekomen?' Ik keek haar via de spiegel aan, maar ze bleef gefocust op mijn haar en haalde haar schouders op. 'Sommige dingen kan ik me niet meer herinneren, hoe het begonnen is weet ik niet eens precies, alleen van verhalen. Ik woonde hier met mijn ouders in de stad en we slaagden erin ons huis te behouden na de eerste aanvallen. Ik heb het geluk gehad dat mijn vader nodig was, hij stond aan het hoofd van een invloedrijk bedrijf dat ze nodig hadden. Ik mocht bij ze blijven wonen tot mijn twaalfde, daarna...' Ze stopte en ik zag dat haar hand trilde, 'daarna werd ik het eigendom van een officier, dat was de afspraak die lang geleden gemaakt was. Mijn ouders konden niets doen, slechts toekijken hoe ik werd meegesleurd.' Haar blik ontmoette de mijne en ik zag een al te bekend vuur branden, 'ik haat hem!'
Ze legde de schaar even neer, 'ik heb het hier beter dan veel andere bediendes, maar ik haat hem echt.' Toen ze mijn blik zag, glimlachte ze weer en ging verder waar ze mee bezig was. 'Maar we hebben niets aan zulke verhalen, jij zult vast ook het één en ander meegemaakt hebben.' Ik zuchtte, dat was zo.
En hoewel mijn leven nou niet bepaald een pretje was geweest, wist ik net als Nova dat het beter was dan dat van zoveel anderen. Op een bepaalde manier had ik geluk gehad. Want ik leefde, ik was vrij geweest in de Gemeenschap, ver verwijderd van deze wereld die overheerst werd door demonen. 'Heb je nog contact met ze?'
'Met mijn ouders?' vroeg ze zacht. Ik knikte en zij zuchtte, 'helaas niet. Ik heb al jaren niets meer van ze gehoord, ik weet niet eens of ze nog leven. Alex wil er niets over kwijt.' Ze knipte nog wat dode punten weg en ging weer met de kam door mijn haar. 'Alex?' herhaalde ik nieuwsgierig.
'Eigenlijk Alexander Bogart Lecompte, hij is de officier waar ik het eerder over had.' Ze had een hekel aan hem, maar noemde hem toch bij zijn bijnaam. Hoe zou hun relatie in elkaar steken?
'Hoe behandeld hij je?' Met heel mijn hart hoopte ik dat ze niet mishandeld werd. Ze begon tot mijn grote verbazing te grinniken, 'hij is niet de ergste van allemaal. Om eerlijk te zijn denk ik dat hij een lafaard van een demon is. Maar hoe vriendelijk hij ook tegen me is, ik kan hem nooit vergeven om wat hij heeft gedaan. Hij zegt dat hij om me geeft, maar laat me niet teruggaan naar mijn ouders. Daarom haat ik hem.' Hoewel ze dat zei, wist ik niet zeker of ze het wel meende. Ik kreeg niet het gevoel dat haar haat heel diep zat, het was eerder alsof ze zich verplicht leek te voelen het te zeggen. Misschien schaamde ze zich omdat het in de loop der jaren was veranderd.
'Zo, dit is nu klaar.' Ze haalde de handdoek weg en begon al met het opvegen van de plukken haar die nu op de grond lagen. Mijn haar was een stuk korter, maar nog altijd lang. Ik vond het mooi, het was fijn om eens iets te veranderen.
Behendig bracht ze nog wat mascara aan, waarvan ik helemaal van mijn stuk gebracht was. Ik kon niet geloven dat make-up nog steeds bestond, het was zoiets normaals in de oude wereld geweest, maar leek nu een wonder. Ik kon wel uren naar mijn spiegelbeeld staren toen ze uiteindelijk klaar was. Ik zag er levendig uit, knap zelfs. 'Vreemd hè?' fluisterde ze terwijl ze over mijn schouder meekeek. Ik knikte, volkomen uit het veld geslagen. 'Het is gek dat hier zoveel luxe is terwijl het buiten deze kasteelmuren een ware Hel is.' Ze schudde haar hoofd, 'vreselijk hoe zulke dingen gaan. Geniet hiervan zolang je kunt, je weet nooit wanneer het weer voorbij is.' Hoewel ze daar gelijk in had, wist ik niet of ik het zou kunnen. Of ik mezelf kon toestaan te genieten terwijl er mensen iedere seconde werden mishandeld en vermoord. Heel even stond ik toe te doen alsof. Ik sloot mijn ogen en beeldde me in dat alles normaal was. Dat mijn ouders en broertje nog leefden, dat de wereld niet een chaos was en demonen nog wezens waren uit griezelboeken en films. Ik haalde diep adem en opende mijn ogen weer, jammer dat het niet echt was. Jammer dat het ook nooit echt zou worden, niet in mijn leven althans.
JE LEEST
When Angels Fall (16+) HERSCHREVEN
Science FictionHij drukte zijn lichaam tegen het mijne, zette me klem tegen de muur. Zijn handen op mijn heupen, zijn hete adem voelbaar in mijn nek. 'Ik zal me niet kunnen inhouden mijn liefste...' 'Dat wil ik ook niet', kreunde ik toen hij zijn lippen op mijn h...