De geur van brandend vlees herinnerde me op allerlei manieren aan die vreselijke dag. Met betraande ogen staarde ik in de vlammen, naar de lichamen die verschroeid werden, hun huid die langzaam zwart kleurde en de dikke bedwelmende rookpluim die opsteeg boven de toppen van de bomen. Ik voelde de blikken van de soldaten en kon bijna horen wat ze dachten. Het was niet moeilijk te raden, deze hele situatie zag er slecht voor me uit.
'Amoris.' Generaal Taylor was naast me komen staan, net als ik keek hij naar het vuur. Beide zeiden we een tijdje helemaal niets. 'Er zijn geruchten, alweer.' Hij zuchtte en schudde zijn hoofd, 'er komt een moment dat ik je niet kan beschermen. Dat ik ze niet langer op andere gedachten kan brengen.' Hij raakte mijn arm aan en ik draaide me naar hem om. 'En dan dit.'
Ik zag de teleurstelling op zijn gezicht, de angst weer iemand te verliezen. Ik weet niet eens meer hoe vaak hij me had gesmeekt om onzichtbaar te blijven, me onopvallend te gedragen en geen aandacht te trekken. Eén verkeerde actie was genoeg om mijn verbanning een feit te maken.
Maar hier had ik geen enkele invloed op gehad, dit had ik niet zien aankomen. Vandaag huilde ik niet alleen om de verloren levens, ik huilde ook om mezelf. Vandaag voelde ik me weer precies zo machteloos als acht jaar geleden, toen Generaal Taylor Cecyla en mij meenam buiten het kamp. Wij speelden verstoppertje in de bossen terwijl hij een picknick voorbereidde. Een onschuldig gezinsuitje, dat was het. Die dag was prachtig geweest, bijna te perfect. Het was van dat heerlijke herfstweer, niet te warm en niet te koud. Het bos had alle kleuren bruin, geel en rood en de grond werd overal bedekt door een dikke laag bladeren. Cecyla had geteld en ik was ervandoor gegaan om te me verstoppen. Ik ging steeds verder en verder, ze zou me nooit kunnen vinden. Dat hoopte ik tenminste. Het was niet slim van me om zo ver af te dwalen, dat wist ik nu. Maar toen was ik nog maar een kind, nog zo zorgeloos ondanks alles wat er gebeurd was. Mijn leven was na al die tijd weer redelijk normaal geworden, de herinneringen aan die ene nacht onderdrukte ik zo goed als ik maar kon als klein meisje. Ik was net achter een bosje gekropen toen mijn aandacht werd getrokken. Achteraf kon ik niet precies meer vertellen wat het was geweest. Zachtjes begon ik te sluipen, elk takje ontwijkend om geen onverwachte geluiden te maken.
'Amoris...' Een fluisterende stem lokte me, verleidde me om dichterbij te komen. Vanuit de verte kon ik gegil en geschreeuw horen, wat gebeurde er? 'Amoris!' Weer die stem, veel dringender nu. Ik baande me een weg door het dichte deel van het bos. Daar stond hij dan, in het midden van een open plek, zijn ogen wild en duister. Hij had zijn armen gespreid en ik was recht op hem afgerend. 'Je hebt me gevonden...' Ik had gehuild op dat moment, wat kon ik ook anders. 'Dat had ik toch beloofd.' Ik knikte en keek omhoog zodat ik hem aan kon kijken. Hij glimlachte en veegde mijn tranen weg met zijn duimen. 'Niet huilen Amoris', fluisterde hij.
Weer hoorde ik gegil en geschreeuw, hij verstijfde en hield me steviger vast. 'Wat gebeurt er?' vroeg ik hem zacht. 'Ze zijn hier...er is een aanval gaande.' Er klonk een harde knal, ik drukte me dichter tegen hem aan. Hij zou me beschermen, bij hem was ik veilig. Ik hoorde geritsel, het geluid van dreunende laarzen op de harde bosgrond. Rafe spreidde zijn grote vleugels en tilde me op. 'We moeten hier weg', zei hij terwijl hij in de lucht schoot. Onder me zag ik Generaal Taylor de open plek op komen, hij keek omhoog. Ik zou zijn blik nooit meer vergeten.
Het kamp werd gehuld in vlammen, demonen cirkelden in de lucht. Het leek precies zoals toen.
'Nee!' snikte ik terwijl ik worstelde in zijn armen, 'nee, nee, nee!' Dit was mijn thuis, mijn veilige have, deze mensen waren mijn familie.
'Blijf rustig!' Hij hield me in een ijzeren greep terwijl hij alsmaar hoger bleef gaan tot er niets anders te zien was dan wolken, de strakblauwe hemel en de zon. 'Jou zal niets gebeuren, stil nou maar...' suste hij me, maar zijn woorden stelden me niet gerust. 'Waarom zijn ze hier, wat hebben we verkeerd gedaan?' Ik bleef mijn hoofd niet begrijpend schudden. 'Jullie verwoesten alles!' Woedend had ik me op hem gericht. 'Waarom? Zeg me waarom!' gilde ik, 'het is niet eerlijk, ze nemen alles van me af. Eerst mijn ouders en mijn broertje. Nu mijn nieuwe thuis, Generaal Taylor en Cecyla. Ik kan niet zonder ze, ze zijn de enige die ik nog heb...' Mijn stem stierf weg. Hij streelde over mijn rug, 'er zal hun niks overkomen, rustig maar.' Hij veegde het haar uit mijn gezicht en probeerde me te kalmeren.
'Maar het vuur en de demonen dan?'
'Het is geen normaal vuur Amoris, het heeft vele namen. Het Kwaad, de Duisternis, Hellevuur, hoe jullie mensen het ook willen noemen. Het is niet perse verwoestend, het zoekt nu', legde hij uit.
'Wat zoekt het dan?'
'Het zoekt naar het Licht, naar iets puurs en goeds. Maar het zal het niet vinden.' Hij wierp een blik naar beneden, alsof hij dwars door de wolken heen kon kijken. 'Ken je het verhaal van het Duister en het Licht?' vroeg hij aan me.
Ik schudde mijn hoofd en hij begon met vertellen.
'In het begin der tijden had je het Licht en het Duister. Ze draaiden om elkaar heen en raakten elkaar nooit. Ze waren perfect in harmonie. Maar toen werden ze verliefd... Licht raakte Duister, Duister raakte Licht. Er ontstond een complete chaos. Licht en Duister versplinterden in ontelbare stukjes, de Zielen. Ze waren als kristal, stralend en schitterend in het licht, bijna als vallende sterren. Wanneer ze de aarde raakten, ontstond de Keuze. Goed of Kwaad, Licht of Duister. Het was niet langer in harmonie, ze waren elkaars tegenpolen, vijanden die nooit samen konden zijn. Liefde veranderde in haat. Je had de Hemelse Zielen en de Schaduw Zielen. Zo ontstond de Hemel en de Hel. Twee werelden, zo verschillend... Maar wat als de Zielen de verkeerde keuze hadden gemaakt? Wat als hun hart bij het andere lag? Je had zij die vielen en zochten naar vrijheid, de Engelen. En je had zij die ontsnapten en uit waren op wraak, de Demonen. De ene zo puur en de ander zo slecht. Wat zou er gebeuren als ze verliefd werden? Zouden ze vrede en harmonie vinden of alleen nog maar meer chaos en verwoesting? Het is een verhaal over liefde Amoris, dit draait allemaal om liefde. De Duisternis is wanhopig op zoek naar het Licht door liefde.' Verwonderd probeerde ik ook naar beneden te kijken, maar ik zag niets anders dan wolken. 'Dus het is iets goeds?' vroeg ik zachtjes. Hij glimlachte, maar zijn ogen stonden droevig. 'Ja, het is iets goeds.' Hij vertelde meer verhalen over het Duister en het Licht, over de oorlogen tussen Engelen en Demonen. Achteraf zag ik het als een soort sprookjes, verhaaltjes voor kinderen waarmee iets mooier werd verteld dan het werkelijk was. Misschien had hij gelijk en ging het echt om liefde, maar waarom moest er dan zoveel bloedvergieting en verwoesting bij te pas komen? Waarom werden mensen uitgemoord, gevangen genomen en tot slaaf gemaakt? Hij had geen antwoorden gegeven op die vragen. Toen ik de grond uiteindelijk weer onder mijn voeten voelde, merkte ik dat ik in slaap moest zijn gevallen. Ik gaapte en keek knipperend met mijn ogen om me heen, nergens klonk het geluid van gegil en geschreeuw. Het was stil. 'Het is voorbij Amoris, ze zijn weg en zullen niet meer terugkomen.' Hij pakte mijn hand en keek me aan, 'ik zal waarschijnlijk niet terugkomen.' In paniek sloeg ik mijn armen om hem heen. 'Nee, nee, ga niet weer weg!' Voorzichtig maakte hij zich los uit mijn greep. 'Je hebt me niet meer nodig, je hebt hier een nieuwe familie, een thuis... hier krijg je een doel. Je leert nieuwe dingen, gaat je leven leiden zoals dat hoort. Hier ben je veilig.' Ik schudde mijn hoofd, 'laat me niet in de steek...' Hete tranen stroomden over mijn wangen en paniek rees in me op. 'Amoris!' Ik hoorde iemand mijn naam roepen, 'zie je wel, ze zoeken je. Ze zijn bezorgd om je, ga nu maar naar ze toe.' Ik keek even over mijn schouder, toen weer naar hem. 'Toe maar, ga maar.' Hij knikte me bemoedigend toe, hij glimlachte en gebaarde dat ik moest gaan. 'Vaarwel Rafe', had ik gefluisterd terwijl ik verdween in de schaduwen van de bomen en hij de lucht in was geschoten.
Dat was de laatste keer geweest dat ik hem had gezien. Daarna was de ellende begonnen.
Bijna was ik verbannen als tienjarig meisje omdat mensen me verdachten van samenzwering, Generaal Taylor was blijkbaar niet de enige geweest die me had gezien in de armen van een demon. Als hij niet voor me opgekomen was, had ik nu waarschijnlijk niet meer geleefd.
Maar nu was ik geen klein meisje meer. Ze zouden niet aarzelen of medelijden tonen. Het was een kwestie van overleven en jammer genoeg was dat iets geworden wat ik maar al te goed begreep.
JE LEEST
When Angels Fall (16+) HERSCHREVEN
Ciencia FicciónHij drukte zijn lichaam tegen het mijne, zette me klem tegen de muur. Zijn handen op mijn heupen, zijn hete adem voelbaar in mijn nek. 'Ik zal me niet kunnen inhouden mijn liefste...' 'Dat wil ik ook niet', kreunde ik toen hij zijn lippen op mijn h...