De kamer was nog gehuld in duisternis toen Rafe de deur voor me opende en me binnenliet. Ik knipperde met mijn ogen om ze te laten wennen aan het donker, maar voordat er ook maar een seconde was verstreken, had hij al een aantal kaarsjes aangestoken waardoor mijn nieuwe gevangenis door de warme gloed van kleine vlammetjes werd verlicht. Het was er mooier, lieflijker en knusser dan in mijn vorige kamer, het was precies wat ik altijd had gewild, een perfecte weerspiegeling van mijn wensen en dromen. Hij had echt zijn best hiervoor gedaan.
Maar dat was niet alles, dat was niet wat de tranen in mijn ogen had doen opwellen. Op mijn bed lagen ontelbare kussentjes, samen met meneer Konijn die me met zijn glazen kraaloogjes aankeek. Op het nachtkastje stonden een aantal fotolijstjes en toen ik dichterbij kwam om ze te bekijken, zag ik dat het oude foto's waren van mijn ouders, mij en mijn broertje.
Ik wist niet hoe hij ze had gevonden of hoelang hij ze misschien al in zijn bezit had, maar ik was hem dankbaar dat hij ze me gegeven had. Dat ik eindelijk weer naar hun gezichten kon kijken, gezichten die ik de afgelopen jaren met moeite had proberen te herinneren, maar was vergeten.
Ik pakte er eentje op, het moest de trouwfoto van mijn ouders zijn, aangezien mijn moeder gekleed was in een schitterende witte jurk en mijn vader een netjes pak droeg. Ze zagen er beide jong en knap uit, als een koninklijk echtpaar in hun tuin vol rozen. Ze lachten naar elkaar en mijn vader wilde een donkerrode roos in mijn moeders opgestoken haar steken. Ze leken zo gelukkig, vol levenslust en vreugde. Dat had ik in geen jaren meer op iemands gezicht gezien.
'Ik kan me hun namen niet meer herinneren...' fluisterde ik tegen hem. Tranen drupten op de ingelijste foto, die ik snel wegveegde. 'Kon ik ze nog maar één keer zien.' Al was het slechts een enkele seconde, ik zou er alles voor overhebben. 'Ik weet niet eens of mijn broertje nog leeft, of hij nu ergens wegkwijnt in een bloedfabriek of als slaaf door het leven gaat, ik weet het niet...' En dat was nog wel het ergste van alles: het eeuwige tasten in het duister, me altijd afvragen waar hij was, of hij er überhaupt nog was.
Hij stond aan de andere kant van de kamer, bestudeerde me met een intensiteit die ik niet kon plaatsen. De blik in zijn ogen nieuwsgierig en verwonderd, alsof hij de emoties probeerde te begrijpen die door me heen gingen maar ze niet helemaal kon plaatsen. 'Je mist ze?' Het was een vraag, geen constatering. Kon hij dat gemis dan echt niet begrijpen?
Even voelde ik iets van medelijden voor hem. Hij kende het begrip "familie" niet op dezelfde manier als dat ik het kende. Ik wist niet eens in hoeverre demonen familie van elkaar konden zijn en wat die band voor ze betekende, misschien wel helemaal niets.
'Altijd.' Natuurlijk waren er dagen of zelfs weken, dat ik minder aan ze dacht of simpelweg niet in staat was aan ze te denken. Deze wereld was te gevaarlijk om continue met je gedachten in het verleden te blijven hangen. Je moest doorgaan om te overleven, dus dat had ik gedaan. De weinige herinneringen die ik had koesterde ik met heel mijn hart, maar hield ik tegelijkertijd opgeborgen op een veilige plek, diep weggestopt in mezelf.
Ik wilde hem bijna bedanken voor het gebaar, voor de foto's en mijn oude knuffel. Maar mijn lippen weigerden te bewegen om de woorden te vormen, dus bleef ik stil. Ik wist dat hij wachtte, dat hij misschien zelfs hoopte dat ik meer kwijt zou over mijn verloren familieleden. En tegelijkertijd moest hij ook weten dat ik hem niets zou vertellen. Dat kon ik niet, het voelde niet goed, liet me zelfs ineenkrimpen bij de gedachte alleen al. Hij verdiende het niet om iets over ze te weten te komen, aangezien hij de oorzaak was dat ze waren gestorven.
En toch kon ik hem nooit echt zien als de schuldige...
Hij schraapte zijn keel om de stilte te doorbreken, toch bleven zijn ogen gericht op de grond. Hij voelde ook dat hij hier misplaatst was, dat moest wel. 'Ik zal je alleen laten.' Hij draaide zich al om en begon weg te lopen, 'als er iets is of als je me nodig hebt, dan ben ik hiernaast.' Hij opende de deur die onze kamers van elkaar scheidden. 'Je mag altijd binnenkomen, ik wil dat je dat weet.' We wisten beiden dat ik dat nooit zomaar zou doen, niet meer.
Hij verdween en liet me alleen achter met mijn gebroken gevoelens, mijn allesverterende schuldgevoel en de herinneringen die me tot in de eeuwigheid zouden blijven kwellen. Het liefst wilde ik op het zachte bed kruipen, me in de vele kussens begraven en mijn lichaam en geest de rust gunnen waar het om smeekte. En hoewel die gedachte aanlokkelijk was, kon ik het niet.
Ik vroeg me af of ik ooit nog zou kunnen slapen. Ik was te bang om mijn ogen te sluiten, te bang voor wat ik dan weer te zien zou krijgen. De gebeurtenissen van vandaag waren nog te vers, nog te levendig. Ik slikte moeizaam door de brok in mijn keel, maar de tranen kwamen niet, niet meer. Ik had al teveel gehuild deze dag.
Nu Rafe's blik niet meer op me rustte, begon ik de eerste tekenen van hysterie te vertonen. Ik herkende de symptomen direct, voelde de verandering in mezelf. Ik had al geschreeuwd, had al gegild en gekrijst om wat ik gezien had. Maar mijn reactie was niet "normaal" geweest, niet menselijk. Nu kreeg ik het alsnog te verduren, dubbel zo hard en dubbel zo heftig.
De waanzin vrat me vanbinnen op en vulde mijn hoofd met koortsachtige gedachten. Ik voelde de zweetdruppeltjes over mijn lichaam sijpelen, voelde de gekte zich een weg door mijn bloed banen. Nog even en het zou me volledig in zijn greep hebben. Nog even en ik zou bezwijken onder het drukkende schuldgevoel.
Strompelend liep ik naar het nachtkastje, naar de ingelijste foto's van mijn familieleden. Ik wilde hun geruststellende gezichten zien, de vrolijke blik in hun ogen. Misschien zou dat me nog helpen, me een kleine verlichting bieden. Maar mijn hoop werd bruut verbrijzeld.
Ik trok aan mijn haar, krabde aan mijn eigen huid en haalde het open met mijn nagels. Nee, nee, nee... Ik trok dit niet, kon dit niet aan. Ik knipperde met mijn ogen, probeerde het beeld dat op mijn netvlies stond gebrand te verjagen.
De doden, de vlammen, hun geschreeuw in de laatste minuten van hun te korte leven, het as dat naderhand over was gebleven en nu door de wind werd meegenomen. Het was niet het enige dat ik zag. Ghost was er ook, met een duivelse glimlach op haar gezicht. Haar dolk kon ik bijna weer tegen mijn keel aan voelen, 'dit is allemaal jouw schuld...' Haar stem klonk levensecht in mijn hoofd.
Kon ik me nu maar verschuilen, kon ik nu maar vluchten. Maar wegrennen kon je niet voor je eigen gedachten. Voor het bloed dat kleefde aan je handen en de lijst van doden die stonden achter je naam. Het gewicht van mijn zonden sleurde me naar beneden, naar een duistere plek waar ik verdronk ik mijn eigen schuldgevoel.
JE LEEST
When Angels Fall (16+) HERSCHREVEN
Science FictionHij drukte zijn lichaam tegen het mijne, zette me klem tegen de muur. Zijn handen op mijn heupen, zijn hete adem voelbaar in mijn nek. 'Ik zal me niet kunnen inhouden mijn liefste...' 'Dat wil ik ook niet', kreunde ik toen hij zijn lippen op mijn h...