Warning

1.2K 77 13
                                    


Na wat voelde als een eeuwigheid, kwam er toch een einde aan de duisternis

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.

Na wat voelde als een eeuwigheid, kwam er toch een einde aan de duisternis. Langzaam begon het lichter te worden in de tunnels en voelde ik verse lucht onze kant op waaien. 'Blijf dicht achter me', droeg Zane me op toen ik de trap in de verte zag die ons naar de wereld boven ons zou leidden. Behoedzaam gluurde hij naar de opening, 'normaal is die deur altijd dicht', fluisterde hij. Ik zag hem lichtelijk fronzen, 'ik ga kijken, blijf hier.' Ik wilde protesteren, maar zijn blik snoerde me de mond. Dus knikte ik en nam de fakkel van hem aan. Langzaam nam hij de eerste paar treden, tot hij bijna boven was. Ik kon hem nog net om de hoek zien gluren, maar onmiddellijk trok hij zich ook weer terug. Zijn borstkas ging snel op en neer en zijn ogen waren groot van ontzetting. Hij snelde naar me toe en greep me bij mijn arm vast, 'er is daar een heel leger.' Zijn anders zo plagende toon was vervangen door iets dat me angst aanjoeg. Hij was doodserieus en oprecht uit het veld geslagen, alsof hij het allemaal nog niet kon bevatten. 'Er staan twee tanks op de ingang gericht en ik zag meerdere grote voertuigen en tenten staan, dit moet direct gerapporteerd worden.' Hij hijgde een beetje en begon me weer dieper de tunnel in te trekken, 'we moeten terug Amoris.' Maar ik trok mijn arm los en schudde mijn hoofd, 'ze zullen me heus niet neerknallen Zane. Ze kunnen me hooguit gevangennemen, maar dat is niet zoveel erger als de situatie waarin ik terecht kom als ik terugga naar het kasteel.' Hij keek me echter aan alsof hij daar niet zo zeker van was en leek er het liefst tegenin te willen gaan. Ik hield vol, 'laat me alsjeblieft gaan, dit is wat ik wilde.' Ik smeekte hem met mijn ogen en pakte zijn hand vast, 'alsjeblieft...' Hij keek weg, alsof hij het niet kon verdragen als ik hem zo aankeek. 'Beloof me dan één ding, vraag of ze je naar het dichtstbijzijnde dorp willen brengen en zoek Saéya.' Hij keek me indringend aan, 'vertel haar dat je bevriend bent met Zeth en dat ik op een verkenningstocht ben gestuurd, dan weet ze dat ze me een tijdje niet zal zien. Ze zal je helpen.' Ik sloeg mijn armen om hem heen, 'beloofd.' Hij grijnsde en knikte me bemoedigend toe, 'ik hoop dat je vindt wat je zoekt.' Vreemd genoeg kreeg ik het gevoel dat ik hem ging missen, ik had hem in die uren in de tunnels beter leren kennen en zou hem misschien ooit als een vriend kunnen beschouwen. Nu was hij in ieder geval een bondgenoot. 'Ik hoop dat ik je weer zal zien, ooit, waar dan ook.' Hij knipoogde op zo'n zelfvoldane manier die alleen hij kon uitstralen. 'Daar ga ik van uit.' Er glinsterde iets in zijn ogen dat ik niet begreep, iets waar ik wellicht ooit achter zou komen.
Ik liep de trap op en toen ik achterom keek, was hij alweer verdwenen, opgeslokt door zijn schaduwen. Ik haalde diep adem, rechtte mijn schouders en stapte langzaam het licht in. Ik moest een hand voor mijn ogen slaan en werd even verblind, knipperend met mijn ogen begon ik vage vormen te zien van mensen die mijn kant op renden. Ik werden dingen naar me geschreeuwd, maar ik verstond het niet. Ik keek slechts vol verbazing naar wat ik voor me zag.
Zane had gelijk gehad, dit was een compleet leger. En ik zag niet twee tanks, maar wel vijf.
Er waren bepantserde wagens, legertrucks, jeeps die waren omgebouwd tot rijdende wapens. Het hele open veld stond vol tenten, voertuigen en werd overspoeld met mensen die druk in de weer waren met van alles en nog wat. De drie mannen die op me af kwamen rennen droegen geïmproviseerde  legeruniformen en keken me met al met net zulke ontzetting aan als ik hen. Dit kon niet echt zijn. Wie waren deze mensen en waar hadden ze zich al die tijd verborgen weten te houden? Het leek me niet dat zo'n enorm leger ongezien rond kon trekken en toch waren zie hier. Enkele kilometers verwijderd van het kasteel...
'Hallo?'
'Waar komt u vandaan?' wilde één van de mannen weten, 'gaat het wel?'
'Hoe kwam u in de tunnels terecht?'
Zoveel vragen en ik had geen idee wat ik moest antwoorden. Mijn ogen waren nog altijd gericht op het kamp, ik zag een paar kinderen spelen en achter elkaar aanrennen met stokken. Een moeder sloeg ze rollend met haar ogen gaande en zei iets tegen haar vriendin. Mannen maakten wapens schoon, haalden ze uit elkaar en maakten grappen. Er werd eten uitgedeeld bij de hoofdtent en er hing een gemoedelijke sfeer. 'Wat is dit?' fluisterde ik nauwelijks hoorbaar, waardoor ik me afvroeg of de mannen het wel gehoord hadden.
'Dit is onze basis', zei één van hen vol trots, zijn ogen glommen toen ik hem aankeek. Ze zagen er wel doorvoed en redelijk verzorgd uit, deze mannen. Ze straalden iets uit wat niet paste bij de tijd, bij de situatie waarin we ons bevonden. Alsof ze geloofden in een goede afloop, in het winnen van deze oorlog die tot nu toe alleen maar catastrofaal was geweest. Wij konden dit niet winnen, niet met mankracht, niet met wapens of hoop. De demonen waren sterker, veel sterker en dit leger zou over een paar uur met de grond gelijk worden gemaakt. Zane zou het rapporteren en Rafe zou er zijn luchttroepen op af sturen. Paniek ging door me heen, angst verlamde me bijna toen ik weer keek naar de nietsvermoedende kinderen die hier rond renden.
Ze zouden niet gespaard worden, geen van deze mensen. Vanuit mijn ooghoek zag ik de mannen blikken wisselen, bezorgdheid was afgetekend op hun gezicht. Ik vroeg me af wat ze dachten. Zouden ze het verdacht vinden dat ik zo uit de opening van de tunnel was gekomen? Zouden ze me gevangennemen en ondervragen? Ze leken vriendelijk en oogden niet alsof ze veel kwaad in de zin hadden. Maar schijn kon bedriegen, ik wist ook waar mensen toe in staat waren. De gebeurtenis met het verzet was me nog niet ontgaan. Die mannen en vrouwen waren onverbiddelijk geweest en hadden ons enkel gezien als verraders en bloedhoeren. Niet als onschuldige gevangenen en slaven. Dus zweeg ik voornamelijk toen ze doorgingen met hun ondervraging. Ze brachten me naar de tent van de generaal en droegen me op daar te wachten. De inrichting was simpel en sober, precies wat je zou verwachten bij een leger. Er stond een bureau, waar amper iets op lag, op wat kaarten en wapens na. Aan de achterzijde stond een kast en er was een veldbed dat strak opgemaakt was. Verder niets, geen persoonlijke bezittingen of snuisterijen die me iets vertelden over de man die ik zo ging ontmoeten. 'Ik neem aan dat je uit het kasteel van zijne hoogheid ontsnapt bent?' Een slanke vrouw stapte de tent in, ze straalde één en al zelfverzekerdheid en kracht uit die me overrompelde en me zelfs een stap achteruit liet zetten. Ik keek naar haar uniform en concludeerde dat zij de generaal van dit leger moest zijn. 'Dat had je zeker niet verwacht, of wel?' vroeg ze grijnzend, 'dat een vrouw leiding zou geven aan dit hele gebeuren hier.' Ze gebaarde met haar armen om de basis aan te geven. Elegant en sierlijk als een dame van stand, ging ze zitten op de rand van het bureau en bestudeerde me aandachtig. 'Je ziet er niet uit als een slaaf, gevangene of werkneemster.' Haar blik gleed over mijn lichaam, alsof ze elk detail in haar op wilde nemen en wilde overpeinzen. 'Wie ben jij?'
Plotseling veerde ze op, haar ogen vol vuur. Ze greep me bij mijn keel en kneep mijn luchtwegen langzaam dicht, 'ben je een spion!' siste ze fel.
Ik worstelde om los te komen uit haar greep, maar ze was veel sterker dan ze eruit zag. Ik begon vlekken te zien die dansten voor mijn gezichtsveld, piepend probeerde ik antwoord te geven, maar er kwam niet veel meer uit dan een gesmoord geluid. Ze liet me los en hoestend liet ik me op mijn knieën vallen. Ze hurkte bij me neer en hield me nog altijd scherp in de gaten, 'geef antwoord!' Ik hijgde en probeerde op adem te komen, 'm-mijn naam is Amoris', bracht ik uit.
Ze stond op en ik deed hetzelfde, hervond mijn waardigheid en rechtte mijn schouders. Ik confronteerde haar blik met zekerheid, 'ik ben ontsnapt en weggelopen.' Zo, ik had het gezegd.
Ze moest wel zien en horen dat het de waarheid was, want het was absoluut niet gelogen. Ik zag haar twijfelen, alsof ze niet goed wist wat ze met me aanmoest. Vragen had ze zeker, dat moest wel. Toch besloot ze die niet te stellen en knikte ze. 'Hoe heb je de tunnels overleefd?' Dat was een vraag waar ik wel iets mee kon, nu kon ik ze tenminste vertellen waarom ze ervandoor moesten gaan. 'Ik had hulp', zei ik eerlijk, 'en ik kom jullie waarschuwen...'



When Angels Fall (16+) HERSCHREVENWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu