6) The Elven King

226 23 1
                                    

Aírell nam een grote handdoek en wikkelde die om Lena. Het was een zachte, pluizige witte handdoek. Bijna een deken. Het bad had haar deugd gedaan. Na de kilte van de grot en de steenkleur die zich om haar handen en gelaat had gezet was dit meer dan welkom.

"Ik zal die speciale kleding van je in een kist bewaren. Elke Elf die je op je pad zal tegenkomen zal je als mens herkennen maar je kan op zijn minst aanvaardbaar gekleed gaan."

Het klonk een beetje beledigend maar wel heel erg waar. Maar de schoonheid van de kleding maakte veel goeds.
Aírell hielp haar. Eerst kreeg ze een luchtige korte witte jurk aan. Daarover kwam een nauw aansluitende gelige jurk. Dat schijnt hier dus een modekleur te zijn. De mouwen waren nauw evenals het volledige borststuk. De rok waaide mooi wijd open als ze zich draaide om zich te bewonderen. Over de gelige jurk kwam een soort groene vest die wat van het geel wegging en op een lichte olijfgroene kleur leek.

De mouwen waren ontzettend wijd. Ze moest wat aan de mouwen van kleding uit het oude China denken. De jas werd slechts gesloten aan haar navel met een gouden, elfachtige broche. Dat wil dus zeggen, een ingewikkeld, gekruld patroon.
Ze voelde zich mooi. Volgens Lena zelf zou ze perfect voor een Elf kunnen doorgaan. Los van haar korte haar en 'normale' oren. Ze hield van de jurk en de open tuniek die erover gehangen was. Die warm maar toch ook los was en nog genoeg van de jurk eronder liet zien.

"Je ziet er bijna uit als een Elf."
Aírell lachte tevreden. De transformatie was zoals het in haar hoofd zat geslaagd. De rokken waren niet heel zwaar maar Lena was niet gewend er in rond te lopen.
"Er is eten als je wilt", Aírell nodigde Lena uit om mee te komen terwijl ze de deur openhield.

Ze hief haar rokken op en liep achter Aírell. De twee andere Elfen, die zichzelf Dogaun en Irính genoemd hadden genoemd zaten aan een rijkelijk gedekte tafel. Op de tafel stonden kaarsen tussen de schalen.
Op het eerste zicht lag er veel fruit en pasteitjes.

Aírell wees naar een grote, uit hout gesneden stoel. "Gasten behandel je zoals je zelf behandeld wil worden. Gasten valt de hoogste eer te beurt."
Wat een verklaring om gewoon te zeggen dat zij de mooiste stoel krijgt omdat ze te gast is.

Irính vertelde wat er op de tafel ligt.
"In de karaffen zit wijn van de ranken uit het zuiden. We hebben heel het jaar door vers fruit waar we verschillende dingen mee maken. Er zijn salades met wilde
groenten uit de bossen en van op de bergflank. En uiteraard brood."

Toen zweeg hij. De spanning hing een beetje in de lucht. Het was gênant om als eerste zomaar dingen te nemen en op te eten. Maar blijkbaar werd dat toch van haar verwacht. Aírell leunde opzij en reikte haar een schotel aan waar stukken perzik in lagen. Beschaamd dat Lena de gewoonten van de Elfen niet kan inschatten neemt ze de lepel die in de kom ligt vast en schept ze drie stukjes op.

Pas toen ze dat deed kwam er beweging in de andere twee Elfen die zich net zo ongemakkelijk voelden als Lena dat deed. Er werd opgeschept tot hun borden gevuld waren en begonnen zwijgend te eten. Alleen Dogaun durfde Lena aan te kijken terwijl ze at. Ze begon zelf dan maar de conversatie.

"Ik voel me bijzonder vereerd om in jullie land te zijn maar ik durf niet te geloven dat jullie me enkel uitgenodigd hebben om me te laten baden en fruit te eten."
Dogaun keek met een veelzeggende blik naar de oudere Irính.

Hij liet zijn bestek liggen en vouwde zijn handen. "Ik verwonder me er een beetje over dat die vraag zolang uit bleef maar u krijgt van mij het hele antwoord."
Lena keek van Aírell naar Dogaun naar Irính en weer terug.

"Wij hebben een koning. Hij zetelt op zijn troon in de grote rots holte. Hij is ouder dan u zal vermoeden. Al eeuwen straalt de zon gelijkwaardig aan zijn macht maar sinds enkele dagen niet meer."

Lena wist niet wat ze moest verwachten.

"Hij praat met niemand meer, hij eet niet, en ik denk dat hij niet meer slaapt. Alles dat kan breken in zijn kamer is gebroken. Door een gevecht, door hemzelf, door iets anders? Niemand weet het. Hij is in een norse, eenzame Elf veranderd."

"En jullie willen mijn raad vragen..." probeerde Lena. Dogaun schudde zijn hoofd. "We willen dat je hem geneest."
Lena stopte met kauwen. Het brood smolt in haar mond terwijl haar ogen zo groot werden als ze maar konden. De kleur trok wat weg uit haar gezicht. Dat kon ze tot in haar wangen voelen.

"Ik? Ik ben geen dokter! Ik ben een archeoloog! Ik genees geen mensen. Al helemaal geen Elfen! Hoe zou ik dat zelfs moeten kunnen? Ik ken niet eens het verschil tussen waterpokken en de griep!"
Dat is niet zo een beste vergelijking maar een volk dat zo perfect is als Elfen dat zijn zal vast niet weten wat ziekte is.

Irính. Stond recht.
"Wij vragen je enkel om te proberen. Mislukt het dan krijg je alle luxe die je nodig hebt om hier te kunnen blijven."
"Ah natuurlijk. Dat had ik zelf ook kunnen weten en ik wist het niet. Ik blijf hier gevangen als een vogel in een gouden kooi."

Aírell keek bezorgd. Elfen zijn niet de meest empathische wezens die er rondlopen. Dat wist ze perfect. Maar gelukkig was ze slim genoeg om te weten dat Lena hier kapot aan zou gaan.
Ze stond recht en hielp Lena overeind. Ze had haar hoofd letterlijk laten hangen en de tranen van verwarring en boosheid stroomden voluit.

"Kom mee met mij" zei ze. Ze leidde Lena naar een groot bed en samen gingen ze zitten. Aírell met haar armen om Lena heen, Lena met de handen voor haar gezicht. Daarna begon ze te fluisteren. "Elfen zijn niet echt tactvol. Ze menen het goed."Aírell toonde nochtans heel wat gevoelens.

"Ik zal zien wat ik voor je kan doen. Maar alsjeblieft. Ik smeek je, probeer toch eerst onze koning te ontmoeten. De landen verdorren elke dag wat meer bij elke dag dat hij in zijn waanzinnige toestand blijft. We kunnen niet wachten tot het te laat is. Ieder van ons is radeloos."

The Elven KingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu