15) The Elven King

196 22 1
                                    

Lena legde de rest van de rit doodsbang af. Wat voor monster waren dat in godsnaam?
Ze was op haar hert gaan zitten maar kon niet ontkennen dat ze bijna heel de rit haar ogen had dicht geknepen.
Toen ze de Elfen grotten naderden durfde ze haar ogen weer open te doen.

"Laat me alsjeblieft even alleen om te kunnen begrijpen wat me net overkomen is. Ik heb helemaal verward" mompelde Lena. Ze greep naar haar hoofdwonde en wandelde naar de fontein.

Vissen antwoorden te minste niet. Die verwarren je niet. En nog beter, die doen niet moeilijk.
Ze zette zich op een stenen bankje aan de vijver. De lelies in het water zien er verwaarloosd uit. De zon heeft nog geen enkele dag "normaal" geschenen. Enkel vaal en geel en ongelukkig.

Ze keek gedachteloos naar de vissen. Als afleiding en om zich geen zorgen over iets te maken. Ze merkte dat iemand achter haar stond. Voorzichtig draaide ze haar hoofd. Ze had de prins verwacht maar het was iemand anders. Een Elf die ze nog niet ontmoet had.

"Hallo" begon Lena.

De Elf bekijkt haar eventjes en wijst dan naar de bank, "Mag ik gaan zitten?"
Lena knikt.
"Ze zeggen dat jij het mens bent."
"Wie zijn ze?"
Hij haalt zijn schouders op, "Andere Elfen."

Tactisch antwoord.

"Ik wou kennis met je maken nadat ik zag dat je het juweel draagt dat ik in een lang verleden heb gemaakt."
Lena schrok en wees naar de kroon, "Jij hebt dit gemaakt?"
Hij knikt, "Dat is toch wat een smid doet."

"Ik ben Lena" en ze steekt haar hand uit. De Elf bekijkt haar hand met grote ogen. "Zeggen jullie op die manier hallo?"

"Niet echt, je moet hem schudden." en ze neemt zijn hand en legt hem in de hare. "Nu moet je je naam nog zeggen."
"Wat een vreemd gebruik. "
Lena moet lachen, "Niet zo vreemd als die van jullie."

"Ik heb ondertussen begrepen dat men niet zomaar mag praten over het verleden van prinsen maar,... Van wie was dit alles? En mag jij me wel zeggen waarom ik ze net wèl mag dragen?"

"Ik ben de koninklijke smid. Adaìn -hij maakt een beleefde knik met zijn hoofd-. Lang geleden heeft een prins me gevraagd om een juweel te maken dat anders was dan wij gewoon zijn. Het moest wel zilver blijven want dat is het edelmetaal van de Boselfen. Over De Velden gebruiken ze koper, Over Het Water gebruiken ze iets anders maar ik weet niet echt wat. Maar goed, het juweel. De prins vroeg me om het als huwelijkscadeau te maken. Het beste kon niet genoeg zijn. Toen ze het kreeg droeg ze de kleren die jij nu draagt."

Hij wachtte even, "Ben jij het mens die de koning gaat genezen?"

"Iedereen lijkt dat van mij te verwachten maar ik zou zelf niet weten hoe... Ik heb de koning slechts een ogenblik gezien. En hij liet mij toen onmiddellijk in de cel gooien. De prins heeft me er toen uitgehaald en me deze kleren gegeven. Maar waarom zijn raadsels. Ik heb een oude Urdùn vrouw ontmoet die me een prent liet zien van de prinses. Ze lijkt sprekend op me maar ik weet niet wat de Elfen van me verwachten."

"Misschien willen sommigen dat je haar plaats overneemt."
"De koning van zijn troon stoten? Ja, ding dong. Dat gaat lukken."
"Eerder symbolisch denk ik. In deze wereld bestaan geen gelijkende individuen. Ik denk dat ze in jou een wedergeboorte zien. Iemand met speciale gaven, iemand die de koning zal genezen."

Lena staat recht en knielt aan de water rand. "Dat is meer dan ik ooit zal bereiken."
Adaìn haalde zijn schouders op.
Lena ging met de toppen van haar vingers over het wateroppervlak.
Verbaasd trekt ze haar hand terug als één van de lelies plots helemaal verdord. Alsof de bloem in een enkele seconde haar hele leven geleefd heeft.

"Adaìn?"
Hij kijkt naar de grotten.
"Het gaat niet goed met de koning. Absoluut niet." zegt hij sip.
Verschrikt kijkt Lena naar de verdorde lelies. Dit gaat fout.

"Morgen is het zomerfeest. Dan vieren we dat de zomer begint. Kom ook. Probeer dan met de koning te praten. Je hebt nu al met een paar Elfen kennisgemaakt en iedereen vind je een aangenaam mens. De koning zal dan niets tegen je ondernemen. Dat is je kans!"

Er zat iets in maar Lena durfde niet.
"Hij heeft me toen al eens in de cel gegooid. De volgende keer zal het de prins niet meer lukken me vrij te krijgen."
"Vertrouw op mij. Ik zal een plaats voor je vrijhouden. Iedereen weet dat je er bent maar niet iedereen heeft je gezien. Geloof me, ze gaan zelfs blij zijn je te zien. Iedereen zal in jou hoop vinden!"

Hij is té positief.

"Ik zal aan mijn vrouw vragen of ze een kamer voor je klaarmaakt. We hebben erg veel plaats. Je kan er in alle privacy slapen, eten en mijn vrouw kan je helpen met het koken van producten uit deze wereld. Lijkt je dat wat?"

Dat is het beste wat ze tot nu toe gehoord heeft.

"Ik zal je de weg tonen" zegt hij en begeleid Lena mee naar een woning aan de rand van de grote rots.

The Elven KingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu