58) The Elven King

160 19 5
                                    

Een stevige pijn trok door Lena haar borstkas waardoor ze van de pijn omhoog getrokken werd. Nog geen seconde later viel ze weer plat neer.

In haar hoofd klonken er verschillende stemmen door elkaar. Maar ze kon er geen enkele uithalen.

Een tweede pijnscheut trok door haar heen en ze schreeuwde het uit. Uitgeput zakte ze terug neer. Ze voelde tranen en zweet. Haar lichaam was uitgeput.

Traag opende ze haar ogen en keek naar boven. Ze zag de houten bovenkant van een woonst. Het enige dat ze verder zag was een zachte licht groene schemer in de ruimte waar ze in lag. Ze draaide haar hoofd. Alles was wazig.

Ze keek op een statige figuur die een soort zwarte jurk of tuniek droeg. Dat kon ze nog niet zien. Daarover was een donkerblauwe losse jas met grote mouwen gehangen.

Lena knipperde met haar ogen.
De pijn in haar zij was verschrikkelijk.
"We hebben haar weer bij ons."

Dat was een vrouwenstem die ze niet kende. Lena voelde dat ze snel ademde. Traag hief ze haar hand op. Maar iets zeggen lukte haar niet. Ze voelde hoe oudere handen de hare omsloten.

"Welkom terug Lena. Het is een wonder dat je het gehaald hebt."
Ze liet haar hoofd hangen.
"Ze heeft slaap nodig. Iedereen moet haar met rust laten."

Daarop klonk er in het hoofd van Lena wat zacht gerommel en doofde het groene licht. Alleen die met de blauwe losse kimono bleef in de ruimte. Donkerte keerde terug in het hoofd van Lena en ondanks de pijn ontspande haar spieren een beetje. Daardoor zakte ze wat dieper in de matras weg. Dat was haar eerst zelfs niet opgevallen. Ze lag op een matras.

Achteraf zou ze te weten komen dat ze een droom loze slaap had gehouden.

De pijn in haar zij maakte haar opnieuw wakker. Ze moest hoesten en ook dat deed pijn. Ze knipperde met haar ogen om de slaap te verdrijven. Opnieuw zag ze de zoldering in hout.

"Lena?" dat was de vrouwenstem weer.
Ze draaide haar hoofd. De blauwe mantel zat nog steeds op de zelfde plaats als toen Lena in slaap viel. De vrouwen stem kwam dus van de blauwe mantel persoon.

"Wie?" maar dat was alles dat Lena kon zeggen.
De vrouw lachte. Lena zou ervan geschrokken zijn in normale omstandigheden maar nu dus niet. Maar de vrouw voor haar is de eerste in dit land die ze ziet met lang krullend haar.

"Welkom terug Lena" zei ze opnieuw.
"Je hebt een erg sterk hart."
Lena draaide haar hoofd en probeerde zich te verleggen maar de pijn kluisterde haar aan haar bed.

"Ik zou maar niet bewegen als ik van jou was. Die wond van je ziet er lelijk uit."
"Wond?"
"Ja Lena. De Elfen hebben ten einde raad mijn hulp gezocht. Je hebt veel bloed verloren."

Dat deed vragen op rijzen.
"Bloed?"
"Die pijn in je zij nog niet gevoeld? Dat is een enorme wonde die je daar hebt. Waarschijnlijk toegebracht door een steekwapen."

Lena kon zich niet voor de geest halen dat dat gebeurd was. Misschien toen ze tegen de grond ging of een verdwaald wapen of iemand per ongeluk of... Ze wist het niet.

"Je moet wel erg gegeerd zijn dat ze me het onmogelijke vragen."
"Wat is het onmogelijke? Alles is mogelijk als je er in geloofd!"
De vrouw met krullen lachte. Ze zag eruit als een vrouw in haar vroege negentiger jaren.

"Ik ben zoals jij het noemt een magiër Lena. Ik heb je uit de dood terug gehaald."
Dat kon niet, dat bestond niet.

"Je geloofd het niet! Ik weet het. Het klinkt onwaarschijnlijk. De dood kan alleen maar weer gekeerd worden onmiddellijk na het voorval. Ik weet wat je hoopt maar ik moet je teleurstellen. Voor heer Amrynn is het te laat."

Dat stelde haar teleur.
"Maar waarom mij willen redden? Auw!"
"Blijf maar rustig liggen. Je hoeft je nergens voor te haasten."

Lena trok een pijnlijke grimas en probeerde de pijn te verbijten.
"Ik ben niet degene die je gered heeft Lena. Dat was iemand anders."
"Wie dan!"

Ze begon te roepen. Niet uit frustratie maar van de pijn.

"Dat zal zijne majesteit Anluen van Alsandaìr geweest zijn."
Een vage rust keerde in Lena's hart. Die groene schijn. Er zit een smaragd in zijn staf.

"De macht van een koning is groot. Groter dan die van, laten we zegen normale Elfen. Hij heeft je uit de eerste fase van de dood gered. Maar je hebt veel bloed verloren. Iets wat een Elf niet kan verhelpen. Dus hebben ze mijn hulp gevraagd voor het opnieuw te laat zou zijn."

Dat klonk zo ongelooflijk. Maar Lena troostte zich aan de gedachte dat alles inderdaad een doel gehad heeft.

"Jij was het die het visioen over mij en Arela had!"
De vrouw lachte vriendelijk.
"Ik wist dat je daar snel achter zou komen. Maar ik raad je aan om te rusten. Je bent niet buiten gevaar. Ik weet niet of we je een volgende keer kunnen redden.

En dan zal ik niet meer helpen ook niet. De dood mag niet vermeden worden. Het is de rust die ons hart nodig heeft.
Het klopt niet alleen voor ons. Het zingt het lied van ons leven."

Lena kruiste haar armen over zich heen van de pijn.
"Waarom?!"
De eeuwige vraag.
Waarom?

De magiër stond recht.
"Ik zal wat te eten voor je halen."
Daarop liep ze naar buiten.

"Wacht!" kreunde Lena!
"Wat is je naam?"
De magiër lachte.
"Hoe wil je dat ik heet?"
"Nura?"

De vrouw knikte.
"Goed geraden."

The Elven KingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu