One hundred corpses

1.1K 78 5
                                    


Dat Rafe en ik voorbestemd waren om samen te zijn, had ik eigenlijk altijd al geweten

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.

Dat Rafe en ik voorbestemd waren om samen te zijn, had ik eigenlijk altijd al geweten. Als klein meisje had ik hem blindelings vertrouwd, omdat het goed voelde. Mijn hart had zelfs toen al aan hem toebehoord. Ik wist dat we zielsverwanten waren en dat ik nooit van een ander zou kunnen houden zoals ik van hem hield. 

De liefde die ik voor hem voelde was niet iets dat te beschrijven viel, dat verwoord kon worden. Het was een gevoel zo krachtig, dat ik er bang van werd. Omdat het iets in me losmaakte dat niet "normaal" was, dat niet hoorde bij gewone verliefdheid. Maar wat er tussen ons was, was ook niet normaal. Het was zoveel meer dan dat.

De afgelopen dagen had ik kunnen nadenken over zoveel dingen, over de wereld, de situatie van de mensheid, maar ook over ons en de relatie die we hadden. Of beter gezegd: de relatie die we niet hadden. We waren nooit echt samen geweest, hadden nooit de ruimte gehad om dat ook te zijn. Er stond altijd iets tussen ons in, of dat nu een geheim was, een leugen of iets tastbaars zoals de staatsgreep van het verzet. 

Niet dat het vreemd was, integendeel. Hij was de Koning, had vergaderingen, overleggen, etentjes en feesten. Tijdens mijn verblijf in het paleis had ik niet veel meer gedaan dan wat ronddwalen en boeken lezen in de Koninklijke bibliotheek. Mijn leven daar had niet echt iets voorgesteld, maar daar wilde ik nu verandering in brengen. Er moest gelijkwaardigheid komen in onze relatie en we zouden echt tijd voor elkaar vrij moeten maken.

Als hij echt van me hield zoals hij beweerde, als hij me echt niet kwijt wilde, dan zou hij er ook voor moeten zorgen dat dit ging slagen. Want hoewel een deel van me schreeuwde dat ik hem moest haten en verafschuwen, wist ik dat dat toch nooit zou gebeuren. De vreselijke dingen die hij had gedaan zou ik nooit kunnen vergeten, maar ik zou er wel voor kunnen zorgen dat wat hij nu deed zou veranderen. En weglopen en vluchten zou niet helpen, dat werkte slechts averechts. 

Ik geloofde met heel mijn hart dat de demonen iets van menselijkheid bezaten, dat ze tot rede gebracht konden worden. Maar als ik dat bij ze naar boven wilde halen, moest ik wel bereid zijn om zelf ook te luisteren, om mee te denken en dingen van hun kant te bekijken, hoe moeilijk dat ook was... Vechten, oorlog voeren en nog meer bloedvergieting zou niet werken, de geschiedenis toonde dat wel aan. 

Eeuwenlang had de mensheid gestreden en gevochten: tegen elkaar. Had het voor wereldvrede gezorgd? Nee. Als wij een oorlog aangingen met de demonen, zouden we dat nooit winnen. Wij zouden de verliezende partij zijn, bij ons zouden de doden vallen en niet andersom. Een oorlog zou onze doodsvonnis betekenen, met als complete uitroeiing als gevolg.

'Waarom zijn we hier?' Hij wist dat ik een hekel had aan de stad en alles waar het voor stond: met haar vreselijke wolkenkrabbers als symbool van dood en verderf. Hier was het verschil tussen mens en demon het grootst, hier was de meeste ellende te vinden.

Toen de Apocalyps begon nam de mensenpopulatie dan ook het snelste af in de steden, waar iedereen onmiddellijk verzameld werd om vervolgens uitgemoord te worden. Maar het kon erger, het kon zoveel erger... Verdoemd worden tot levenslange slaaf, dat was het andere lot. En als ik in die situatie had gezeten, dan zou ik hebben gekozen voor de dood. Niet dat wij mensen ooit wat te kiezen hadden, die keuze werd voor ons gemaakt. 

'Ik wil je wat laten zien.' Hij keek me niet aan, maar keek strak voor zich uit. Het maakte me wantrouwig: die houding van hem en de manier waarop hij tegen me sprak. Er was iets gaande, dat moest wel. Maar vragen wat er aan de hand was, durfde ik niet, ik was te bang voor wat ik zou horen. Dus liepen we zwijgend verder, doorkruisten we de stad in stilte. Het leek er uitgestorven te zijn, wat me alleen maar meer angst aanjoeg. 

Waar waren de demonen? Waar waren de mensen die zich schuilhielden in de stegen en schaduwen? We sloegen een bocht om en heel even stond mijn wereld stil, stopte mijn hart met kloppen en had ik het gevoel dat alle lucht uit me geperst werd. 

'Rafe...' Ik zette een stap achteruit, maar hij greep mijn arm vast. Woorden had ik niet voor wat ik aanschouwde. Het enige dat door mijn hoofd ging was: waarom? Ik wist dat ik huilde, wist dat de tranen over mijn wangen stroomde. 

Ik zakte door mijn knieën en liet me voorover op de grond vallen. Ik opende mijn mond en een kreet van pure wanhoop en pijn kwam eruit. Hij had mijn hart uit mijn lijf kunnen rukken en het had nog minder pijn gedaan dan dit. Want voor me lagen misschien wel honderd lichamen, netjes naast elkaar, hun ogen zelfs nog geopend, lippen verwrongen in een eindeloze schreeuw. 

Dit waren dezelfde mensen die ik gezien had in het verzetskamp, de mannen die ik wapens had zien schoonmaken, de vrouwen die hadden gekookt en de kinderen die vlak voor mijn neus tikkertje hadden gespeeld. Dit waren mensen die waren gestorven omdat ik zo nodig wilde vluchten. Dit was mijn schuld. Al deze doden had ik op mijn geweten. 

'Waarom?' Ik was niet eens in staat naar hem te schreeuwen, zo gebroken voelde ik me. 'Deze mensen waren onschuldig...' Hij trok me ruw overeind en keek me aan met een woedende blik, 'deze mensen waren allesbehalve onschuldig! Dit zijn dezelfde mensen die het paleis aanvielen, die beweren dat jij een bloedhoer bent, als deze mensen weten wie je bent zullen ze je dood willen.' 

Ik keek weg, kon zijn doordringende blik niet langer verdragen. Hij lachte, 'je weet dat ik gelijk heb Amoris, ik weet namelijk wat er gebeurd is op die verlaten kermis. Wat een mens je aan wilde doen!' Ik rukte me los en schudde mijn hoofd, keek hem met grote ogen aan. 

'H-hoe kun jij dat weten?' Had hij het gezien? Was hij er geweest toen het gebeurde, toen Ghost me in elkaar sloeg en vast bond aan die zendmast. Hij grijnsde duivels, 'omdat ze het me zelf verteld heeft, omdat ik haar net zolang heb gemarteld tot ze het bekende. De mensheid veracht je Amoris, ze haten je. Waarom zul je überhaupt nog om ze geven?' 

Begreep hij dat dan echt niet? Moest ik hem dat na alles nog steeds uitleggen? 'Omdat ik ook menselijk ben Rafe, omdat ik het ze niet kwalijk kan nemen. Ik begrijp waarom ze me haten, soms haat ik mezelf ook', siste ik naar hem, 'zou ik je vertellen waarom? Omdat ik van je hou Rafe, omdat ik verliefd ben op een demon. Daarom haat en veracht ik mezelf soms net zo erg!' 



When Angels Fall (16+) HERSCHREVENWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu