41) The Elven King

173 17 0
                                    

Een paar soldaten marcheren langs.
Lena besluit in een rol te kruipen.
"Waar is iedereen?"
Een van de soldaten antwoord.
"Iedereen moet helpen. De zon is verdwenen. Alles verdord. En de koning ligt te bed. Ze zeggen dat hij schreeuwt om hulp."

Lena krijgt een krop in haar keel.
"Dan moeten we snel hulp geven."
"Dat waren wij al aan het doen."
Lena wijst naar het einde van de gang.
"Gaan jullie al maar. Ik heb last met die lange jurken ik hou jullie toch niet bij."
Halve waarheid. Maar ze moest. Anders zouden ze haar direct verraden.
Om haar woorden geloofwaardiger te maken bukt ze en doet ze een poging om alle rokken te grijpen en vloekt ze ook. Onbeleefd, ze weet het. Maar ze heeft geen keus.

De soldaten stappen door. Ze hoor het zilver zachtjes rinkelen. Als ze uit haar zicht zijn. Laat ze de rokken voor wat het is en begint te lopen. Ze loopt van de ene cel naar de andere. Allemaal leeg. Zo veel vijanden heeft zijne majesteit dus niet.

Aan het eind van de gang kijkt ze rond. Is dit het? Acht cellen? Kan niet. Lena zoekt en kijkt rond maar ze vind het niet.
Er moet een verdieping lager zijn. Dat kan niet anders. Maar waar is de ingang dan?

Ze leunt tegen een ton waar een kandelaar kaarsen op staat. Waar kan een trap zijn. Overal eigenlijk want ze kent de weg hier niet. De cellen!

Lena gaat van de ton weg en observeert de cellen. Of ze dicht zijn of op een verborgen luik. Niets. Helemaal niets. Normale cellen (Elfen cellen zijn anders dan gewone maar goed) en verder niets.

En toen viel haar euro. De ton! Uiteraard de ton. Ze liep er snel naar toe en hief de kandelaar op. Voorzichtig zette ze die op de grond. Haar eerste instinct was om de ton open te doen langs de bovenkant. Het ging maar de ton was leeg. Enkel een vergeten spinnenweb.
Onder de ton!

Ze plaatste het deksel er weer op en duwde met alle macht de ton aan de kant. En ja. Eronder lag een stenen trap.
Lena nam de kandelaar en hield die voor zich terwijl ze afdaalde.

Het was er donker, stoffig en vuil. Het kriebelt in haar neus. Ze liep letterlijk met een kandelaar in de ene hand en met haar andere kneep ze haar neus toe. Om maar niet te hoeven niezen.

Aan de omgeving merkte ze dat ze meters onder de grond zat. Stabiele temperatuur, ze schat 17 graden Celsius. Een koude licht kleurige muur, schijnbaar uitgehakt. De lucht licht vochtig en fris. O-ver-dui-de-lijk!
Ze liep naar een grot.

Ze inhaleerde de frisse lucht. En uiteraard niesde ze. Zo geniaal als ze is.
Verschrikt sloeg Lena haar hand voor haar mond. Maar er kwam geen enkele reactie.

Voorzichtig liep ze door. De grot deed haar ergens heel vertrouwd voelen en ergens heel beangstigend. Ze voelde een lichte bries. Er moet hier dus lucht circulatie zijn.

De kaarsen geven Lena net genoeg licht om een meter ver te kunnen zien. Verder is het donker. Maar zodra ze de laatste trede af stapt ontsteken er in heel de ruimte toortsen. Overal brandt nu licht.
Ze bemerkt dat ze ondertussen inderdaad in een grot staat.

En daar zit degene die ze wil hebben.
Aan een golvend stuk rots is de verkenner vast gebonden. Hij zit op de grond. Zijn polsen en enkels gebonden. De armen zijn boven hem aan het golvende gewelf opgehangen.

"Hallo?"
Wat vraag je aan iemand die je eerst bedreigd, dan magie gebruikt, nu opgesloten zit in een cel en waarvan h'jij hoopt dat die je zal helpen.
De verkenner kijkt op.

"Wat moet je?"
Lena loopt naar hem toe.
Ze gaat voor hem zitten en haalt haar haren voor haar oren weg.
"Zie je! Ik ben geen Elf. Ook al weet ik dat ik heel erg op een prinses van jouw gemeenschap lijk."
Dat trok zijn aandacht.

"Jij was toch in Anlun? Met die Elf?"
Lena knikte.
"Ik was er van overtuigd dat jij Arela was. Ik wist het niet, wat spijt me dat."
"Ik weet niet eens wie ze is, alleen dat ik zo veel mogelijk op haar moet lijken. Maar ik weiger."

"Moet ik het je vertellen?"
"Luister eerst naar mij. Ik ben een gevangene van de koning. Er wordt van me verwacht dat ik hem genees of zoiets maar dat kan ik niet. Ik doe je een voorstel. Ik haal je uit de Hallen van de Bos Elfen en jij neemt me mee naar jouw gemeenschap. Ik moet terug kunnen naar mijn eigen wereld!"

De Elf keek haar begrijpend aan.
"Ik weet dat je van Over de Velden komt zoals ze het hier noemen. De koning heeft alle aandacht nu. Nu moeten we gaan. Ik heb wat eten voor je voorzien en een mantel. Je Ald staat beneden in de stal, daar kunnen we redelijk ongemerkt naar toe. Als je akkoord gaat moet het wel onmiddellijk gebeuren."

De Elf had één seconde nodig om na te denken. Lena begon het touw los te maken dat zijn enkels af spande. Onmiddellijk draaide de verkenner met zijn voeten om het bloed te laten door stromen.

"Je armen worden wel een probleem. Ik heb geen sleutel."
De verkenner wees met zijn hoofd naar de trap. "Onder de driehoekige steen is een gat in de grond. Daarin zit een kistje met de sleutel."

Wat een veiligheid. Net of HIJ gaat het hele rijk verwoesten. Snel liep Lena naar de aangewezen plaats. Ze rolde de steen weg. Inderdaad er was een kistje. En uiteraard zat dat ook op slot.

Maar Lena liet zich niet tegen houden. Ze nam de kist beet en stond op.
Ze liep naar een stuk rotswand en hief de kist hoog op. Met een kracht schreeuw gooide ze het tegen de rotswand aan.

Er kraakte iets. Toen ze keek zat er een barst in het hout. Lena nam de driehoekige steen en begon op het hout in te hakken. En eindelijk. Eindelijk had ze de sleutel.

Een eerste stap naar vrijheid.

The Elven KingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu