Tijd

956 32 12
                                    

Tijdens deze 'intelligent' lockdown ben ik opnieuw begonnen bij seizoen 1, en dan komen dus nieuwe ideeën om de hoek kijken. Hierbij een verhaaltje gebaseerd op de laatste minuten van seizoen 7, episode 6: 'Mooi'.

''t Gaat toch niet te gezellig worden, hè', de bekende stem geeft me de rillingen. Ik draai van Wolfs weg en probeer me te herpakken, maar het lukt niet. Niet deze keer. Het gaat zo goed tussen ons de laatste tijd. Ik stond zelfs op het punt om toe te geven aan m'n gevoelens. En toen die ringtone. Wolfs pakt mijn arm vast, maar laat me weer los. Beiden kijken we zoekend om ons heen, maar zoals gewoonlijk is De Vos in geen velden of wegen te bekennen. Als ik me weer omdraai, kijk ik recht in zijn ogen. Mijn tranen kan ik niet langer verbergen, 'ik wil dat dit ophoudt'. Hij slaat zijn armen stevig om me heen. Angstig kijk ik over zijn schouder. Wat als er weer op ons wordt geschoten? 'Ik wil dat dit ophoudt', fluister ik nog een keer. 'Ssh, Eef', hij legt zijn hand op mijn achterhoofd en drukt een kus in mijn haren, 'ik ga dit oplossen'. De minuten verstrijken en eindelijk voel ik mijn hartslag een beetje dalen. 'Kom', hij wrijft nog eens stevig over mijn rug, 'ik breng je naar huis'. Hij slaat zijn arm om me heen en dicht tegen elkaar aan lopen we naar De Ponti. Naar huis. Woorden worden er niet gewisseld, maar ik merk hoe Wolfs af en toe naar me kijkt. Wat er net gebeurd is, is verschrikkelijk. Het maakt dat ik me nergens meer écht veilig voel. Maar toch geniet ik stiekem van zijn nabijheid. De veiligste plek die ik me kan bedenken is in zijn armen. 'We zijn er', hij drukt zijn lippen op mijn slaap en laat me even los. Ik zie zijn hand even trillen, terwijl hij de sleutel in het slot steekt. Ook hij is van streek. 'Zo', hij laat me voor de woning in. Een echte gentleman, zoals altijd. 'Zal ik iets te drinken voor je pakken?', hij legt zijn handen op mijn schouders, 'warme chocolademelk?'. Ik twijfel even. Het liefst zou ik even gaan douchen. Alles van me afspoelen. 'Eef?', voorzichtig draait hij me om, 'gaat het?'. 'Ja...', ik schud kort met mijn hoofd, 'ja, sorry, chocomel lijkt me heerlijk'. Ik wil me omdraaien om de kelder in te lopen, maar ik voel zijn vingers rond mijn pols sluiten. Als ik in zijn ogen kijk, voel ik het bloed naar mijn wangen stromen. 'Hé', zachtjes laat hij zijn duim over mijn wang glijden, 'het komt goed, hè'. 'Weet ik wel', mompel ik. Hij legt zijn vinger onder mijn kin en tilt mijn gezicht een stukje op, 'Eva...'. Ik kijk hem aan en zie zijn gezicht dichterbij komen. 'Nou, kom', ik druk snel een kus op zijn wang en vlucht dan de keuken in. Mijn hoofd loopt over. Aan de ene kant ben ik doodsbang dat er iets gebeurt met Wolfs. Of met Fleur. Dat De Vos binnenkort genadeloos zal toeslaan. En aan de andere kant ben ik smoorverliefd. Stapelgek op mijn partner. Iets wat absoluut niet kan. Iets wat niet mag. Maar vind ik dat nog wel zo erg? Als De Vos zijn zin krijgt, dan... Hij wil ons kapot maken. Kapot maken voordat ik eindelijk mijn ware gevoelens heb kunnen uitspeken. Kapot maken voordat ik zijn lippen eindelijk weer eens heb kunnen proeven. Ik trek de koelkast open en laat mijn ogen over de inhoud glijden, maar ik zie eigenlijk niets. Twee keer heb ik de kans gehad vandaag en twee keer werd het verpest door hem. Door De Vos. Eerst door z'n belletje, daarna simpelweg door de gedachte aan die eikel. 'Fuck!', gefrustreerd sla ik de koelkast dicht. Als ik me omdraai, knal ik hard tegen Wolfs op. Geschrokken kijk ik hem aan. 'Wat is er?', hij glimlacht flauwtjes, 'is er geen chocola...'. Voor hij zijn zin af kan maken druk ik mijn lippen op de zijne. Zo snel als mijn lippen de zijne vonden, zo snel haal ik ze er ook weer af. 'Demelk...', verbaasd kijkt hij me aan. Hij laat z'n vingers even over zijn lippen glijden. Verlegen wend ik mijn blik af. Misschien wil hij dit wel helemaal niet. Heb ik het allemaal verzonnen. Ik zucht diep en recht mijn rug. 'Wolfs, sorry, ik...', hij schudt zijn hoofd en legt zijn vinger op mijn lippen. 'Er is iets wat ik je al heel lang wil vertellen', fluistert hij, 'wat ik je allang had moeten vertellen'. Hij kijkt me diep in de ogen en de vlinders razen door mijn buik. Zijn vinger glijdt van mijn lippen naar mijn wang en heel zacht, heel voorzichtig, kust hij me. Veel te snel trekt hij zich weer terug. Met een flauwe glimlach kijkt hij me aan, laat hij zijn vinger langs mijn kaak glijden. 'Eva, ik hou...', voor hij zijn zin kan afmaken druk ik mijn lippen weer op de zijne. Dit keer gaat onze kus over in een zoen als hij zachtjes op mijn lip bijt. Mijn tong verkent zijn mond en ik kan eerlijk zeggen dat ik nog nooit zoiets heerlijks heb geproefd. Hij heeft zijn armen stevig om me heen geslagen en ik kan zijn hart voelen kloppen. Snel en krachtig. Als we allebei buitenadem zijn, trekt Wolfs zachtjes grinnikend zijn hoofd iets naar achter. Teder drukt hij kusjes op mijn voorhoofd, mijn wang, mijn neus, mijn lippen. Alles in mijn lichaam schreeuwt dat het tijd is om die woorden eindelijk uit te spreken. 'Wolfs', ik leg mijn hand op zijn borst en laat mijn voorhoofd tegen het zijne rusten, 'ik hou ook van jou'.

Ohja, voor de lezers van Overgave: geen deeltje vrees ik, morgenochtend :( Hopelijk kan ik dit weekend wat vooruit werken!

Korte verhaaltjes - Flikken MaastrichtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu