7) The Elven King

230 22 1
                                    

"Verdorren de planten echt samen met jullie koning?"
Aírell knikte, "Dat doen ze zeker. En wij kunnen er niets aan doen."
Lena snuift. Haar tranen had ze gedroogd maar haar gemoed was nog zwaar.

"Kan ik hem vandaag nog zien?"
Aírell zucht. "Misschien. Als hij bereid is om te praten heb je al veel geluk. Hij wil niemand zien."
"Met mij zal hij moeten praten. Ik ben immers de indringer hier."
"Wacht eventjes", en daarop liep Aírell naar de leefruimte.

Lena hoorde hoe ze tegen haar echtgenoot Irính begon te praten.
"Het mens wil vandaag nog de koning zien."
Irính zuchtte opgelucht "hoe doe je het toch? Eindelijk is er hoop!"
"Vrouwen onder elkaar gaat beter. Jullie zijn niet zo goed in zo een zaken."

"Lena!?" riep Irính "als je met me mee komt gaan de naar de koning."
De laatste tranen weg vegend komt Lena de leefruimte binnen. Ze had de reflex om haar kleren glad te strijken met haar handen maar er was geen valse plooi zichtbaar. Alles hier is te perfect.

Irính liet haar voor.
"Als we hem te zien krijgen. Spreek hem dan aan met majesteit. Spreek niet voor hij gesproken heeft en buig je hoofd lager dan dat van hem. Maar mijn beste raad, maak hem niet boos. Dat loopt niet goed af."

"Bedankt voor de waarschuwing."
Irính kijkt haar vreemd aan. Sarcasme is blijkbaar iets nieuw voor hen.
Plots blijft Lena staan. Ze is minstens even verbaasd als toen ze de 'Hemelgrot' ontdekte. De uitgehakte ruimte bestaat uit een licht kleurige steen. Als de zon er op staat lijkt het zandsteen. Er zijn vele zuilen waarvan de meeste met klimop begroeid zijn. Op verschillende plaatsen begint de klimop te verdorren. Irính staart triestig naar de hulpeloze blaadjes.

Er is veel zilver aanwezig.
Licht krullend patronen met kleine steentjes. Hier en daar zijn beelden in de rotswand gehakt. Allen zien ze er uit alsof het krijgers zijn, in vol ornaat. Koningen waarschijnlijk. Maar verrassend, er staan ook enkele vrouwen tussen.

Maar het meest verrassende is de troon.
Gevlochten takken door elkaar. Een dikke tak in het midden en dunnere naar de zijkanten toe. Ertussen hangen blaadjes en zelfs besjes. Het zitkussen lijkt op een grijze paddenstoel. Dat deed haar denken aan wat haar moeder vroeger tegen haar zei.

'Nooit paddenstoelen kapot maken. De kleintjes zijn brood voor de eekhoorntjes. En de grote aan de bomen zijn nog belangrijker. Daar zitten de Elfen op. Daar spelen ze muziek en dansen ze op de wind.'

En dat laatste is dus waar. De koning is gezeten op een paddenstoel. De verschijning van de koning is ongelooflijk. Het eerste dat opvalt is zijn blonde haar. Elke Elf hier heeft donker haar. Behalve de koning. Nonchalant zit hij op zijn troon. Hij draagt lichte zilvergrijze kleding. Hij draagt verschillende zilveren broches. In zijn hand houdt hij een lange staf. Bovenaan de staf zit een gigantische zuivere smaragd.

Als iemand die dagenlang in grotten ronddoolt heeft Lena verschillende stenen leren kennen. En van haar cursussen heeft ze verschillende edelstenen leren kennen. En vooral dat ze in natuurlijke omstandigheden niet zo groot worden.

Maar bovenal.
"Zei je niet dat de koning in zijn kamer bleef?" ze had niet echt door dat ze voor de koning stond. Irính leek in shock.
"Buig voor de koning" zei hij gespannen "irriteer hem niet."

Maar Lena kon niet. Ze was betoverd door zijn verschijning. De koning is uitermate mooi. En zijn stem doet haar zweven. Al is wat hij zegt niet bepaald bemoedigend.

"Ik had wel gedacht dat je onmogelijke dingen zou proberen Irính. Je bent voorspelbaarder dan ik ooit had kunnen vermoeden."
Irính boog zijn hoofd naar beneden, uit schaamte of uit respect?

"Maar de geruchten zijn dus waar. Een mens van Boven Aarde in mijn koninkrijk. Ik weet meer van je dan jij denkt mens. Jouw naam is me al bekend. Je kenmerken zijn mijn volk al lang bekend. Maar je aangezicht is nieuw voor me."

De koning was staalhard en ijzig koud tegelijk. Hij stond recht.
"Ik wist niet dat het voor vrouw mensen de gewoonte was om kort haar te dragen."

"Het klinkt alsof u me wilt kleineren. Helaas Koning van de Grot. Ik ken die trucjes."
De koning keek geïnteresseerd naar Lena die ettelijke meters lager stond dan hij zit.

"Brutaliteit is het uitstellen van het doodsvonnis mens. Je komst is niet gewenst. Er is niets dat jij ooit voor mij zou kunnen betekenen."
"Een eerste indruk zegt alles" lacht Lena "het amuseert me dat je me kwijt wil. Niemand heeft me immers ooit gevraagd om hier te zijn."

De koning was bijzonder geïrriteerd.
"Mensen zijn een kort leven geschoren. Er is geen plaats voor mensen in mijn koninkrijk. Het enige plezier dat jou aanwezigheid me geeft is dat je kan wegrotten in een cel. Jouw leven is als een dag in dat van mij. Wees blij dat ik je leven spaar."

En dit was nu weer iets typisch voor haar. Zichzelf in de nesten werken. Dit was niet in nesten. Dit is pure ellende!
Twee soldaten. In zilveren glimmende borst stukken gehuld en met een groene mantel om de schouders kwamen binnen.

Ze grepen Lena ruw om de armen.
Paniek is een fantastisch woord om haar gevoelens nu te beschrijven.
"Net wat ik dacht" grijnsde de koning "mensen zijn breekbaar. Ik vergun je dat met alle plezier in mijn kerkers. Ik hoop dat je er sterft voor ik je naam opnieuw moet horen."
Nog nooit heeft ze zich zo machteloos gevoeld.

"Irính!"
De Elf keek zijn koning aan.
"Verdwijn uit mijn hofhouding. Jouw ellende is de mijne niet."
En daarmee was voor de norse koning alles gezegd.

The Elven KingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu