Geloof is iets dat hoort bij het verleden, met een verhaal zo ongelooflijk als een sprookje, iets dat te mooi is om waar te zijn. Een verhaal dat gaat over rechtvaardigheid, vergiffenis en boetedoening. Met een God stralend aan de hemel en engelen die over ons waken. Maar waar was die God toen wij hem het hardst nodig hadden? Toen de wezens van de hel neerstreken op de aarde om het hellevuur te doen herrijzen. Wat deed hij toen onze wereld rood kleurde van het bloed, ons bloed. Leven na leven werd genomen, niets veranderde. En nu stond ik hier, kijkend naar een afbeelding van diezelfde God, gemaakt van glas en lood. Ik keek toe hoe de eerste zonnestralen naar binnen schenen en de kleine kerk deden oplichten in alle kleuren die Zijn hemel rijk was. Het was een betoverend schouwspel, hoe tijd verstreek en de schaduwen langzaam verschoven omdat de zon datzelfde deed. 'Ik was net zo verwonderd toen ik hier voor het eerst kwam.' Saéya kwam naast me zitten op de houten bank. Voor ons was een altaar met een eeuwenoud boek daarop. Het werd omringd door kaarsen, flikkerend en stralend. Hier leek alles zo vredig, was de harde buitenwereld mijlenver van ons verwijderd en toch ook zo dichtbij. 'Ik zou graag willen geloven in een macht die groter is dan wat we tot nu toe hebben aanschouwd.' Wat zou dat heerlijk zijn, om in zoiets moois te kunnen geloven. Je onder te dompelen in al het schitterende dat het geloof te bieden had. De verhalen, de troost dat er iemand over je waakte en de belofte dat je misschien op een betere plek terecht zou komen wanneer dit leven eindigde.
Ik voelde hoe ze haar vingers met de mijne verstrengelde in een poging me te laten weten dat ze er voor me was. 'Geloof kent vele vormen', legde ze me kalm uit, 'en dat jij je eigen manier nog niet hebt gevonden, betekent niet dat je nooit ergens in zult geloven. Want uiteindelijk doen we dat allemaal. De één kiest voor een God, soms zelfs meerdere, de andere kiest om te geloven in de liefde die wij allen met ons meedragen.' Het klonk als iets vanzelfsprekends, iets logisch en toch voelde het "geloof" altijd als iets extreem ingewikkelds. Het maakte niet uit hoe erg ik mijn best deed het te doorgronden, iedere poging leek gedoemd te zijn om te mislukken. Maar misschien was het wel zoals ze zei, had ik mijn manier of mijn geloof nog niet gevonden. Wellicht was het echt heel simpel en deed ik te ingewikkeld. 'Hoewel we het nu hebben over geloof, heb ik het gevoel dat je met iets heel anders zit.' Ze glimlachte me bemoedigend toe, ogen vol zachtheid en begrip. Het was dezelfde blik die ze me gisternacht geschonken had toen ik mijn verhaal aan haar probeerde te vertellen. Het was er niet helemaal uitgekomen en ik was gevlucht naar de kleine kerk, zoekend naar een manier om mijn geest op te helderen. Ik had het nog altijd niet gevonden. 'Je weet waarom ik ben weggelopen', zei ik met mijn blik strak op het altaar en de vele kaarsen gericht. 'Je weet dat ik de mensheid heb verraden door de vijand lief te hebben.' Ze oordeelde niet en was waarschijnlijk de enige persoon die begreep wat ik doormaakte, wat voor zoektocht ik onderging in een poging antwoorden te krijgen op de vragen die ik zelfs niet durfde uit te spreken. 'Hoewel je me alles hebt verteld, weet ik nog altijd niet wat er echt op je hart ligt.' Ik zuchtte, niet wetende wat ik daarop moest zeggen. Want wat was het antwoord op die vraag? Wist ik het eigenlijk zelf wel? 'Je hoeft je nooit te schamen voor je gevoelens Amoris, nooit!' Het was weer die felheid die me overrompelde, dezelfde kracht die ze had uitgestraald toen ze de wezens van de nacht te lijf ging. Dat maakte haar wie ze was: de beschermster van zij die verloren waren. Ze zag het als haar heilige taak om niet alleen de mensheid te beschermen, maar ook alle andere onderdrukte wezens die haar nodig hadden. Degene die alleen stonden op deze wereld en nergens anders naartoe konden. Op fluisterende toon had ze me verteld over haar gave, hoe ze het licht zag in de meest duistere ziel. Stralend en fel als de zon, of zwak als het kleinste vlammetje dat op het punt stond te doven. Ze had Zane gevonden en hem geholpen toen hij dat het hardste nodig had. 'Zijn licht was amper te zien, zoveel schaduwen had hij in zijn hart toegelaten', was wat ze gezegd had toen het haardvuur uit niets meer had bestaan dan gloeiende sintels. Ik vroeg me af of zij misschien een engel was, opgesloten in een menselijk lichaam. 'Ik ben bang...' Mijn bekentenis voelde als een opluchting, een zware last die eindelijk van mijn schouders viel. 'Bang dat mijn liefde voor hem de "ik" die ik nu ben zal verwoesten en daarvoor iets afgrijselijks in de plaats zal brengen.' Het was de waarheid waarvoor ik weggevlucht was, niet het monster dat ik mijn geliefde noemde. Hem zou ik nooit kunnen vrezen, wat hij mij of anderen ook zou aandoen. Het was alsof mijn hart al voor hem gemaakt was op het moment dat ik werd geboren.
Het behoorde hem toe en niemand anders. 'Ik voelde hoe ik veranderde, wat hij in me losmaakte.' Kon ik maar zijn zoals zij, kon ik maar het licht in iemand naar boven halen. 'Al dat wat onschuldig en goed aan me is zal verdwijnen, ik voel de duisternis in mijn hart Saéya.' Ze moest het ook zien, ik zag het in haar ogen en de manier waarop ze naar me keek. Ze moest de schaduwen zien die me vanbinnen aan stukken scheurden en het gapende zwarte gat groter en groter maakten dan het al was. 'En het erge is dat het me niet uitmaakt.' Ik greep de houten bank vast en zette er mijn nagels in, 'ik wil zo graag goed zijn, wat dat dan ook precies mag inhouden. Ik kan niet hulpeloos toekijken hoe de wereld vergaat. Want dat is wat ik zal doen als hij me weer te pakken krijgt, ik zal wegkijken, het negeren en mijn ogen er voor sluiten. Nu is het nog niet te laat, nu kan ik nog een verschil maken.' Ik was vastbesloten ervoor te zorgen dat mijn leven zin had, dat er iets zou veranderen in de situatie van de mensheid en alle anderen die onderdrukt werden. Ik had geleerd van Ghost, van Zero en nu van Saéya. Ik zag hoe dapper ze streden, zag hoe ze als individueel toch iets konden betekenen. Ik zou nooit het verzet ingaan, ik zou nooit een ziel kunnen helen zoals Saéya dat deed, of het duister kunnen bestrijden met een zwaard of kruisboog. Ik zou een andere manier moeten vinden, mijn eigen manier. En ergens wist ik al precies hoe ik dat moest aanpakken, hoe ik mijn plan in werking zou kunnen zetten. En daarvoor zou ik terug moeten keren naar de man waarvan ik zielsveel hield.
Ik sloot mijn ogen en opende mijn hart, opende mijn geest en ziel. Rafe! Het kwam eruit als een woeste orkaan, krachtig als een vloedgolf en allesvernietigend als de lava van een vulkaan. Mijn roep was als een oerkracht die vanuit mijn binnenste kwam en naar hem zocht als een bezetene. Hij moest het horen.
Amoris...
JE LEEST
When Angels Fall (16+) HERSCHREVEN
Science FictionHij drukte zijn lichaam tegen het mijne, zette me klem tegen de muur. Zijn handen op mijn heupen, zijn hete adem voelbaar in mijn nek. 'Ik zal me niet kunnen inhouden mijn liefste...' 'Dat wil ik ook niet', kreunde ik toen hij zijn lippen op mijn h...