Lost in sweet dreams

1.1K 90 11
                                    


Was het slecht van me dat ik het liefst alles wilde vergeten? Dat ik me ergens wilde verstoppen om er vervolgens nooit meer weg te komen? Als ik kon doen alsof de wereld nog normaal was, alsof de mensheid niet tot slaaf werd gemaakt en ons bestaan...

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.

Was het slecht van me dat ik het liefst alles wilde vergeten? Dat ik me ergens wilde verstoppen om er vervolgens nooit meer weg te komen? Als ik kon doen alsof de wereld nog normaal was, alsof de mensheid niet tot slaaf werd gemaakt en ons bestaan onzeker was, dan zou ik dat doen. Gaf mij maar een knusse bunker of een verlaten huisje in de middle of nowhere waar niemand me zou kunnen vinden. Ik wist zeker dat ik er gelukkig kon zijn. Heerlijk simpel, zonder gedoe of zorgen. Ik zuchtte en weigerde de vragende blikken te beantwoorden die ik toegeworpen kreeg. Ik wist toch niet wat ik moest zeggen, hoe ik zou kunnen uitleggen wat er zojuist gebeurd was. Bovendien had het toch geen zin, morgen zouden ze geen last meer van me hebben. Dat beloofde ik ze stilzwijgend. Onze wegen hadden elkaar gekruist en ik zou ze nooit vergeten, maar nu was het tijd om verder te gaan. Ik kon hun levens niet op het spel zetten door samen met ze verder te trekken. Er zat gewoon niets anders op.
Al snel kwamen we bij de poppenkamer, die er in de tussentijd niet minder griezelig op was geworden. Ghost had een paar kaarsen gevonden en die aangestoken, waardoor schaduwen over de plastic gezichten kropen die me van alle kanten aanstaarden. Ik huiverde, ik deed niets anders hier. 'Waar bleven jullie?' Ze schonk ons zo'n blik die zei: waag het om te liegen. Ik wilde net mijn mond openen, toen Zero me voor was. 'We keken of er ergens dekens lagen.' Hij haalde zijn schouders op, 'maar het ziet ernaar uit dat alles is meegenomen.' Ghost knikte en liet op haar manier merken dat ze liever geen gesprek aanging. Alle hoop die Zero gekoesterd had om antwoorden van haar te krijgen, vervloog. Hij zou tot morgen moeten wachten. Ik ging op mijn zij liggen – met mijn hoofd op mijn tas – en keek naar de kleine vlammetjes die vlak voor me op en neer deinden. Het vuur leek zoiets normaals in een tijd als deze. Het was kalmerend om ernaar te kijken, omdat dat tenminste nooit anders zou zijn.
Het was iets kleins waaraan ik me maar al te graag vastklampte. Ik sloot mijn ogen, in stilte sprekend tot alle goden die maar wilden luisteren, en smeekte ze om me rustig te laten slapen. Een wens die ze niet in vervulling brachten. Misschien omdat het ze niet uitmaakten wat er gebeurde met onze wereld, of misschien omdat ze er niet meer waren.

Ik had van alles verwacht, maar niet dit. Niet deze plek, waar alles vredig en stil was. Er was geen geluid, geen zuchtje wind, geen geritsel van bladeren of het rondscharrelen van kleine bosdieren. Het was sereen, een verademing die ik dankbaar koesterde voor zolang dat mogelijk was. Het was hier donker, maar ik wist dat de zon al snel op zou komen. Ik kon het zien aan de kleur van de hemel, nu nog donkerblauw maar in de verte al wat lichter. Ergens hoopte ik dat mijn droom lang genoeg zou duren zodat ik de zonsopgang kon zien vanaf hier. Vanaf deze schitterende plek aan de top van de wereld.
Toen Rafe naast me kwam staan, keek ik niet naar hem op. Dat hoefde niet, want ik wist toch al dat hij er zou zijn. Normaal waren dromen niet zo levensecht, waren ze chaotisch en verwarrend.
Dit was alsof ik een herinnering herbeleefde of misschien eerder alsof ik er één creëerde. De waarheid was dat ik het niet helemaal begreep. Ik wist niet hoe dit werkte en hoe het kon dat hij mijn dromen binnen kon wandelen wanneer hij maar wilde. Hij had het vaker gedaan, veel vaker.
In de tijd dat ik nog in de Gemeenschap leefde, had ik verlangd naar deze dromen en er iedere nacht om gewenst. Nu kreeg ik er één zonder dat ik erom vroeg. Grappig hoe die dingen werkten.
'Kom bij me terug Amoris.' Zijn stem doorbrak de intense stilte en liet me direct verstijven. Het serene moment was voorbij. 'Kun je me niet gewoon laten gaan?' Het voelde alsof ik duizend jaar oud was, zoveel vermoeidheid lag in mijn stem. Alsof ik zoveel zin had om bij hem weg te rennen, alsof dat echt was wat ik wilde? Want dat was niet zo, integendeel. 'Nee...' Was zijn simpele antwoord. 'Dat kan ik niet, nooit.' Hij raakte me aan, liet zijn vingers over mijn blote arm glijden tot hij bij mijn hand kwam, die hij verstrengelde met de zijne. 'Ik mis je', fluisterde hij heel zacht. Ik zag in zijn ogen dat hij het meende, dat het hem pijn deed dat ik bij hem was weggegaan, zoals het mij ook pijn deed. En dat moest hij ook zien, moest hij ook voelen.
'Je mist mij ook?' De constatering verbaasde hem, alsof hij het amper kon geloven. Ik knikte en glimlachte een beetje, 'is dat echt zo vreemd?'
Sterren vervaagden langzaam boven ons en maakten plaats voor verschillende tinten blauw, paars en roze. 'Waarom liep je dan weg? Waarom ging je er zomaar vandoor?' Ergens hoopte ik dat hij het zou begrijpen als ik het hem vertelde, dat hij er begrip voor zou hebben en me zou laten gaan. Maar toen de eerste woorden over mijn lippen rolden, wist ik al dat dat niet het geval zou zijn. Want hij was een demon en ik een mens, onze werelden hadden niet verder uit elkaar kunnen liggen dan dat. 'Ik moet het zien Rafe, alles...' bracht ik uit, 'de wereld, de ellende, de mensen. Ik wil de waarheid onder ogen komen, ermee geconfronteerd worden. Alleen dan kan ik het allemaal echt begrijpen.'
Maar hij begreep het niet, precies zoals ik al voorspeld had. 'Wat begrijp je dan niet?'
Ik maakte me van hem los, sloeg mijn armen om me heen alsof ik mezelf bij elkaar probeerde te houden. Ik wilde sterk zijn, moest doorzetten en het hem duidelijk maken. Hij moest inzien waarom ik dit deed. 'Alles Rafe, mezelf, de gevoelens en emoties die door me heen razen.' Ik keek hem recht aan, 'ons...'
Hij glimlachte en ik smolt bijna. En bijna had hij me in die ellendige val laten trappen door alleen maar zo naar me te kijken. 'Dat is toch heel simpel mijn engel.' Zijn ogen fonkelden, 'ik hou van jou en jij van mij, moeilijker is het niet. Al het andere doet er niet toe.' Maar dat was het hem nou juist, want dat deed er wel toe. Meer dan hij blijkbaar doorhad. Wat ik ook zou zeggen, hoelang en hoevaak ik het er ook met hem over zou hebben, hij zou dat niet begrijpen. Dus zweeg ik en ging zitten, mijn voeten bungelend boven de afgrond onder ons. Hij volgde mijn voorbeeld, sloeg zijn arm om me heen en trok me dichter tegen zich aan. Ik legde mijn hoofd op zijn schouder, 'kon het maar...' mompelde ik.
Hij hoorde het niet, of deed net alsof hij het niet hoorde. Hij staarde gewoon voor zich uit, naar het prachtige uitzicht dat zich voor ons uit strekte. Dit was de wereld die ik wilde zien, de schoonheid, de ruige en onaangetaste natuur.
Mijn mondhoeken krulden zich op tot een glimlach en ik sloot mijn ogen, dankbaar dat deze droom zo mooi was. Dat hij niet tegen me had geschreeuwd, maar me ook de kans had gegeven mijn verhaal te doen. Hij had geluisterd en ergens was dat genoeg. Nu wist hij waarom.
Waarom ik dit nodig had...



When Angels Fall (16+) HERSCHREVENWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu