Toen de avond viel en schaduwen steeds dichter naar de zendmast kropen, wist ik dat het niet lang meer zou duren totdat haar "wezens van de nacht" zouden verschijnen. 'Ik weet dat je bang bent.' Haar stem was zacht als een liefdevolle streling, 'ik ruik het aan je.' Ze snoof de lucht op en lachte haar tanden bloot terwijl ze om me heen draaide. Ze had me al de hele dag strak in de gaten gehouden, als een arend in de lucht die neerkeek op zijn prooi. 'De kinderen van het duister laten zich niet snel zien, volgens de verhalen zou hun huid wegsmelten in de zon en worden ze verblind door het daglicht. Maar bij het licht van de maan zijn hun zintuigen scherper dan we ooit voor mogelijk kunnen houden. Ik weet dat ze je nu ook al kunnen ruiken.' Ze maakte een kleine snee in mijn hals en likte het op, ik maakte een geluid vol afschuw, waar ze slechts om grinnikte. 'Ik wed dat ze je verse jonge bloed al op hun tong kunnen proeven.' Zero observeerde ons in stilte vanaf zijn plek, hij zat op een half afgebroken bankje, net buiten gehoorsafstand waarschijnlijk. Iedere keer als Ghost iets deed, in mijn huid snijden, me slaan of een trap verkopen, keek hij weg. Hij kon het niet verdragen toe te kijken, maar was een te grote lafaard om er iets van te zeggen. 'Dus dit doet je niets!' gilde ik voor de zoveelste keer naar hem.
Ik had het al zovaak geprobeerd – zijn aandacht trekken – maar niets leek zin te hebben. Hij had zich voor me afgesloten en zijn hart bepantsert met staal. 'Doe geen moeite prinsesje, hij gunt me deze wraak.' Ze kwam naast me staan en leunde tegen de palen van de zendmast aan, alsof dit een gezellig onderonsje was en ik helemaal niet afgeslacht ging worden straks. 'James Gilles was mijn geliefde en jij hebt hem van me ontnomen.' Ik had liever gewild dat ze me nog duizend klappen zou geven of mijn gezicht zou bewerken met haar dolken. Ik zoog lucht naar binnen, maar leek te zijn vergeten hoe ik moest ademen. Ik gorgelde, hoestte, de geluiden van iemand die stikte in zijn eigen zonden. 'Je verdient het om te sterven', zei ze alsof het over iets heel anders ging. Het klonk zo vlak, zo bot.
Maar misschien was dat wat er van haar geworden was. Ik had de liefde uit haar getrokken, zoals de duivel een ziel opeiste. Er was niets meer, slechts een leegte die ooit opgevuld werd door iets moois. En dat gemis, dat verlangen naar wat ze ooit had, maakte haar nu kapot. Dat was wat ik gedaan had. Ik had niet slechts een man neergestoken, ik had haar daarbij diezelfde duisternis in gestuurd. Het voelde alsof de schaduwen me op wilden slokken, me mee wilden trekken naar het zwartste gat dat er bestond op deze wereld. Maar die verlichting van bewusteloosheid gunde ik mezelf niet. Vreemd genoeg wilde ik gestraft worden voor mijn daden.
'J-je...' Ik schraapte mijn keel, 'je hebt gelijk.'
Het kwam eruit als een gebroken snik. Ghost had geen medelijden, ze rolde gewoon met haar ogen en gaf me toen een klap in mijn gezicht. 'Nu niet dramatisch gaan doen!' siste ze gefrustreerd, 'bespaar me je spijt en je tranen, die mag je Lucifer tonen in de hel.' Geloofde ze daar echt in? Want hoewel de demonen geen fantasie meer waren, vond ik het hiernamaals nog altijd iets onwerkelijks. Als er een hel was, zou er ook een hemel zijn. En dat betekende dat er iemand was die over ons hoorde te waken, iemand die nutteloos toekeek en niets deed om ons te redden.
God liet onze wereld branden in hellevuur, dus verdiende hij mijn geloof niet. Alsof Zero aanvoelde dat het bijna zover was, stond hij op en kwam naar ons toelopen. 'Ghost, alsjeblieft', smeekte hij zacht, 'nu kun je nog terug. Denk na.'
Hij keek haar indringend aan, probeerde haar verstand bij te brengen. Maar koppig dat ze was, staarde ze gewoon terug en bleef zijn blik net zo lang vasthouden tot hij wegkeek. Daarna leek ze nog zelfvoldaner dan ervoor. 'Als je er niet de ballen voor hebt, kun je ook teruggaan naar het spookhuis en wachten tot het voorbij is.' Dat was een uitdaging, een bespotting. 'Jullie zijn beide gestoord!' schreeuwde ik naar ze terwijl ik weer aan de touwen begon te rukken. Ik had mijn polsen al de hele dag zo zitten draaien dat er wat ruimte was ontstaan, en het bloeden had er voor gezorgd dat ze gladder en glibberiger waren.
Met één harde ruk had ik mezelf bevrijd, ik twijfelde geen seconde en zette het op het lopen.
Ik hoorde Ghost vloeken en schelden, maar ze leek niet achter me aan te komen. Toen ik de rand van het terrein bereikte, zag ik dat Zero haar had getackeld en dat ze nu onder hem lag. 'Ga dan!' riep hij me na, 'maak dat je wegkomt!' En dat deed ik. Ik rende en rende, net zolang tot mijn longen weer in brand stonden en iedere teug lucht het vuur in me deed oplaaien. Mijn spieren begaven het zowat, omdat ik nog maar pas hersteld was van de vorige keer dat ik zo lang gerend had. Ik kon echter niet stoppen, het ging om leven of dood. Ik had gezien hoe Ghost een demon neer had gehaald alsof het niets was, een regen aan kogels zou ik niet overleven. Zoveel geluk kon een mens niet hebben. Ik wist dat ze achter me aan zou gaan tot ze er dood bij neer zou vallen en zij leek zowat onsterfelijk voor een mens. Nu jaagde er niet alleen een demonen koning op me, maar had ik ook een gestoorde verzetsgeneraal achter me aan. Kon het nog beter? Die twee zouden elkaar eens moeten ontmoeten, waarschijnlijk hadden ze veel gemeen. Toen ik echt niet meer kon en het te donker werd om verder te rennen, liet ik me neervallen op een zacht uitziende hoop bladeren.
Dat was echt de grootste fout ooit...
Het moment dat ik neerkwam, activeerde ik de val en werd ik een paar meter de lucht in geschoten. Ik gilde het uit van angst en maaide wild om me heen met mijn armen, die vast kwamen te zitten in het net dat me had omsloten.
Ik. Zat. Vast.
Alweer.
JE LEEST
When Angels Fall (16+) HERSCHREVEN
Science FictionHij drukte zijn lichaam tegen het mijne, zette me klem tegen de muur. Zijn handen op mijn heupen, zijn hete adem voelbaar in mijn nek. 'Ik zal me niet kunnen inhouden mijn liefste...' 'Dat wil ik ook niet', kreunde ik toen hij zijn lippen op mijn h...