Irính stond met een zwaar gemoed aan de deur van de slaapkamer , die nu al acht dagen de thuis van de koning was.
Hij hoorde een gedempte stem die door de gesloten deur heen tegen hem sprak."Het heeft geen zin je achter de deur te verstoppen. Zeg wat je te zeggen hebt en vertrek daarna."
De koning klonk ontzettend humeurig.
"Ik kom kijken hoe het met u gaat." mompelde Irính verzekerd dat de koning hem kon horen.
"Weeral?" vroeg de koning nors "dat doe je wel vaak de laatste tijd. Ik ben koning met een reden. Ik kan voor mezelf zorgen. Daar heb ik niemand voor nodig!"Hij heeft wel iemand nodig. Met elke dag langer die hij in zijn vreemde toestand doorbrengt, hoe meer de bloemen verwelken, hoe minder vogels fluiten, hoe geler het gras word hoe minder de zon schijnt. Alsof de natuur mee wegkwijnt met de Elfenkoning.
Met een zwaar gemoed laat hij de koning. Als hij dan toch zijn bezorgdheid onnodig vind zal hij niet langer komen. De ene keer dat hij hier terug zal staan is als hij andere hulp heeft gevonden.
Al zijn hoop ligt bij Dogaun. De prins is te jong om te regeren naar zijn mening. Is te gek op avontuur om een land te regeren. Nu toch nog. Hij zou liever hebben dat hij nog wat op zijn troon blijft zitten. De koning was in zo een goede gezondheid. En Elfen worden nooit ziek. Ze raken slechts heel zelden gewond omdat hun krijgskunst en precisie uitermate ontwikkeld is. Er is iets anders aan de hand. Geen magie, dat zouden ze gevoeld hebben.
Dogaun moet een oplossing hebben. De raad reageerde met afkeer op zijn voorstel maar Irính begon er steeds meer voor te voelen, of de raad het goed vind of niet.
Met een snelle vlotte pas liep hij naar het verblijf van Dogaun. Zonder pardon deed hij de deur open. Elfen voelen elkaars aanwezigheid. Ze kunnen de afstand ten opzichte van elkaar inschatten. Zo verliezen ze nooit de weg. Bovendien hebben ze een enorm geheugen. Wat ook moet als je duizenden jaren oud kan worden.
Dogaun keek op van zijn papier. De schrijfveer in de hand. "Ik had je verwacht" mompelde de jonge Elf, "het verbaasd me alleen dat je er zo lang over deed."
"Wat heb je gevonden?"Het jonge raadslid leidde zijn leermeester naar een stoel. De stoel voor gasten. Want gasten staan altijd boven de eigen persoon. Zeker de Elf met het hoogste zeggenschap na de koning.
"Wat mij het slimst lijkt is een vrouwelijk mens. Zij zijn gevoeliger, hebben meer fantasie. Kinder mensen zou nog beter zijn maar die kunnen de koning niet helpen. Mannelijke mensen zijn te gevaarlijk, ongelovig."
Irính knikte slechts.
"Ik zou het als het hier is eeuwig hier houden. Het kan en mag niet praten. Of we moeten een spreuk over het uitspreken maar we werden niet hoe het daar op zal reageren. Bovendien zal de koning net het zelfde voorstellen. Alleen misschien in een minder aangename manier."
Irính knikte opnieuw.
"Ik heb nog met enkele raadsleden gesproken. Als het hier blijft, moet het in uw woonvertrekken blijven."
Irính trok grote ogen. "Verwachten ze dat? Goed, als dat is wat ze willen zal in gehoorzamen."
"Als laatste moeten we die mens zelf zoeken."
Irính zag hier geen probleem in.
"In de grotten boven Onder Aarde zijn soms mensen. Zij kennen de grotten, zijn vertrouwd met het leven erin. Zo iemand zal het zijn."Dogaun knikte. "Gaan de vandaag nog?"
"We gaan vandaag nog. Ik voel dat er mensen zijn. Er moet een vrouwelijk mens zijn ook."Samen samen stonden ze recht.
Irính begon een spreuk te mompelen. Net zolang tot als alles heel licht werd rondom hen en ze Onder Aarde verlaten hadden.

JE LEEST
The Elven King
FantasíaOp een morgen die eigenlijk te perfect is om waar te zijn overvalt een onbekende ziekte de Elfenkoning. Samen met hem kwijnen de planten en dieren van de Bos Elfen weg. Ze vestigen hun hoop op Lena, een jonge vrouw die ze in een grot ontvoeren uit d...