8) The Elven King

219 22 3
                                    

De soldaten houden Lena bruter vast dan dat Dogaun en Irinh dat deden. Ze sleuren haar mee door gangen die in dit gigantische, rotsachtige paleis zijn uitgehakt.
Haar benen voelen slap van paniek en huilen zou ze het liefst opnieuw doen. Maar ze kan niet. Daar is ze te trots voor.

Het volgende ogenblik staan ze stil. Als ze opkijkt ziet ze eerst de zilveren pijlpunt. Daarna de hemelsblauwe ogen die net hetzelfde zijn als die van de koning. Het gezicht dat echter op haar gericht is kijkt niet zo boos als dat van de koning. Hij is ook blond maar net een tint donkerder dan de koning. De boog die hij vast heeft ziet er net zo uit als al hun ander zilverwerk. Licht, krullende motiefjes en kleine ingelegde steentjes.

"Geen problemen?" vraagt de blonde Elf. "Nee majesteit, we brachten het net naar de cel. Bevel van uw vader."

De jonge Elf knikt en laat voorzichtig de boog zakken, de pees loslatend. "Ik vroeg me al af wat de geur van mensen hier in het Huis van de Elfen betekende."

Aangezien de jonge Elf majesteit genoemd werd leek het Lena maar logisch om te geloven dat deze elf de prins is. De koning heeft dus een zoon. Lena probeert door een knie te gaan en buigt haar hoofd.

"Alstublieft Elfenprins. Ik smeek u, laat me hier niet alleen in deze cellen. Ik heb niet zelf gekozen om hier te zijn." Ze wordt neergeslagen door een van de twee soldaten.
"Genoeg! Laat de prins met rust!"

Lena, die helemaal door haar knieën ging voelde de pijn in haar schouders en hoofd. De soldaten hadden haar nog stevig vast aan de armen.

"Alstublieft majesteit, ik zweer dat ik niets fout gedaan heb." De soldaat wil nog eens slaan.

"Genoeg soldaat! De opdracht is haar naar de cel brengen. Niet om haar te verwonden." Lena had nog nooit in haar leven zo hard gehoopt op hulp. Ze moest de jonge prins ooit nog eens te spreken krijgen.

Helaas, de prins bergt zijn pijl op en vertrekt. Niet van zins Lena nog meer aandacht te geven. Ze voelt hoe ze dieper afdalen en herkent de geur van diepliggende grotten. Overal zijn nissen in de rotswand. Velen hebben een zware metalen deur met tralies die lijken op jonge, stevige boomtakken. Ruw wordt Lena een cel in geduwd en achter haar hoort ze de deur in zijn slot vallen.

"Stel je niet te veel voor mens, ontsnappen uit de kerkers van een Elf bestaat niet."

Ze verwachtte ook niet dat ze zou kunnen ontsnappen. Ze kroop overeind en zette zich met haar rug tegen de muur. Het begon donker te worden. Het licht in de cellen verdween als eerste. Ze krulde zich op om zich tegen de koude te beschermen. Haar ogen deden pijn, evenals haar hoofd. Ze voelde waar de soldaat had geslagen. Rood kleefde aan haar vingers. De pijn van een hoofdwonde was haar minste zorg en ze veegde haar hand schoon aan de muur. Stemmen verdwenen. Net als het licht. De nacht begon, eenzaam en in stilte.

Op een bepaalde manier was ze in slaap gevallen. Ze werd wakker in foetus houding met haar hoofd in het zand. Niet echt goed voor die wonde. Haar hoofd barstte. Het is gelukkig licht. Licht is altijd een goed teken. De Elfenprins stond aan de tralies van de cel. Hij droeg bos kleurige kleding.

"Ik zie dat de soldaat heeft doorgeslagen..." hij zei het op zijn niet empathisch Elfs, terwijl hij dat toch bedoelde. "Ik voel het vooral" mompelde Lena hees. "Men heeft je horen schreeuwen in je slaap" gaat de prins verder. "Ik wou weten hoe het met je ging."
"Niet goed dat kan ik je vertellen."

De prins draaide zich weg. "Soldaten! Laat ons vijf minuten alleen!"
Toen het gestommel weg gestorven was haalde de prins een sleutel tevoorschijn. Hij stak hem in het slot. Lena was te ver weg om goed te beseffen wat er aan de hand is. Ze heeft vast een hersenschudding. De prins nam zijn mantel af en liep de cel in. Hij deed hem om haar schouders. "Ik laat die wonde van je verzorgen." fluistert hij lief. Voorzichtig helpt hij haar overeind. "Het verbaasd me dat je geslapen hebt."

"Mij verbaasd het ook" mompelde ze hees. De prins zette de kap op haar hoofd en liep met haar naar buiten. "Ik breng je naar mijn kamer. Daar mag niemand naar binnen zonder toestemming."

Lena strompelde met de prins mee en zodra ze niemand meer tegenkwamen nam hij haar in zijn armen. Elfen zijn sterk, dat heeft haar hoofd ondertussen ook gevoeld. Met zijn voet duwde de prins een deur open en sloot die zorgvuldig. Lena legde hij op zijn bed. Het deed goed om op iets zacht te liggen. De prins praat tegen iemand. Ze herkent de stem. "Aírell." fluistert ze verbaasd.

"Lena! Zijne majesteit de prins heeft me verteld wat er is gebeurd. Ik had het van Irinh ook al deels gehoord. Hij had je nog zo gewaarschuwd, maak hem niet boos."
"Ik heb hem niet boos gemaakt. Hij kon mijn aanwezigheid gewoon niet aanvaarden. Daar kan ik niets aan doen! Zien jullie wel dat ik hem niet kan helpen? Ik heb niet eens met hem kunnen praten. Er is geen discussie meer mogelijk. Laat mij gewoon terug gaan naar mijn wereld waar mijn eigen mensen me kunnen verzorgen. Ik heb het gehad hier." Zonder waarschuwing kwam ze overeind en liet haar benen van het bed vallen. Ze stond recht, deed twee passen en viel toen flauw. De prins legde haar voorzichtig weer in bed.

"Airell, doe die stoffige kleren uit en verzorg haar wonde. Als je klaar bent kom ik terug kijken." Ze knikt gedienstig.

The Elven KingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu