11) The Elven King

225 20 3
                                    

Aírell liep terug de eetkamer in. Lena liep, een klein beetje gehinderd door de rokken terug naar de leefruimte. Een dienaar ruilde de tafel af met de hulp van grote plateaus. Erính keek met doordringende blauwe ogen naar de zilveren verschijning.

"Eindelijk worden die jurken gedragen door iemand die ze waardig is."
"JurkEN? U heeft er dus nog?"
"Ze zijn niet bepaald van mij. Ik bewaar ze omdat een zeer dierbaar iemand er nu niet meer is." mompelde de prins. Hoewel het bijzonder dure (in zeker zin) kleding is en bijzonder typisch voor een elf gemaakt is, maakt haar verschijning iets los bij hem. Het enige dat niet klopt is het korte haar, de ronde oren en het verband dat onder de kroon zat.

Nu pas merkt Lena de zwarte mantel die de prins over zijn arm geeft gehangen.
"Wat is dat?"
"Een mantel? Om de aandacht niet te trekken in de bossen."
Aírell keek protesterend, alsof ze wist wat de bedoeling was maar reageerde niet. Uiteraard niet. Ingaan tegen de kroonprins...

Op Boven Aarde zou zo iets nooit kunnen. Los van het feit dat er al niet zo veel koningen meer overblijven.
De prins hangt de mantel om Lena.
Een inktzwarte mantel met grote kap.
Het is een mouw loze mantel.

"Zullen de Elfen nu niet méér op me letten?"
De prins schudde zijn hoofd.
"Nee, veel elfen dragen mantels, en je moet je uiterlijk een beetje verstoppen tot iedereen je weet te aanvaarden."
Lena had niet zo veel zin om verstoppertje te spelen.

De prins begeleide haar mee naar buiten. Niemand scheen aandacht aan hen te hebben. Ze liepen langs een galerij naar beneden waarvan de trappen uit de rots gehakt waren en de leuning was een verzameling van duizenden stalactieten.
Het uitzicht op de tuin was schitterend. Enkel de zon scheen vaal over alles heen.

"Komt dat door de koning?"
Erính knikte alleen.
Als ze beneden komen staan ze aan de rand van de tuin. Zonnebloemen zijn de eerste die ze ziet. De blaadjes zijn wat droog maar ze volgen de zon nog met haar baan om de hemel. Daarna lopen ze door perkjes mooi aangelegde bloemen, boomgaarden en de vijver is haar lievelingsplaats.

Kristalhelder water, waarschijnlijk vanuit een onderaardse bron. Een fontijn in het midden en prachtige witte lelies. Grote kleurrijke vissen zwemmen op de bodem. De prins viste een snee brood uit zijn zak. Hij scheurde het in twee en gaf een helft aan Lena.
Hij begon stukjes brood in het water te gooien. De vissen kwamen met sierlijke slagen van hun vinnen naar de oppervlakte gezwommen om van het brood te kunnen eten. Ze hadden de meest uiteenlopende kleuren, waaierige vinnen en grote sierlijke staarten.

"Zijn er ook zo'n vissen in jouw wereld?"
"Niet echt zó een vissen maar we hebben ook siervissen."
Erính knikt "Welke huisdieren houden jullie? Urdún houden soms huisdieren dus het is een gewoonte die van bij jullie komt."
"Katten en honden zijn de meest voorkomende. En vissen en kippen ook. Sommige mensen hebben speciale te huisdieren. Vogels, paarden, tot zelfs slangen en hagedissen en spinnen. Maar die laatste zitten wel veilig in een aangepast verblijf hoor."

Lena wachtte even.
"Goed, welke van de deze dieren ken je niet?" toen er het verbaasde gezicht zag van de elf naast haar.
"Slang en hagedis."
Lena besloot om het simpel te houden.
"Lijkt een beetje op een draak, ken je die?"
De prins knikte vurig 'ja'.
"Wel, een hagedis is een soort kleinere, ongevaarlijke versie die in heel veel kleurtjes voorkomt. En een slag is ook een soort draak maar dan één zonder poten. En sommige zijn giftig. Maar die komen niet overal voor."

"Dus dat zijn de draken van bij jullie?"
"Nee, niet echt. Wij hebben nooit draken gehad. Dat is iets voor jullie wereld."
De prins begreep het aan de schittering van zijn ogen te zien. Lena gaf haar laatste kruimel aan een gele vis.

De prins leunde naar haar toe.
"Wil je naar de Urdún?"
"Ik mocht toch niet?" ze probeert er alles aan te doen om niet op te vallen of om domme dingen te doen.
"Aírell wil het niet. En de meeste andere waarschijnlijk ook niet maar ik zie niet waarom het niet zou mogen."

Jong en onbezonnen. Ze kent het gevoel van toen ze net van de universiteit afstudeerde. En nu nog steeds een beetje. De prins staat recht en neemt haar zachtjes aan de arm.
"Kom maar. We zullen het rustig aan doen, dan gebeurd er niets. En als er iets zou gebeuren moeten ze eerst voorbij mijn kunnen komen."

Héél onbezonnen.
"Kom maar. De Urdún is het enige volk dat dicht bij ons elfen durft te leven. Zij hebben geen schrik van het harde leven hier in de buurt, de moeilijke landbouw en de diepe wateren. En ze hebben geen angst voor Elfen."

De prins gaat Lena voor naar iets wat blijkbaar stallen zijn. Ze loopt met het hoofd wat naar beneden. Als ze dan toch zo onherkenbaar moet zijn...
De prins opent de deur van een stal.
"Nee!" protesteert Lena "ik kruip niet op een damhert!"

Ze maakt een vragend arm gebaar en trekt een gezicht dat boekdelen spreekt.
"Ik heb paarden gezien toen ik hier toekwam. Waarom nemen we die niet?"
"Omdat wij elfen zijn. Eerst reden we enkel op herten maar de Urdún hebben ons geleerd paarden te gebruiken."
"Wel dan?"
"Elfen hebben niet zo graag nieuwe dingen."
"Jij toch wel? Dat heb je me zelf gezegd."
"Ik vind het goed dat de dingen eens veranderen maar om eerlijk te zijn. Daarom is het niet altijd leuk."
Lena zuchtte diep. Elfen zijn tegenstrijdig.

"Paarden zijn goed om lange afstanden mee te doen of karren te trekken of om open weiland te lopen. Maar elfen zijn bos wezens. Wij leggen geen lange afstanden af, wij zoeken geen open velden op en we gebruiken geen karren. Herten zijn heel goed voor in het bos te leven.

De damherten waren aanzienlijk groter dan in Boven Aarde. Maar het principe blijft het zelfde. Op een hert zit je niet.
Maar Elfen kunnen toch heel overtuigend zijn...

The Elven KingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu