42) The Elven King

154 16 2
                                    

Lena liep naar de verkenner toe.
"Ik heb hem!"
Snel maakte ze zijn handen los.
Ze hielp hem even. Zijn armen waren stijf en zijn schouders kon hij moeilijk bewegen. Traag en arm voor arm ontspande hij tot hij weer normaal kon bewegen. Bij een mens zou dat veel langer duren voor hij weer kan bewegen.

Lena opende haar geïmproviseerde zak en gaf hem de vruchten. "Ik weet niet wat het zijn maar als ik het kan eten zal jij dat ook wel kunnen."

De Elf zette gretig zijn tanden in het vruchtvlees. Lena gaf hem de mantel.
"Je zal deze moeten dragen. Ik weet niet waar je spullen zijn maar we hebben geen tijd om ze te zoeken. Kan je staan?"
"Ik moet wel."

Lena hielp hem overeind alvorens ze de mantel gaf.
"Nooit gedacht dat ze het zouden proberen om een mens naar hier te halen. In plaats van dan een Elf van Boven Aarde te kiezen."
"Zijn er dan nog?"
Lena haar eerste idee was dat die allemaal weg zouden zijn. Wereldoorlogen, zware industrie, scheepvaart over alle wateren, gigantische boskap en de lijst gaat maar door.

"Ik heb er gezien, ooit. Een koppel dat Boven Aarde ontvlucht was nadat hun boom, hun woonst gekapt werd.
Ze zijn kleiner als ons geworden. Meer mensengrootte, zoals jij een beetje. En ze verschuilen zich overal. In de bomen, in het water, in de rotsen. Ze voelen zich erg bedreigd. Heel soms is er eentje die zijn gebied weer eens is kwijt geraakt en die komt dan naar hier. Maar het gaat meestal over een Elf om de 1370 van onze jaren. Dat is zowat het gemiddelde."

"Wees er maar zeker van dat er nog zullen komen. De mens behandeld Boven Aarde niet goed. Natuur moet verdwijnen om ons woonruimte te geven."
"Dan zullen ze inderdaad snel komen."
"Wonen ze dan bij jullie?"
"Sommigen hebben dat gedaan. De meeste trekken zich terug in een kleine gemeenschap. Er woedt verteld dat de Water Elfen zo goed als allemaal van Boven Aarde komen."

Lena sloeg haar mantel ook om maar verhulde zich nog niet.
"Deze kant op." kwam ze terug op de zaak.

Voorzichtig liepen ze de trap op.
Lena als eerste want zij kende de weg toch net iets beter.
Eens boven staarde ze door het gat. Nog steeds niemand.

"We kunnen" zei ze en ze stapte de gang in. De Elf volgde.
Plots hoorde Lena stemmen.
"Nee!" fluisterde ze paniekerig.
Ze draaide wat rond om een verstopplaats te zoeken maar logischerwijs is die niet te vinden in een gevangenis.

Het was een soldaat.
"Lena je mag hier niet zijn!"
Hij stormde op haar af.
Lena kneep haar ogen toe en deed een paar stappen achteruit.
Toen ze die zelfde seconde haar ogen weer open deed zag ze de verkenner.
Hij was op de rug van de soldaat gesprongen en had hem met een harde elleboog stoot uitgeschakeld.

"Oh god!" vloekte ze.
De verkenner sleepte de soldaat in een cel. "Ik kan duidelijk zien dat je geen Elf bent. Je kan niet vechten"
"Niet moeilijk."
Hij grijnsde en sloot het slot.

Lena liep verder naar boven.
De Hallen!
"Er is niemand maar ze kunnen altijd plots opduiken. Doe zo normaal mogelijk en volg mij."
Lena rechte haar rug en liep de Hal door. De verkenner volgde en keek zijn ogen uit.

"Jij heet dus Lena. Zou nog een Elfen naam kunnen zijn. Of een afkorting."
"Dat wil ik niet. Ik wil hier gewoon weg. En jij ook vermoed ik."
Hij antwoordde niet maar Lena merkte dat hij knikte.

"Ik ben Aësar" fluisterde hij.
De oversteek van de hal ging vlot en ze waren eindelijk buiten.
"Nu naar de cellen. Blijf normaal doen. Buiten zullen wel Elfen zijn.

En inderdaad. De meeste waren zeer begaan met de staat van de planten. Een paar waren met de vissen bezig.
"Wij zullen ons met de stallen bezig houden. Of toch doen alsof."

De Elfen schonken hen geen aandacht. Ze probeerden de planten te redden. Lena hoorde dat er tegen ze gepraat werd. Maar ze wist voor zichzelf dat het weinig uit zal halen.

Lena loopt langs de stallen en kijkt telkens naar binnen. Alle herten liggen triest op de grond. Alsof ze ziek zijn.
Bij de koninklijke stal staat Lena stil. Met een zwaar gemoed kijkt ze naar het dier dat stuiptrekkend op de grond ligt. Ze wil het helpen, net zoals ze de koning wou helpen. Alleen kán ze het niet.

Ze zet haar emoties opzij en loopt door. Bij de Ald stopt ze.
"Hier!"
Aësar kijkt naar binnen.
"Danle!"
Het beest heeft overeind bij het horen van zijn naam. Enthousiast kijkt ze over de deur heen. Hij is blij om zowel Lena als Aësar te zien.
"We moeten in de stal daar kunnen de Elfen ons niet in de gaten houden."

Ze opent de deur en voor Danle kan ontsnappen zitten ze gehurkt binnen.  
"Brave meid." aait Aësar over de kop van de Ald.
"Dat is geen bok?"
"Nee waarom?"
Lena zucht verbaasd.
"In Boven Aarde bestaan ze ook. We noemen ze schroefhoorngeit omdat,... Ja, je ziet zelf wel waarom. En alleen de bokken hebben zo een grote hoorns. De wijfjes veel minder."
"Hier dus niet."
Lena rolde met haar ogen.

"Heb je ook uitgevonden hoe we ongemerkt uit deze stal moeten?"
"Nee niet echt."
"Maar ik wel" grijnst hij.

Hij stapt op de schroefhoorngeit.
Vervolgens strekt hij zijn hand uit.
"Klaar om op te stappen?"
Lena zucht triest.
"Ja" zegt ze "het moet."

Ze grijpt de hand en een sterke arm trekt haar op Danle haar rug.
"Hou je goed vast."
Lena grijpt Aësar om zijn middel.
Hij roept luidt en vervolgens trapt hij hevig in de flanken van Danle.

Ze stormt vooruit met de kop gebogen. Lena knijpt haar ogen dicht als het lichaam van de sterke Ald de deur versplinterd.
Danle sprint ervandoor, dwars door de tuinen heen die Lena zo graag had bezocht.

Ze kijkt een laatste keer achterom.
De Elfen staan ontzet te kijken. Alles speelt zich voor Lena in slow motion af wanneer ze Lyrr ziet staan.
De jong Elf kijkt hen droevig na terwijl ze naar Lena zwaait.
Lena voelde een zwaar schuldgevoel terwijl het bos hen insloot en Lyrr en de Hallen van de Elfen uit haar zicht verdwijnen.

The Elven KingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu