59) The Elven King

149 20 7
                                    

Lena wist niet of ze geslapen had maar toen ze hoorde dat er iemand was deed ze haar ogen open en voelde ze zich moe.

"Dag Lena."
Dat was de stem van Nura.
Lena moest grijns lachen.

"Ik heb me laten vertellen dat Urdún eten je het beste smaakt. Lust je groenten soep?"
"De beste soep die er auw! Is."

Nura zette zich naast Lena.
"Ik ga het niet riskeren je overeind te helpen. Als je je hoofd opricht is het goed genoeg."

De magiër ondersteunde Lena haar hoofd en de kom. De warme soep was zalig. "Is er nog?"
De tovenaar lachte geamuseerd.
"Er is nog ja."

Ze voorzag Lena een nieuwe kom. Ook die ging makkelijk binnen.
Lena liet haar hoofd weer in het kussen zakken.
"Mag ik nog een kussen? Ik wil wat hoger liggen. Ik zie niet eens tegen wie ik praat."

De magiër zocht en vond een kussen. Het was niet zo dik. Waarschijnlijk had ze het van een stoel afgehaald.
Lena drukte zich voorzichtig op. Maar daarvoor moest ze serieus op haar tanden bijten. Nura legde het kussen.

Dat voelde beter.
"Je ziet er al beter uit dan gisteren. Maar ik moet zeggen dat ik er geen vertrouwen in heb."

Lena keek haar aan.
Ze strekte haar hand.
"Beloof me" begon ze. De tovenaar nam haar hand en keek zorgelijk.

"Beloof me dat je me naar mijn wereld brengt. Daar hebben ze alles om me te redden. Alles! Zelfs bloed op voorraad. Maar dan moet het nu. Ik wil niemand teleurstellen."

Nura keek haar een beetje triest en verbaasd aan. Bloed op voorraad? En ze wil weg uit deze wereld!
"Als dat je wens is..." zei ze triest.

Ze stond recht.
"Ik zal voor het nodige zorgen. Want zoals je zegt moet het snel gaan. Ik kan niet het onmogelijke blijven doen. Dat gaat ook ten koste van mij."

Lena lachte. Ze ontspande. Eindelijk. Nu kan ze eindelijk naar huis. Als Thomas nu maar snel genoeg hulp vind.

Een aantal uur lag Lena op bed. Ze keek rond. Voor zover ze het begreep lag ze dus in de woning van een magiër.

De woning zag eruit als een gigantische boom die ooit afgebroken is geweest en waarvan alleen de schors en bast overeind van waren blijven staan. Daar lag Lena in. Daartegenaan was een klein huisje gebouwd.

Overal stonden kasten met flacons, potjes, flessen, schalen en maar een aantal dikke boeken. Op een tak die door de muur groeide zat een vogel.

Het beest had de kop tussen de vleugels gelegd en was aan het rusten. Ze wist niet wat voor dier het was maar het leek op een witte kraai met een paar kleine details die verschilden. Ze was kleiner, had een kortere snavel en een langere staart.

Lena had niet veel beters te doen dan wachten tot iemand haar kwam halen.

"Hallo lieve vriend. Wie ben je?"

De kop van de vogel kwam recht en ze keek rond.

"Hier zo" wuifde Lena.

De vogel vloog op en ging naast haar op bed zitten. Lena begon de vogel te aaien. Ze vond het heerlijk om over haar borst geaaid te worden. Ze trok haar kopje helemaal tussen haar dons.

"Wat ben jij een knuffelbeer zeg."

De vogel genoot van die extra aandacht.

Lena schrok toen Nura met Erính binnenkwam. De vogel vloog op en ging weer op haar tak zitten.

"Erính."
Nura was er ook bij.
Hij ging naast haar zieken bed op de grond zitten.
"Lena het spijt me zo. Ik schaam me zo! Ik heb gezworen nooit nog een wapen te hanteren. Ik weet niet hoe ik de schaamte moet verdragen!"

Ze liet haar hand langs zijn wang gaan.
"Dat is een mooie eed Erính. Ik hoop dat je ooit een machtige koning zal worden. Ik geloof in je vergeet dat niet."
Hij lachte flauwtjes.

"Bedankt voor de mooie jurken die je me gaf. Ik weet nu eindelijk wat ze voor je betekenen."
"Ik ben blij dat je ze ondanks alles gedragen hebt. Ik weet dat dit een afscheid is Lena. Ik ben blij dat je er was. Ook al is het niet zo mooi gegaan."

Lena schudde haar hoofd.
"Ik steek de schuld op niemand. Ik was gewoon boos. Het was ons lot."

Daarop knikt de Elfen Prins en staat recht. Maar Lena leeft de vraag in zijn ogen. Hoezo het lot?
Lena voelt hoe hij zijn armen onder haar heen schuift. Vervolgens voelt ze de matras steeds minder.

Het doet pijn maar Lena klaagt niet. Niet meer. Alles is ten einde en ze weet dat ze naar huis kan.

Voorzichtig draagt de jonge prins haar naar buiten. Daar staat haar paard dat ze geleend had van de Urdún. Waar kwam dat ineens vandaan?!

Aan het paard was een soort houten slede gemaakt. Een beetje zoals de indianen deden maar langer en breder.
Erính legde Lena erop neer en Nura legde een deken over haar heen.

Erính leidde het paard mee. Nura liep naast Lena en hield haar in het oog. Niets mag fout gaan.

Lena werd naar een grot gebracht.
Niet de Bos Elfen grot. Een grot. Een poort.

Er stonden veel Elfen. Niemand kende ze ervan. Hoefde ook niet. Niemand van hen zal ze ooit weerzien.

Erính laat het paard stil staan. Nura haalt het deken weg. "Nu zal je moeten staan."
Lena maakte duidelijk dat dat niet erg was.

De prins hielp haar overeind.
Lena had veel moeite met zich overeind te houden. Gelukkig ondersteunde Erính haar.

"We gaan Lena. Ik breng je weg."

Ze liepen de grot in tot ze diep genoeg waren. Erính hield haar stevig vast zodat ze niet kon vallen.
"Zal ik op de zelfde plaats terechtkomen?'
"Ja."

Lena sloot haar ogen op de magische woorden van Erính.
Ze wist niet welke het waren.

Voor haar ogen zag ze Thomas. De scene waarin ze samen door de grotten en tunnels gingen van de Naledi grot speelde opnieuw voor haar ogen af.

Thomas strekte zijn hand uit en Lena wilde die aannemen. Maar vlak voor dat ging riep iemand doordringend luid. De schreeuw ging door haar heen.

"Wacht!"

The Elven KingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu