We hadden de stad achter ons gelaten en waren teruggekeerd naar zijn paleis. Toen ik de pracht en praal weer zag, de strak aangelegde tuinen die op dit moment vol vlinders zaten, de wachters die alles in de gaten hielden en de enorme muur die ons scheidde van de rest van de wereld, wilde ik het liefst weer in huilen uitbarsten. Dit alles stond symbool voor het gevangenschap in een gouden kooi: datgene waar ik voor weg was gelopen.
Ik hoopte met heel mijn hart dat de dingen nu zouden veranderen, dat Rafe en ik elkaar zouden veranderen. Zoveel dingen waren nu anders, ik was niet meer datzelfde meisje, ik had dingen gezien daarbuiten, was de waarheid onder ogen gekomen en had ervan geleerd.
Ruzie maken zou geen zin hebben, voor hem weglopen ook niet en hem buitensluiten al helemaal niet. Ik moest me neerleggen bij het feit dat Rafe een demon was, een machtige onsterfelijke die al eeuwen geleefd had. Ik moest accepteren dat er altijd bloed zou vloeien, dat de demonen dat net zo hard nodig hadden als dat ik lucht nodig had om te ademen. Maar ik zou niet voor alles mijn ogen sluiten, ik zou hem duidelijk maken dat mensen afslachten en wraak niet de manier was, dat hij me nooit meer op die manier mocht chanteren, onderdrukken of pijnigen.
Want wat er gebeurd was op het plein, in die ellendige stad, was om mij af te straffen, om me te martelen. Het was om me schuldig te laten voelen voor het feit dat ik was weggelopen, om te te laten beseffen wat hij zou doen als ik het weer zou proberen. En als laatste om me duidelijk te maken dat de mensheid me nooit meer zou accepteren, aan de andere kant wilde hij de wereld kenbaar maken dat ik van hem was en van niemand anders. Ik was een bezit, een slaaf.
Maar dat betekende nog niet dat ik me ook zo zou gedragen. Ik zou niet buigen, zou niet voor hem kruipen of zijn hielen likken. In dat opzicht kon hij de pot op, die hoop dat dat ooit zou gebeuren mocht hij in z'n reet steken.
We liepen door de lange hal met de vele schilderijen en portretten en de marmeren vloer was zo glanzend opgepoetst dat ik mijn spiegelbeeld kon zien. Het voelde vreemd om hier weer te zijn, om hier weer te lopen met Rafe aan mijn zijde. Eerder had ik nooit echt aandacht besteed aan het kasteel zelf, aan de kunst die overal tentoongesteld was. Nu bekeek ik het met wroeging en wanhoop. Deze vele schilderijen hadden ooit in de huizen van mensen gehangen, of waren te zien geweest in iets wat een "museum" genoemd werd. Dat was er nu allemaal niet meer, niemand genoot tegenwoordig nog van kunst, van muziek of literatuur. Dat was een privilege enkel weggelegd voor de demonen en sommige slaven en onderdanen.
'Waar is iedereen?' Dit gedeelte was altijd al leeg geweest, maar er had altijd wel iemand rondgelopen. Een wachter of haastige bediende, soms zelfs overleggende edellieden die onderweg waren naar een vergadering. Maar nooit was het zo stil en verlaten geweest.
Het maakte me nerveus en achterdochtig, wat was er allemaal gebeurd in de tijd dat ik weg was geweest? Toen hij niet direct antwoord gaf begon ik in paniek te raken, als hij Nova, Amelia, Cam of Tehran iets had aangedaan...'Er zijn een aantal dingen veranderd', mompelde hij afwezig terwijl we de hoek om gingen. Een koude windvlaag sloeg me in mijn gezicht en ik verstijfde onmiddellijk door wat ik zag. In deze vleugel had ik zoveel tijd doorgebracht, in de gang die ooit voor ons had gelegen had mijn kamer zich bevonden, maar nu was dat alles verdwenen. Dit gedeelte van het kasteel was volledig verwoest, met de grond gelijk gemaakt alsof het niets was.
Hij had dit gedaan in een bui van woede en razernij, dat moest wel, dat kon gewoon niet anders.
'Dit gedeelte is niet meer bewoonbaar', zei hij en even wilde ik een hele sarcastische opmerking maken en naar hem snauwen dat ik dat ook wel kon concluderen. 'Daarom slaap je nu voortaan bij mij.'
Wacht... wat?
Hij dacht toch niet serieus dat ik nu gewoon bij hem in bed zou kruipen, dat ik dat zou pikken? Ik keek hem vol ongeloof aan, 'dacht het even niet!' Hij kon me opsluiten in dit kasteel van hem, maar hij zou me niet dat kleine beetje privacy ontzeggen. 'Ik eis dat ik een eigen kamer krijg, je hebt er hier genoeg.' Ik sloeg mijn armen over elkaar en weigerde door te lopen tot hij me mijn zin zou geven. Het was een kinderachtig gebaar, maar soms was dat nodig.
Hij zuchtte op een vermoeide manier die me er weer aan herinnerde hoe oud hij in werkelijkheid was, ik was in vergelijking met hem net een onnozel kind dat nog niets wist of begreep van de wereld om haar heen. 'Je krijgt ook een eigen kamer', zei hij tegen me, waarop ik mijn wenkbrauw optrok. 'Naast die van mij.'
Ik zou er nu voor kunnen kiezen om hysterisch te worden, dat was een hele logische reactie na alles wat er vandaag gebeurd was. Ik zou kunnen gillen, schreeuwen en huilen tegelijkertijd en waarschijnlijk zou hij er niet eens van opkijken. Dat was "normaal", normaler dan het gedrag dat ik tot nu toe had vertoond. En al helemaal nu hij me dit ook nog eens opdrong. Slapen in de kamer naast die van hem...echt niet, dat kon hij mooi vergeten!
Maar krijsen zou me niet uit deze situatie helpen, hij zou me waarschijnlijk gewoon opsluiten in die kamer en de deur op slot draaien, om me vervolgens daar te houden tot ik was gekalmeerd. Want dat kon hij nu allemaal weer doen, ik was weer terug bij af, terug in dit vervloekte kasteel van hem waar hij de koning was die ik moest gehoorzamen.
Eerder zou ik nu tegen hem zijn uitgevallen, zou ik hebben gesnauwd dat hij een bezitterig monster was, dat hij me op die manier gewoon wilde vastleggen aan onzichtbare ketens.
En dat was allemaal waar. In zoveel opzichten was hij een afschuwelijk monster. Maar als ik op een andere manier behandeld wilde worden, zou ik het deze keer anders aan moeten pakken. Dus schraapte ik mijn keel, 'kunnen we dit niet eerst overleggen?'Overleggen. Wat een schitterend woord was dat, zo neutraal en onschuldig. Overleggen bewaarde de vrede, zorgde ervoor dat ruzie's uitgepraat werden en vergissingen en verkeerd begrepen dingen op tafel belandden.
Hij ging er niet tegenin, zei of deed niet iets wat duidelijk maakte dat hij erop tegen was. Misschien zou iets simpels als overleggen de manier worden waarop we de dingen tussen ons konden oplossen. Het was gewoon een kwestie van onderhandelen, van afspraken maken.
'Wat valt er te overleggen?' De harde blik in zijn ogen was weggevaagd en had plaatsgemaakt voor nieuwsgierigheid en uitdaging. 'Nou', begon ik zacht, 'als ik in die kamer ga slapen, wil ik bijvoorbeeld dat er een slot op komt. Ik wil regels en afspraken, ik heb mijn privacy nodig Rafe.'
Ik bleef hem doordringend aankijken, 'vooral na alles.'Alles...
En dat was heel veel. De Apocalyps, de afslachting, het onderdrukken van de mensheid, het feit dat hij "de Duivel" was, de bloedfabrieken, de slavernij, alle leugens die hij me verteld had. Er waren zoveel dingen die me nu eigenlijk gillend weg zouden moeten laten rennen, weg van hem, weg van dit alles. Maar dat deed ik niet en dat zou ik ook niet doen. En dat zei wat. Ik vond dat ik daardoor toch recht had op wat respect.
En als hij dat niet kon opbrengen, dan was het heel simpel. Dan zou ik nog liever een pijnlijke dood sterven dan dat ik in die kamer naast de zijne zou verblijven. Die keuze was aan hem.
JE LEEST
When Angels Fall (16+) HERSCHREVEN
Science FictionHij drukte zijn lichaam tegen het mijne, zette me klem tegen de muur. Zijn handen op mijn heupen, zijn hete adem voelbaar in mijn nek. 'Ik zal me niet kunnen inhouden mijn liefste...' 'Dat wil ik ook niet', kreunde ik toen hij zijn lippen op mijn h...